4 havo 2 Klimaat en landschap § 5-8
Klimaat Chiang Mai, Thailand
Luchtstromen: de atmosferische circulatie opstijging lucht Evenaar warm lagedrukgebied dat lucht aanzuigt wind waait naar evenaar toe Lucht daalt weer rond 30° NB/ZB: ontstaan circulatiecellen Instabiele lagedrukgebieden rond 60° NB/ZB Hogedrukgebied op (koude) polen
Luchtstromen: de atmosferische circulatie Corioliseffect: Passaten nabij evenaar Westenwinden op gematigde breedte Oostenwinden rond polen
Luchtstromen: de moesson
Zeestromen Zeestromen volgen de… overheersende windrichting
Zeestromen Zeestromen volgen overheersende windrichting: westenwinden
Zeestromen Zeestromen volgen overheersende windrichting: ZO passaten
Zeestromen van evenaar richting pool Warme zeestroom: Koude zeestroom: van pool richting evenaar
Lucht- en zeestromen samen Lucht- en zeestromen zorgen samen voor transport van warmte richting hogere breedten Dus voor… een meer gelijkmatige verdeling van warmte op aarde Uitzonderlijke situatie rond Antarctica: westenwinddrift isoleert het continent, waardoor het erg koud is Enorme witte ijskap die zonlicht wegkaatst, waardoor het klimaat op de hele aarde relatief koud is
Van lucht- en zeestroom naar klimaatgebied Luchtstromen H L Zeestromen Geografische breedte via instraling van de zon en de atmosferische circulatie; land/zee doordat zee warmte trager opneemt en langer vasthoudt; koude zeestromen zorgen voor koelte en droogte, warme voor warmte en neerslag; gebergtes schermen gebieden af van neerslag en matigende zeelucht; tevens hoe hoger hoe kouder. Klimaatfactoren: Geografische breedte: luchstromen & instraling zon Zeestromen: koud = koel en droog & warm = zacht en nat Land/zee: zee zorgt voor zachte winter en koele zomer Gebergtes: afscherming zeelucht & hoe hoger hoe kouder
Klimaatgebieden Waarom valt in Los Angeles weinig neerslag? Waarom is oostelijk Siberië zo koud? Geografische breedte via instraling van de zon en de atmosferische circulatie; land/zee doordat zee warmte trager opneemt en langer vasthoudt; koude zeestromen zorgen voor koelte en droogte, warme voor warmte en neerslag; gebergtes schermen gebieden af van neerslag en matigende zeelucht; tevens hoe hoger hoe kouder. Waarom hebben delen van Afrika een gematigd klimaat?
Klimaatgebieden Klimaatclassificatie van Köppen A – tropisch Af: hele jaar vochtig, rond de evenaar, tropisch regenwoud Am: moessonregens zomer, ook behoorlijk wat regen winter Aw: moessonregens zomer, droge winter B – droog BS: steppeklimaat BW: woestijnklimaat C – gematigd Cf: hele jaar vochtig, zeeklimaat Cs: droge zomer, mediterraan klimaat Cw: droge winter, vaak gebergtevariant van Aw
Klimaatgebieden Klimaatclassificatie van Köppen D – boreaal Df: hele jaar vochtig, landklimaat Dw: droge winter, klimaat van oostelijk Siberië E – polair ET: toendra EF: landijs EH: hooggebergte
Klimaatgebieden en vegetatie Welke relatie?
Klimaatgebieden en landschapszones Grove indeling: geleidelijke overgangen
Tropische zone Welke kenmerken?
Aride zone Welke kenmerken?
Subtropische zone Japanse kersenbloesem & Mount Fuji Welke kenmerken?
Subtropische zone Zuid-Afrika Welke kenmerken?
Gematigde zone Welke kenmerken?
Boreale & polaire zone Welke kenmerken?