3.5 Vergelijkingen oplossen Vergelijkingen met haakjes 2 HAVO deel 1 3.5 Vergelijkingen oplossen Vergelijkingen met haakjes 1 1
Vergelijkingen met haakjes Theorie 5(a + 1) = 2a + 14 Wat doe je als er haakjes in een vergelijking staan? 5a + 5 = 2a + 14 - 2a - 2a Werk eerst de haakjes weg. 3a + 5 = 14 - 5 - 5 3a = 9 : 3 : 3 a = 3 De oplossing van de vergelijking is a = 3. © Noordhoff Uitgevers bv
Vergelijkingen met haakjes Theorie Voorbeeld Los op. 3(𝑥 − 2) = 2(𝑥 − 4) Uitwerking 3(𝑥 − 2) = 2(𝑥 − 4) Werk de haakjes weg. 3𝑥 − 6 = 2𝑥 − 8 Uit het rechterlid moet 2𝑥 verdwijnen. - 2𝑥 - 2𝑥 𝑥 − 6 = - 8 Uit het linkerlid moet −6 verdwijnen. +6 +6 𝑥 = - 2 De oplossing van de vergelijking is 𝑥 = - 2. © Noordhoff Uitgevers bv © Noordhoff Uitgevers bv