3a Grammatica 1 +2 www.mevrouwzus.wordpress.com.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Met symbolen van Montessori
De samengestelde zin.
Herhaling van hoofdstuk
naamwoordelijk gezegde
Taaloefeningen.
Grammatica hst. 1 t/m 3 Woordsoorten Zinsdelen PV H1 WG LW H. 1 NG BNW
Basisschool de Wester 9 mei 2014.
Fouten met verwijswoorden
Stappenplan ontleden Enkelvoudige zinnen.
Grammatica Nederlands
Nederlands Woordsoorten.
HERHALING ZINSLEER.
HERHALING ZINSLEER.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
Voegwoorden.
Woordsoorten benoemen
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Woordsoorten benoemen
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
VRIJDAG 4 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA 15 minuten lezen Herhalen hoofdstuk 4 Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
Werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en de werkwoorden
WERKWOORDELIJK GEZEGDE
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
HET GEZEGDE MOET IETS DUIDELIJK MAKEN OVER HET ONDERWERP Het naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord.
De grote Grammatica woordsoorten Quiz!
persoonsvorm de De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
Grammatica woordsoorten
Grammatica zinsdelen 2vwo, periode 2a.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Woordenschat H4 In deze powerpoint: Opfrissen: Wat is een voorzetsel?
3 vwo Grammatica 1
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Overzicht van de zinsdelen
De samengestelde zin.
Verschil: redekundig en taalkundig ontleden
Grammatica Hoofdzin en bijzin.
voorzetselvoorwerpszin
Lijdendvoorwerpszin, onderwerpszin en bijwoordelijke bijzin
Nevenschikking en onderschikking
Meewerkendvoorswerpzin
Bijzin als zinsdeel Gezegdezin.
Grammatica woordsoorten.
Grammatica Stappenplan wg of ng??.
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien
Grammatica Voorbereiding SO.
Grammatica woordsoorten
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Grammatica (redekundig)
Nevenschikking en onderschikking
Hoe ontleed je een zin in zeven stappen?
Soorten werkwoorden.
Grammatica zinsdelen 2havo, periode 2a.
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Grammatica: werkwoorden
ZINSDELEN HAVO-2.
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

3a Grammatica 1 +2 www.mevrouwzus.wordpress.com

Zinsontleding in 11 stappen (herhaling) pv= persoonsvorm |= zinsdeel wwg = werkwoordelijk gezegde nwg = naamwoordelijk gezegd ond = onderwerp lv = lijdend voorwerp mv = meewerkend voorwerp vzv = voorzetselvoorwerp bwb = bijwoordelijke bepaling bijst = bijstelling bvb = bijvoeglijke bepaling www.mevrouwzus.wordpress.com

Zoek de pv pv= persoonsvorm= De werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet. Zij zingt een lied. Zij zong een lied. pv= zingt www.mevrouwzus.wordpress.com

2. Verdeel de zin in zinsdelen zinsdeel= Een woord of een groepje woorden dat je voor de persoonsvorm kunt zetten. Hij | heeft | een nieuwe cd. Een nieuwe cd | heeft | hij. www.mevrouwzus.wordpress.com

3. Zoek het wwg wwg= werkwoordelijk gezegde= Alle werkwoorden in de zin. Jullie hond heeft mij gebeten. wwg= heeft gebeten www.mevrouwzus.wordpress.com

4. Zoek het nwg nwg= naamwoordelijk gezegde= koppelwerkwoord (+hulpwerkwoorden) + naamwoordelijk deel Bij een naamwoordelijk gezegde koppelt het koppelwerkwoord het onderwerp aan het naamwoordelijk deel. Het naamwoordelijk deel is dus een kenmerk of eigenschap van het onderwerp. Meestal is het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord. Let op: een zin met een naamwoordelijk gezegde bevat nooit een lijdend voorwerp! www.mevrouwzus.wordpress.com

Het naamwoordelijk gezegde werkwoordelijk deel (ww.deel) naamwoordelijk deel (nw.deel) ww.deel= alle werkwoorden uit de zin incl. een koppelwerkwoord zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen nw.deel= zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord geeft een kenmerk of eigenschap van het onderwerp www.mevrouwzus.wordpress.com

Koppelwerkwoorden Negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Een werkwoord is alleen een koppelwerkwoord als: het één van de negen koppelwerkwoorden is het te vervangen is door een ander koppelwerkwoord uit het rijtje Onze buurman is slager. www.mevrouwzus.wordpress.com

Geen koppelwerkwoord Als zijn betekent zich bevinden. Als schijnen betekent licht uitstralen. Als blijven betekent verblijven. Als lijken betekent gelijkenis vertonen. www.mevrouwzus.wordpress.com

