Verwijswoorden
Verwijswoorden hebben een referent Verwijst naar wat eerder is genoemd of wat nog komt. Gaat meestal vanzelf goed. Bij twijfel nadenken over de regels.
Verwijswoorden voor mannelijke woorden: hij, hem, zijn, deze, die De weerman voorspelde een zonnige dag. Hij wees op de kaart. Het deed hem goed dit bericht te kunnen geven. Zijn humeur was uitstekend. Deze was net zo zonnig als het weerbericht.
Verwijswoorden voor vrouwelijke woorden: zij, ze, haar, deze, die Inger Nilssen is een bekende actrice. Zij is beroemd geworden door haar vele films en series waarin ze Pipi Langkous speelde. Die maakte ze met veel plezier. Ze is nu 57 jaar.
Verwijswoorden voor onzijdige woorden: het, zijn, dit, dat Het raam is verschrikkelijk vies. Het moet nodig schoongemaakt worden. Dat vind ik geen leuk klusje.
Verwijswoorden voor meervoudswoorden: zij, ze, hen (als lijdend voorwerp, na voorzetsel), hun (als meewerkend voorwerp), deze, die Die mensen moeten snel schuilen voor de regel. Hun kleding wordt helemaal nat. Ik heb hen nog gewaarschuwd maar ze luisterden niet.
Verwijswoorden voor overtreffende trap, hele zin en de woorden iets, alles en niets: wat Mijn fietsband is lek wat ik niet zo leuk vind. Alles wat ik wil, is met jou op vakantie. Het mooiste wat ik ooit heb gezien, is de Mont Blanc.
Praten over mensen: over wie… Over dieren en dingen: over wat…. Over wie heb je gedroomd? Over wat hebben jullie gepraat?