Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Advertisements

Het deelwoord ‘t kofschip / soft ketchup
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Taaloefeningen. Mijn oom wil een heel mooi schilderij kopen. zin 1 Zinnen ontleden.
Taaloefeningen.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Verdeel het woord in lettergrepen
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
Spelling college 3.
Taaloefeningen. De grote man liep door de Dennenweg. zin 1 Zinnen ontleden.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Het hele werkwoord.
Spelling college 4.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Spelling 2012.
Taaloefeningen.
Brugklas Werkwoordspelling.
Overige spellingsregels
Overige spellingsregels
Hoofdstuk 1 Spelling Verkleinwoorden
Tussenletters in samenstellingen
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Hoe gebruik je een woordenboek?
Spelling Blok 1 t/m Kader 3.
Thema 10 We ruilen van plek. Les zakenreis 2.industrieën 3.raketten 4.percentage 5.demonstratie.
Werkwoordspelling -d of –t?
Samengestelde zin + Tussenletters in samenstellingen.
Tussenletters in samenstellingen. Spoorboekje 1)Uitleg 2)Zelfstandige opdracht 3)Bespreken Doelen: -Jullie kunnen vertellen wat een samenstelling is.
De tussenklank in samenstellingen spelling
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
KOPPELTEKEN TREMA EN APOSTROF NA-APEN REÜNIE `S AVONDS,
Hoofdstuk 6 Spelling Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord.
SPELLING BLOK Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Werkwoorden vervoegen
Werkwoordspelling.
Spelling 1 3 vwo Op niveau, 1e druk (2014)
Engels Alles nog even herhalen hoofdstuk 13 Nu Engels boek B
Spellingregels G1.
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Regels en uitzonderingen
Tussenletters in samenstellingen
Spelling woorden met lange klank
De tussenklank in samenstellingen
Direct Grammaticales 1 22/07/2018 Direct Grammaticales 1.
Direct Les Sem 1, blok 1. Grammaticales 2
Een instructie schrijven
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
Tussenletters in samenstellingen
Aan elkaar of los? Schrijven zonder fouten
Spelling.
Spelling Niveau 4.
Grammatica en spelling 4.1 en 4.2
tussenletters in samenstellingen
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Spelling.
Hoofdstuk 3 Taalverzorging
Hoofdstuk 4 Taalverzorging
Werkwoordspelling: een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Grammatica en spelling 4.1 en 4.2
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Transcript van de presentatie:

Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4 Spelling blok 1 - 2 Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4

Werkwoordspelling  Gebruik het stappenplan werkwoordspelling! Hoe spel je de werkwoorden in de tegenwoordige tijd (TT) en verleden tijd (VT)? Schrijf je alleen een –t , een –d of –dt? Hoe schrijf je voltooid deelwoorden (vdw)?  Gebruik het stappenplan werkwoordspelling!

Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord Wat is dat nu?? Een voltooid deelwoord (vdw) dat is veranderd in een bijvoeglijk naamwoord (bnw). Bijvoorbeeld: De muur is geverfd. (Geverfd is hier het vdw) De geverfde muur. (Nu is het gebruikt als een bnw; het zegt namelijk iets over de muur).

Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord Hoe pak je het aan? Kijk naar het vdw  eindigt het op –en?  het bnw eindigt ook op –en. voorbeeld: De fiets is gestolen.  De gestolen fiets. 2. Kijk naar het vdw  eindigt het op een –t of –d?  het bnw eindigt op –te of –de. voorbeeld: De zwemmer is gered  De geredde zwemmer. De fouten zijn gemaakt  De gemaakte fouten. LET OP: schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk! Zorg er wel voor dat het woord nog steeds goed uitgesproken kan worden! Haal dus niet zomaar een –d weg! Voorbeeld: De zin is ontleed  De ontlede zin. (En niet: ontleedde)

Hoofdletters/kleine letters Wat schrijf je met een hoofdletter (HL)? UITZONDERINGEN: 1ste woord van de zin Zin begint met een verkort woord (‘s)  2de woord van de zin krijgt een HL Zin begint met een cijfer  je schrijft geen HL Inwoners van een land en de talen die men spreekt -- Persoonsnamen Namen van God en heilige personen + heilige materialen (Bijbel, Koran) Namen van feestdagen LET OP: woorden die niet de feestdag zelf betekenen, maar hiervan zijn afgeleid, schrijf je met een kleine letter (bijvoorbeeld: kerstvakantie, moederdagcadeau). 1ste letter van een boek, film, programma, enz.