Zo vind je het ng Zoek de persoonsvorm, het onderwerp en de overige werkwoorden Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? = ng Noteer het naamwoordelijk gezegde: persoonsvorm + [naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken! www.mevrouwzus.wordpress.com

Voorbeeld ng Je zus | zal | later | een goede zangeres | worden. pv=zal, ow= Je zus, overige werkwoorden= worden Vraag: Wat zal je zus worden? (Antwoord: een goede zangeres) ng= zal [een goede zangeres] worden www.mevrouwzus.wordpress.com

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde? Een wg zegt wat iemand of iets DOET. Een ng zegt wat iemand IS (of wordt, blijft, lijkt.) www.mevrouwzus.wordpress.com

Stappenplan wg of ng? Noteer persoonsvorm en onderwerp. Vraag: staat er een koppelwerkwoord in de zin? nee= wg ja= stap 3 Is er een werkwoord met een duidelijke betekenis (=zww)? ja= wg nee= ng Wat + pv + ow + overige ww’en? = nw.deel ng= pv + [nw.deel] + overige ww’en www.mevrouwzus.wordpress.com

5. Zoek het ond ond= onderwerp= Wie of wat + gezegde? Berbel staat niet op de foto. wwg= staat Wie of wat staat? Berbel ond= Berbel www.mevrouwzus.wordpress.com

6. Zoek het lv lv= lijdend voorwerp= Wie of wat + gezegde + onderwerp? Anneli heeft de foto’s gemaakt. wwg= heeft gemaakt ond= Anneli Wie of wat heeft Anneli gemaakt? lvw= de foto’s www.mevrouwzus.wordpress.com

7. Zoek het mv mv= meewerkend voorwerp= Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? Soms ‘bij’ Wil je die bekende acteur een vraag stellen? wwg= wil stellen ond= je lvw= een vraag Aan of voor wie wil je een vraag stellen? (aan) die bekende acteur =lvw www.mevrouwzus.wordpress.com

8. Zoek het vzv vzv= voorzetselvoorwerp= Het zinsdeel dat met een voorzetsel begint. Dit is een vast voorzetsel bij een zelfstandig werkwoord of het naamwoordelijk gezegde. Dit voorzetsel kun je (bijna) niet vervangen door een ander voorzetsel. De leerlingen | verlangen | erg | naar de herfstvakantie. verlangen naar naar de herfstvakantie = vzv www.mevrouwzus.wordpress.com

9. Zoek de bwb bwb= bijwoordelijke bepaling= De zinsdelen die overblijven! Het antwoord op vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarheen, hoe, hoeveel? Er zijn verschillende bwb: van plaats, tijd, oorzaak, middel, richting, enz. Waar | heb | je | gisteren | de sleutel | gelegd? Waar = bwb gisteren = bwb www.mevrouwzus.wordpress.com

10. Zoek de bijst bijst= bijstelling= een deel van een zinsdeel staat altijd tussen komma’s achter het zelfstandig naamwoord noemt hetzelfde nog een keer in andere woorden In Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, wonen heel veel mensen. de hoofdstad van Nederland www.mevrouwzus.wordpress.com

11. Zoek de bvb bvb= bijvoeglijke bepaling= Een deel van een ander zinsdeel! Een bijzonderheid, kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord (znw). Kan voor of achter het znw staan. Als de bvb achter het znw staat, begint zij met een voorzetsel. Voor de deur van de supermarkt | verkoopt | de dakloze vrouw | haar krantjes. van de supermarkt  deur dakloze  vrouw haar  krantjes www.mevrouwzus.wordpress.com

Samengestelde zinnen www.mevrouwzus.wordpress.com

De samengestelde zin Een zin met 1 persoonsvorm noemen we een enkelvoudige zin. Een zin met meer dan 1 persoonsvorm noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit: hoofdzinnen of uit (een) hoofdzin(nen) en (een) bijzin(nen). www.mevrouwzus.wordpress.com

Hoofdzin In een hoofdzin staat de persoonsvorm vooraan of na het eerste zinsdeel. Voorbeelden: Ga je mee tennissen? Ik ga vanmiddag tennissen. www.mevrouwzus.wordpress.com

Voegwoorden Wat is een voegwoord? Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar. Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar dit hoeft er niet altijd te staan. www.mevrouwzus.wordpress.com

Nevenschikkende voegwoorden Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door de voegwoorden en, maar, want of of. Voorbeelden: Het is al laat en daarom kom ik vanavond. Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag. Ik kom vanavond want het is al laat. Kom je vanmiddag of kom je vanavond? Opmerking: In een hoofdzin kun je nooit het woordje ‘niet’ tussen de persoonsvorm en het onderwerp zetten. www.mevrouwzus.wordpress.com

