Les 6 Combineren van bewerkingen in berekeningen Rekenen Judith Iedema Les 6 Combineren van bewerkingen in berekeningen
Rekenblokken - Hoe staat het ervoor met het huiswerk? -Problemen/vragen over les 1,2,3,4,5? - Week 46 Toets rekenen over Getallen 3f, les 1 t/m les 6 - Toets is op papier - eerste deel hoofdrekenen, tweede deel is met rekenmachine - Vergeet je rekenmachine niet!! - Deadline voor het huiswerk: Zondag 12 november om 12.00 (‘s middags!!)
Les volgende week - Blad ‘weetjes voor de toets’ - Jullie krijgen een oefentoets in de les - Afmaken huiswerk les 1 t/m 6 Heb je vragen? jc.iedema@noorderpoort.nl
Doel van deze les Berekeningen maken waarbij je bewerkingen met elkaar moet combineren in contextsituaties. Jullie oefenen: • het vertalen van situaties naar een bewerking. • binnen een situatie het resultaat van een berekening op juistheid te controleren. Het uitvoeren en combineren van verschillende bewerkingen om tot een goed antwoord te komen, staat in deze les centraal. Het gaat daarbij om de bewerkingen vermenigvuldigen, delen, optellen en aftrekken.
Waar of niet waar? Niet waar, 60.000 0,06 miljoen is 6000 Waar 0,43 miljard is 430.000.000 Niet waar Je moet eerst delen, dan optellen. 8 + 8 : 4 = 10 8 + 8 : 4 = 4 Niet waar 2.400.000 : 12 = 200.000 De jaaromzet is 2,4 miljoen. Dat is gemiddeld twintigduizend per maand. Waar
Weetjes deze les Onthouden: 1 dm3 = 1 Liter 1m3 = 1000 Liter Metriek stelsel Kim Holland Danst Met De Chinezen Mee Onthouden: 1 dm3 = 1 Liter 1m3 = 1000 Liter
Oefenen Hoeveel elke volwassene moet betalen Een familie wil een dagje sporten in een indoor sportpark. Het gaat om vier volwassenen en zes kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar. Ze kopen twee parkeerkaarten. Drie volwassenen willen als extra activiteit nog indoorklimmen. De vier volwassenen betalen de prijs en delen de kosten. Hoeveel moet elke volwassene betalen? Stap 1 Wat moet je berekenen? Hoeveel elke volwassene moet betalen Stap 2 Welke berekeningen horen hierbij? Begin met het uitrekenen van de totale kosten
Stap 3 Wat is het antwoord? Een familie wil een dagje sporten in een indoor sportpark. Het gaat om vier volwassenen en zes kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar. Ze kopen twee parkeerkaarten. Drie volwassenen willen als extra activiteit nog indoorklimmen. De vier volwassenen betalen de prijs en delen de kosten. Hoeveel moet elke volwassene betalen? De groep is [6 + 4] tien personen groot. Je krijgt korting vanaf tien personen. Dus de familie krijgt per persoon inderdaad € 1,10 korting. Reken uit hoeveel korting ze in totaal krijgen: 10 × € 1,10 = € 11,00. Ze betalen dus € 110,70 – € 11,00 = € 99,70. Je weet nu het totaalbedrag, maar nog niet wat elke volwassene apart betaalt. Dus € 99,70 : 4 = € 24,925. Stap 3 Wat is het antwoord? 24,93, want geld rond je altijd af op twee decimalen
Stap 1 totale berekening maken Raft 8: 14,50 euro x 5 uur = 72,50 Wetsuit: 8 x 3,60 euro = 28,80 Helm: 8x1,50 = 12,00 Ton: 2x1,50 = 3,00 72,5+28,80+12,00+3,00 = 116,30 Stap 2 Korting berekenen. 10% korting van 116,30 = 11,63. 116,30-11,63 = 104,67 Stap 3 Is dit het antwoord op de vraag? Ja, bij deze vraag wordt er gevraagd hoeveel ze gezamenlijk moeten betalen. Euro 116,30 1.163 % 100% 1% 10% 11,63
Aan de slag (huiswerk) Les 6 som 6 hoeft niet! Voor som 7 heb je nodig: 1m3 = 1000 Liter Lestoets 6 Tip: Maak eerst som 9 en 10 uit les 6, ga hierna verder met som 1 t/m 8. Ik kijk 12 november om 12.00 hoe het er voor staat met het huiswerk: Les 1 + lestoets 1 Les 2 + lestoets 2 Les 3 + lestoets 3 (som 7, 15, 17 uit de les hoeven niet) Les 4 + lestoets 4 Les 5 + Lestoets 5 Les 6 + Lestoets 6 (som 6 uit de les hoeft niet)