T4 ECONOMIE Hst 5 aan de slag!
Wat gaan we vandaag doen? Uitgerust? Planning tot aan de zomer. Begrippenblad hst 5. Juist of onjuist. Begrippen paragraaf 5.1 Weet je het nog hst 5 Paragraaf 5.1 Zelfstandig Met de docent Volgende week SO Vrijdag 5e uur voortgangstoets Hst 5
De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenprijs De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenprijs. Wat de klant betaalt. Omzet Inkoopwaarde – Brutowinst Bedrijfskosten – Nettowinst JUIST De inkoopprijs valt onder de bedrijfskosten. JUIST Noteer €, nullen of ,- LET DAAR OP ONJUIST Nettowinst = omzet - inkoopwaarde Iemand met een diploma kan geen ongeschoolde arbeid verrichten. ONJUIST brutowinst ONJUIST Een andere naam voor btw is omzetbelasting. De afzet is het aantal stuks dat een bedrijf inkoopt van een product. Advocaat, tandarts, huisarts, opticien, leraar = geschoolde arbeid JUIST 1e = JUIST 2e = onjuist.
Paragraaf 5.1
Begrippen paragraaf 5.1 afzet omzet marktaandeel inkoopwaarde verkoopwaarde Het aantal producten dat een bedrijf verkoopt = afzet. De omzet (= verkoopwaarde of opbrengst) kun je berekenen door: afzet x verkoopprijs te doen. Marktaandeel is de afzet of omzet dat een bedrijf heeft in verhouding tot de totale omzet of afzet op de gehele markt van dit product. Bedrijven verdienen geld door inkoop, bewerking en daarna verkoop. De inkoopwaarde is de door het bedrijf betaalde prijs voor de ingekochte producten en grondstoffen. De verkoopwaarde is de prijs die het bedrijf ontvangt als ze producten verkopen.
Rijtje Omzet Inkoopwaarde – Brutowinst Bedrijfskosten – Nettowinst Brutowinst = verkoopwaarde (omzet) – inkoopwaarde Bedrijfskosten: loon, kosten voor machines, energiekosten, huur, rente, gas, water, licht etc. Nettowinst =brutowinst – bedrijfskosten De brutowinstmarge is het bedrag wat je bij de inkoopwaarde of inkoopprijs optelt om de verkoopprijs te bepalen. Een deel daarvan wordt gebruikt om de bedrijfskosten te betalen en de rest is winst.
Als je de winst moet berekenen, moet je alle bedragen EXCL Als je de winst moet berekenen, moet je alle bedragen EXCL. (zonder) BTW berekenen. De BTW (belasting toegevoegde waarde) is namelijk niet voor de ondernemer, maar voor de overheid (belastingdienst). In de verkoopprijs (= consumentenprijs) zit BTW. 21% voor de meeste producten en 6% op dagelijkse levensmiddelen en noodzakelijke diensten. Machines en bijv. kassa’s lijden aan slijtage. Afschrijving is de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen. Dit hoort bij de bedrijfskosten. Het is slim om hiervoor te sparen = reserveren. Als je een oude machine nog kan verkopen, noem je dit de restwaarde.
Introvragen DOEN: Blz. 127 Klaar? Maak: ‘Weet je het nog?’ Klaar? Laat het de docent zien en dan krijg je een antwoordenblad. Heb je het voor het 2e lesuur niet af ? HW. Het 2e uur gaan we klassikaal 5.1 behandelen. Omzet Inkoopwaarde – Brutowinst Bedrijfskosten – Nettowinst Blz. 127
Wat gaan we het 2e uur doen? Klassikaal vraag 1 t/m 6. Vervolgens 2 opties: Zelfstandig paragraaf 5.1 afmaken. Met de docent paragraaf 5.1 maken. Wat gaan we het 2e uur doen? HW: paragraaf 5.1
Vraag 1 t/m 6 klassikaal Hoofdstuk 5
DOEN: HW: paragraaf 5.1 Klassikaal vraag 1 t/m 6. Vervolgens 2 opties: Zelfstandig paragraaf 5.1 afmaken. Met de docent paragraaf 5.1 maken. Tip 1: incl. btw = 106, 119 of 121 procent, dus je moet het bedrag eerst delen door een van deze drie en dan krijg je wat 1% is. x 100 = weet je wat 100% is. Tip 2: gebruik het schema. DOEN: Maandag 9 januari Omzet Inkoopwaarde – Brutowinst Bedrijfskosten – Nettowinst HW: paragraaf 5.1
Wat gaan we vandaag doen? HW controle Korte uitleg paragraaf 5.2 (veel theorie) Zelfstandig vragen nakijken huiswerk (weet je het nog + 5.1) Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Steek je vinger op, ik kom graag helpen Maak herhalingsvragen paragraaf 5.1 optie 1: zelfstandig werken. optie 2: samen met de docent maken. Wat gaan we vandaag doen? Dinsdag 10 januari HW: maak hh paragraaf 5.1 En paragraaf 5.2 tot de helft
Paragraaf 5.2
Enkele begrippen paragraaf 5.2 Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten een persoon in een bepaalde periode kan maken. Bedrijven willen een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit, want dan dalen de loonkosten per product. = goedkoper product = meer verkoop = meer omzet. De arbeidsproductiviteit kan op verschillende manieren worden verhoogd: technologische ontwikkeling: automatisering en mechanisatie arbeidsverdeling of specialisatie: het productieproces wordt verdeeld scholing: beter opgeleid is een hogere arbeidsproductiviteit beloningen betere arbeidsomstandigheden
Overige begrippen Deze staan duidelijk uitgelegd in het boek.