Bijzin In een bijzin staat de persoonsvorm (bijna) achteraan. Voorbeelden: Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen. Hij zei dat hij meer dan drie uur getennist had. Een bijzin begint bijna altijd met een verbindingswoord. www.mevrouwzus.wordpress.com

Onderschikking Als een onderschikkend voegwoord zinnen met elkaar verbindt. Je kunt niet elk deel als zelfstandige zin opschrijven. (In ieder geval) één hoofdzin en één bijzin. www.mevrouwzus.wordpress.com

Onderschikkende voegwoorden Een onderschikkende voegwoord verbindt een hoofdzin (belangrijkste zin) met een bijzin (minder belangrijke zin).  De onderschikkende voegwoorden kun je niet uit je hoofd leren, omdat er heel veel van zijn. wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of… Als we het onderschikkende voegwoord weg zouden laten, kun je niet meer twee goedlopende zinnen maken! www.mevrouwzus.wordpress.com

Bijzinnen benoemen = grammatica 3! Bijzinnen kun je benoemen als zinsdelen en zinsdeelstukken. Voorbeelden: Wie de wedstrijd wint, wordt clubkampioen. wordt clubkampioen = hoofdzin wordt clubkampioen = naamwoordelijk gezegde; wordt = werkwoordelijk deel; clubkampioen = naamwoordelijk deel; wie de wedstrijd wint = onderwerps(zin) *Voor de duidelijkheid zet je er zin of bijzin achter. www.mevrouwzus.wordpress.com

Bijzinnen benoemen voorbeeld Zij wordt later wat haar moeder is. zij wordt later = hoofdzin wordt wat haar moeder is = naamwoordelijk gezegde; wordt = werkwoordelijk deel; wat haar moeder is = naamwoordelijk gezegdezin; zij = onderwerp later = bijwoordelijke bepaling www.mevrouwzus.wordpress.com

Bijzinnen benoemen TIP Vervang de bijzin door een woord en ontleed de enkelvoudige zin. voorbeeld: Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. -> Hij zegt dat. Het woord dat de bijzin vervangt heeft dezelfde functie als de bijzin. Dat = lijdend voorwerp; dat hij het niet gedaan heeft = lijdend voorwerpszin www.mevrouwzus.wordpress.com

19 woordsoorten Woordsoortbenoeming (herhaling) www.mevrouwzus.wordpress.com

1. lidwoord lw Staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het, een De computer staat op het nieuwe bureau. www.mevrouwzus.wordpress.com

2. zelfstandig naamwoord znw Gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden. Tobias ziet dat het boek driehonderd bladzijden heeft. www.mevrouwzus.wordpress.com

3. bijvoeglijk naamwoord bnw Geeft een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord aan. Staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord. Als er een kww in de zin voorkomt, kan het bnw ook achter het kww staan. Het oude paleis wordt toch gesloopt. www.mevrouwzus.wordpress.com

4. zelfstandig werkwoord zww Een wg bevat altijd een ww met een duidelijke betekenis. Geeft de handeling in de zin aan. Er staat altijd maar één zww in de zin. Als er meer ww in de zin staan, dan staat het zww achterin. De andere ww zijn hulpwerkwoorden. De atleet heeft zijn zelfstandig record verbeterd. www.mevrouwzus.wordpress.com

5. koppelwerkwoord kww Geeft géén handeling in de zin aan. Koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel van het gezegde (een bijvoeglijk en/of zelfstandig naamwoord). Negen kww: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. Zijn er meer ww, dan staat het kww achterin. De andere ww zijn hulpwerkwoorden. Jouw tekening is nog mooier geworden. www.mevrouwzus.wordpress.com

6. hulpwerkwoord hww Geeft géén handeling in de zin aan. Er moeten minstens twee werkwoordsvormen in de zin staan, om in die zin een hww aan te treffen. Je moet het vlees uit de vriezer halen. www.mevrouwzus.wordpress.com

7. voorzetsel vz Kun je meestal invullen op de puntjes in: … de kast. Het is altijd het eerste woord van zo’n woordgroep. In de bibliotheek vind je de cd’s achter de informatiebalie. www.mevrouwzus.wordpress.com

8. bijwoord bw Kan iets van een werkwoord, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord zeggen. Het geeft een plaats of tijd aan. Waar, wanneer, waarom, waardoor, etc. Hoe, wel, toch, immers, ook, nog, etc. Waarom reed de automobilist net zo hard door onze straat? www.mevrouwzus.wordpress.com

9. persoonlijk voornaamwoord pers.vnw Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Ik heb hem het adres gevraagd. www.mevrouwzus.wordpress.com

