Lesplanning Eerste 5 minuten: maak de opdracht die je op papier gekregen hebt (leestekens invullen) Daarna: theorie en opdracht bespreken Opdrachten maken in je boek

Interpunctie (leestekens)

Punt Einde van de zin Halfvolle melk is in de reclame. Bij afkortingen J. Smit, a.u.b. melden bij de balie! Niet na maten en gewichten Het vel papier is 30 cm lang.

Komma In opsommingen, maar niet voor ‘en’ Ik kocht appels, peren en bananen. Tussen twee persoonsvormen Als ik slaag, geef ik een feest. Na een aanspreking of tussenwerpsel Vera, kom je eten? / Goh, wat vervelend. Bij een extra toelichting die je weg kunt laten De jongen, die blind is, stootte zijn hoofd. Tussen een hoofd- en een bijzin Ik kan niet, omdat ik moet werken.

Vraagteken en uitroepteken Vraagteken na een vraag Wil je even naar me toe komen? Uitroepteken na een uitroep Kom hier!

Dubbele punt Voor een opsomming zonder opsommingswoord We kochten veel: een tafel, een stoel… We kochten veel, namelijk een tafel… Voor de directe rede De bruid zei: “Ja, ik wil!” Voor een uitleg Hij gebruikte een kaasschaaf: een scherp voorwerp om kaas in plakjes te snijden.

Puntkomma Tussen twee hoofdzinnen die bij elkaar horen Het regent; we gaan niet met de fiets

Aanhalingstekens Bij een citaat Hij riep: “pas op voor die bal!” …Ook als dat maar één woord is Hij zei dat hij de koekjes ‘goddelijk’ vond Bij de directe rede “Gaan we?” zei Janneke. “We zijn al laat!” Als je iets ironisch bedoelt Een 3? Echt ‘geweldig’ gedaan. Als het om het woord zelf gaat ‘Loo’ is een oud woord voor bos.

Een bezoek aan de huisarts Gisteren ging ik met mijn zusje, die ziek was, naar de dokter. Mijn moeder kon jammer genoeg niet mee; ze moest bij mijn oma langs om daar te wassen, te strijken en te stofzuigen. We moesten erg lang wachten in de wachtkamer, daar werden we echt heel ‘blij’ van. Een half uur te laat kwam de dokter ons roepen. “Eindelijk!” riep mijn zusje uit. Na een kort onderzoek schreef de dokter mijn zusje cetrizine voor: dat is een medicijn tegen hooikoorts. Hij zei: “Willen jullie dit a.u.b. ophalen bij de apotheek?” Toen we naar de apotheek gingen, moesten we daar ook weer in de rij staan. “Pff, dat duurt allemaal wel heel lang.” zuchtte mijn zusje. Er waren een heleboel mensen voor ons, namelijk drie mannen en twee vrouwen. Uiteindelijk waren we aan de beurt en kregen we een doosje met 30 hele kleine pilletjes, (of : ) ze waren nog geen halve cm lang. Op het doosje stond ‘cetrizine’ geschreven. Eindelijk konden we naar huis en kon mijn zusje haar medicijnen innemen. Jammer genoeg vond ze ze echt ‘afschuwelijk’ smaken.

Opdrachten Maak de opdrachten over leestekens in je boek: Boek B, bladzijde 201 en 202 Opdracht 3, 4 en 5  Af voor 18 februari