De aanvoegende wijs of conjunctief 25 januari 2017
Werkwoordswijzen Werkwoorden staan niet alleen in een bepaalde tijd (prs., impf., perf., pqpf., fut., fut. ex.) en in een bepaalde diathese (actief, passief) maar ook in een bepaalde wijs (modus). We onderscheiden in het Latijn 3 modi.
Werkwoordswijzen (2) -indicativus of aantonende wijs -imperativus of gebiedende wijs -conjunctivus of aanvoegende wijs Vergelijk de volgende zinnen: 1. De koning leeft (vaststelling van feit) 2. Leef, koning! (bevel) 3. Leve de koning! (wens)
Gebruik van de werkwoordswijzen Zoals je ziet gebruikt het Nederlands (én het Latijn) -de indicatief om een feit vast te stellen -de imperatief om een opdracht/bevel te geven -de conjunctief om een wens uit te drukken Het Latijn gebruikt de conjunctief verder om (1) aansporing, (2) twijfel, (3) verbod of (4) mogelijkheid aan te geven.
Voorbeelden conjunctief: Latijn 1. Utinam pater domi sit! 2. Intremus aedificium. 3. Quid faciamus? 4. Ne fumes! 5. Faciamus excercitia.
De conjunctief: vorming a-stammen vocare: conjunctief vergelijk: praesens vocem voco voces vocas vocet vocat vocemus vocamus vocetis vocatis vocent vocant
Conjunctief: vorming e-stammen, i-stammen, mk-stammen Bij de overige werkwoordsgroepen kenmerkt zich de conjunctivus door een ingevoegde -a- in de stam. Hierdoor lijkt het soms op het futurum! terrēre audire ducere terream audiam (!) ducam (!) terreas audias ducas terreat audiat ducat terreamus audiamus ducamus terreatis audiatis ducatis terreant audiant ducant audire (fut) ducere (fut) audiam (!) ducam (!) audies duces audiet ducet audiemus ducemus audietis ducetis audient ducent
Conjunctivus passief De conjunctivus van het passief wordt hetzelfde gevormd als die van het actief, maar dan met de uitgangen: -r, -ris, -tur, -mur, -mini, -ntur
Zet de indicatief om naar de conjunctief en naar het passief. 1. auditis 2. terres 3. vocant 4. ducimus 5. intro 6. dicit
De conjunctivus in de bijzin Tot nu toe hebben we de conjunctivus praesens in de hoofdzin behandeld. De conjunctivus kan echter ook in bijzinnen voorkomen. Dit komt voor in drie gevallen: (i) na bepaalde voegwoorden (ut, cum, ne) (ii) in een betrekkelijke bijzin (iii) in een afhankelijke vraag
De conjunctivus in een afhankelijke vraag Femina rogat: “Quis est ille vir?” Femina rogat … Quid Antonius vult? Antonius nescit … Intramus aedificium. Dubitamus utrum … Cur id facere non vultis? Non intellego cur … Quando lectionem habemus Nescio quando …
De conjunctivus van de verleden en voltooide tijd (vorming). De conjunctivus van het imperfectum vorm je met de infinitief van het werkwoord, gevolgd door de uitgangen: -m (-r) mitto ? -s (-ris) videris -t (-tur) audit -mus (-mur) ferimus -tis (-mini) ducimini -nt (-ntur) terrentur
Conjunctivus perfectum De conjunctivus van het perfectum is gelijkvormig aan het futurum exactum van de indicatief, met uitzondering van de 1e p. ev.: Fut. ex. ind. Perf. conj. vocavero vocaverim (!) vocaveris vocaverit vocaverimus vocaveritis Vocaverint vocaverint
De conjunctivus plusquamperfectum De conjunctivus van het plusquamperfectum vorm je op dezelfde manier als die van het imperfectum, maar dan met gebruik van de perfectumstam! 1. vocasset ? 2. essemus 3. ferretis 4. audirent
Conjunctivus imperfectum en plusquamperfectum: gebruik De conjunctivus van het imperfectum en plusquamperfectum gebruikt het Latijn om een irreële situatie aan te geven. Bij een plusquamperfectum vindt deze situatie in het verleden plaats: 1. Si pecuniam haberem, raedam pulcherrimam emerem. 2. Si tempus habuissem, in Colosseum venissem.
Hoe vorm je het (plusquam)perfectum passief van de conjunctief? 1. vocavisti 2. vocaverunt 3. vocavisset 4. vocaverant 5. audivimus 6. terrueratis 7. duxit 8. audiveramus