10. bezittelijk voornaamwoord bez.vnw Geeft een bezit aan; van wie iets is. LEER HET SCHEMA OP P.71 Het kan zelfstandig of bijvoeglijk in de zin voorkomen. Wil je mijn fiets op slot zetten? Bij zelfstandig gebruik staat er altijd een lidwoord voor. Is dat de jouwe? www.mevrouwzus.wordpress.com

bez.vnw vervolg het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort mijn fiets (zn), onze tassen (zn) soms staat er tussen het bez.vnw en het zn een bijvoeglijk naamwoord zijn nieuwe (bn) boek (zn) www.mevrouwzus.wordpress.com

bez.vnw Let op! Staat het vnw achter het bezit en staat er ‘van’ voor? Dan is het geen bezittelijk, maar een persoonlijk voornaamwoord. die fiets van mij (pers.vnw) de tassen van ons (pers.vnw) dat nieuwe boek van hem (pers.vnw) www.mevrouwzus.wordpress.com

persoonlijk of bezittelijk? je, haar, ons, jullie, hun Vervang het woord door hij, hem of zijn. hij of hem = persoonlijk voornaamwoord zijn = bezittelijk voornaamwoord Kunnen jullie ons vertellen of jullie zusje haar paard wil verkopen? Kan hij hem vertellen of zijn zusje zijn paard wil verkopen? pers.vnw: jullie (1e), ons bez.vnw: jullie (2e), haar www.mevrouwzus.wordpress.com

11. wederkerend voornaamwoord wederkerend vnw Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord: zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen, etc. Jullie vergissen je in de datum. www.mevrouwzus.wordpress.com

12. wederkerig voornaamwoord wederkerig vnw = elkaar Het verwijst naar meer personen. Wij zullen elkaar volgende week niet zien. www.mevrouwzus.wordpress.com

13. vragend voornaamwoord vr.vnw wie, wat, welke, wat voor (een)? Wie weet welke film er zaterdag draait? www.mevrouwzus.wordpress.com

14. aanwijzend voornaamwoord aanw.vnw Wijst iets of iemand aan. Deze, dit, die, dat. Een aanw.vnw kan i.p.v. een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het znw. Je moet die sjaal kopen. Wil je dit aan de secretaresse geven? www.mevrouwzus.wordpress.com

15. betrekkelijk voornaamwoord betr.vnw Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat (=antecedent). die, dat, wie, wat. Het antwoord dat op het bord staat, is fout. In zinnen zonder antecedent kun je wie en wat vervangen door degene die en dat wat. Wie en wat noem je dan betr.vnw met ingesloten antecedent (m.i.a.). Wat (=Dat wat) je me hebt verteld, zal ik geheimhouden. www.mevrouwzus.wordpress.com

16. onbepaald voornaamwoord onb.vnw Verwijst vaag naar iets of iemand. Je kent geen bijzonderheden van de persoon of het ding. iets, niets, iemand, alles, men, wat (=iets), elk, ieder(een), etc. Niemand heeft mij iets gevraagd. www.mevrouwzus.wordpress.com

17. telwoord telw Bepaalde hoofdtelwoorden (b.htelw) geven een nauwkeurige hoeveelheid aan: één, honderd, een derde, etc. Onbepaalde hoofdtelwoorden (onb.htelw) geven een onnauwkeurige hoeveelheid aan: alle, weinig, wat, sommige, etc. Bepaalde rangtelwoorden (b.rtelw) geven de nauwkeurige plaats in een rangorde aan: eerste, tweede, honderdste, etc. Onbepaalde rangtelwoorden (onb.rtelw) geven de onnauwkeurige plaats in een rangorde aan: middelste, laatste, zoveelste, hoeveelste, etc. www.mevrouwzus.wordpress.com

18. voegwoord vw Verbindt woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. Nevenschikkende voegwoorden (nevensch.vw) verbinden gelijkwaardige delen: en, want, maar, of en dus. Morgen kan ik helaas niet komen, want ik moet mijn repetitie leren. Onderschikkende voegwoorden (ondersch.vw) verbinden ongelijkwaardige zinnen: dat en nadat, omdat, zodat, etc. aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen, zodra, daarom, terwijl, ofschoon en of! Kevin kan niet pinnen, omdat zijn saldo te laag is. www.mevrouwzus.wordpress.com

19. voornaamwoordelijk bijwoord vnw.bw Bestaat uit twee delen. Het eerste deel wordt meestal gevormd door de bijwoorden er, hier, waar, daar. Het tweede deel is een voorzetsel. De delen van het vnw.bw kunnen gescheiden in de zin voorkomen. Ze kunnen geen betrekking op personen hebben. Daarmee heb ik niets te maken. Daar heb ik niets mee te maken. www.mevrouwzus.wordpress.com

www.mevrouwzus.wordpress.com