DOEN: HW: maak hh paragraaf 5.1 En paragraaf 5.2 tot de helft Zelfstandig vragen nakijken huiswerk (weet je het nog + 5.1) Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Steek je vinger op, ik kom graag helpen Maak herhalingsvragen paragraaf 5.1 optie 1: zelfstandig werken. optie 2: samen met de docent maken. DOEN: HW: maak hh paragraaf 5.1 En paragraaf 5.2 tot de helft
Wat gaan we vandaag doen? HW controle Zelfstandig vragen nakijken hh 5.1 Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Steek je vinger op, ik kom graag helpen Maak 5.2 af en maak de hh vragen van 5.2 optie 1: zelfstandig werken. optie 2: samen met de docent maken. Wat gaan we vandaag doen? Vrijdag 13 januari HW: maak 5.2 af en maak de hh vragen van 5.2
LET OP: Bij goede werkhouding: vrijdag maandag toets Economie Welkom bij: Maandag 16 januari DOEN: Pak je spullen
Wat gaan we vandaag doen? HW controle ( = 5.2 + hh 5.2) Uitleg paragraaf 5.3. Zelfstandig vragen nakijken 5.2 en hh 5.2 Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Steek je vinger op, ik kom graag helpen Maak 5.3 en hh 5.3 optie 1: zelfstandig werken. optie 2: samen met de docent maken. Wat gaan we vandaag doen? UITLEG paragraaf 5.3 Maandag 16 januari HW: maak 5.3 en hh 5.3
Paragraaf 5.3
Arbeidsmarkt = geheel van vraag en aanbod van personeel Werkgelegenheid: De bedrijven en overheid hebben personeel nodig. = bezette + onbezette banen (vacatures) Beroepsbevolking: Iedereen die: - Tussen de 15 en 67 jaar is. - Tenminste 12 uur werkt óf daarvoor ingeschreven is bij UWV werkbedrijf (CWI). = werkzame + werkloze beroepsbevolking.
Werkloosheid Werkloosheid: er is meer aanbod dan vraag naar personeel. (Mensen kunnen moeilijk een baan vinden). Verborgen werkloosheid: mensen die niet geregistreerd staan als werkloos (@ CWI), maar wel betaald werk willen doen. Bijv.: huisvrouw en jongeren die doorstuderen. Geregistreerde werkloosheid: mensen tussen de 15 en 67 jaar die zijn ingeschreven bij het CWI, omdat ze een baan zoeken voor 12 uur of meer.
Tijdelijke werkloosheid: < 1 jaar werkloos. Langdurige werkloosheid: > 1 jaar werkloos. Seizoenswerkloosheid: omdat het werk maar in een bepaalde periode gedaan kan worden. - Ijscoman in de winter? Skileraar in de zomer? Strandtent? Etc. Regionale werkloosheid: in sommige streken van het land is meer werk dan in andere streken. Frictiewerkloosheid: werkloos omdat het tijd kost om een nieuwe baan te vinden.
Conjuncturele werkloosheid: werkloosheid doordat de vraag terugloopt (consumenten kopen minder) gevolg van schommelingen in de economie. Structurele werkloosheid: werkloosheid doordat manier van produceren verandert. De banen die verloren gaan, komen niet meer terug! - Meer machines = minder mensen nodig. - Produceren in een ander land. - Niet de juiste opleiding.
Goed gewerkt? vrijdag maandag toets DOEN Zelfstandig vragen nakijken 5.2 en hh 5.2 Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Steek je vinger op, ik kom graag helpen Maak 5.3 en hh 5.3 optie 1: zelfstandig werken. optie 2: samen met de docent maken. Goed gewerkt? vrijdag maandag toets HW voor morgen: maak 5.3 en hh 5.3
Snelle leerlingen: Ga naar www.mevrouwstals.wordpress.com Kijk bij hst 5 extra oefenen Open deze links en probeer de opdrachten te maken.
Wat gaan we vandaag doen? Aanwezigheid. Korte uitleg paragraaf 5.4. Paragraaf 5.4 Paragraaf 5.4 maken we klassikaal Wat we niet af krijgen is hw. HW controle (5.3 + hh 5.3) Zelfstandig vragen nakijken 5.3 en hh 5.3 Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Kom naar me toe. Wat gaan we vandaag doen? Dinsdag 17 januari HW: (maak 5.4 af) en hh 5.4 Leer voor de voortgangstoets hst 5
Paragraaf 5.4
Wat kan de overheid doen om de werkloosheid te verminderen? Zorgen voor meer banen: - Bestedingen stimuleren: Belastingen en premies verlagen: meer geld over. - Zelf meer investeren/ kopen. - Arbeidstijdverkorting: herverdelen van te werken uren. - Ondernemingsklimaat verbeteren: zorgen dat er meer bedrijven komen = werkgelegenheid. - Minimumloon verlagen (arbeid goedkoper meer mensen aannemen). - Zorgen dat mensen sneller aan de slag kunnen: regelen scholing en kinderopvang.
Begrippen hst 5.4 Consumentenvertrouwen Loonmatiging Arbeidsdeelname Flexwerkers Arbeidstijdenverkorting Ondernemingsklimaat
DOEN HW: (maak 5.4 af) en hh 5.4 Leer voor de voortgangstoets hst 5 HW controle (5.3 + hh 5.3) Zelfstandig vragen nakijken 5.3 en hh 5.3 Snap je het niet? Vraag je klasgenoot om hulp. Snappen jullie het niet? Kom naar me toe. HW: (maak 5.4 af) en hh 5.4 Leer voor de voortgangstoets hst 5