Meervoud van zelfstandige naamwoorden Woorden die eindigen op: Schrijf: Voorbeeld: -e, -é, -ee, -er, -ie, -eau, -ey, -ay, -ieu en -ui Vaste -s Lentes, introducés, chimpansees, dokters, correcties, bureaus, trolleys, sprays, milieus, etuis -a, -i, -o, -u, -y (Let op: hier moet een medeklinker voor staan!) ‘s Drama’s, bikini’s, foto’s, menu’s, lobby’s -ee -ie (met klemtoon op –ie!) UITZONDERING: -ie (geen klemtoon op –ie) -ën - ̈n Moskeeën, trofeeën, sleeën Fobieën, democratieën Oliën, koloniën -f PAAR UITZONDERINGEN: -f  -fen -ven -fen Staaf  staven, kloof  kloven Fotograaf  fotografen, paraaf  parafen -s  Soms schrijf je –sen, soms –zen - sen/-zen Heks  heksen, laars  laarzen Onbekemtoond: -ik, -it, -es, -et, -el -en Perziken, flauweriken, kieviten, engelen Onbeklemtoond –as, -is, -os, -us -sen Vonnissen, krokussen, kubussen

Tussenletter -en- / -s- Hier krijg je mee te maken bij samengestelde woorden  twee zelfstandige naamwoorden worden aan elkaar geplakt  fiets + stalling = fietsenstalling. Stap 1: zet het eerste deel van de samenstelling in de meervoudsvorm: Bejaarde  bejaarden Fiets  fietsen Beuk  beuken Groente  groenten OF groentes Vitamine  vitaminen OF vitamines

1ste deel eindigt op: Regel: Voorbeeld: Stap 2: Kijk naar de letter waarop het eerste deel van de samenstelling eindigt: 1ste deel eindigt op: Regel: Voorbeeld: -n Schrijf de tussenletter –n tussen de twee woorden in. Bejaarde  bejaarden bejaardenhuis -en Schrijf de tussenletters –en tussen de twee woorden in. Fiets  fietsen Fietsenstalling -n OF -s Omdat er twee verschillende meervoudsvormen zijn, schrijf je GEEN extra tussenletter. Groente  groenten OF groentes Groentesoep Vitamine  vitaminen OF vitamines vitaminetabletten * Wanneer je in een samengesteld woord een tussen-s hoort, schrijf je deze op! Voorbeeld: vissersboot * Wanneer het tweede deel van de samenstelling begint met een sisklank (c, ch, s, sch, z of j ), kun je de tussen-s niet goed horen. TIP: vervang het tweede woord door een ander woord en luister of je hier een tussen-s hoort. Hoor je hem? Schrijf dan een tussen-s. Voorbeeld: publiek+ jury = ?  publiek + prijs = publieksprijs DUS: publieksjury.

LET OP: EEN PAAR BIJZONDERE SAMENSTELLINGEN! 1ste deel: Regel: Voorbeeld: Is het woord ZON Je schrijft GEEN tussen-n! Zon + schijn = zonneschijn Betekent ERG Beresterk (betekent ERG sterk) Boordevol (betekent ERG vol) Reuzeleuk (betekent ERG leuk)

verkleinwoorden Woord eindigt op: Regel: Voorbeeld: Bekijk onderstaand schema om te zien hoe je verkleinwoorden schrijft: Woord eindigt op: Regel: Voorbeeld: a-é-o-u Verdubbel de klinker. Opa  opaatje Café  cafeetje Piano  pianootje Accu  accuutje -i Schrijf –ietje. Ski  skietje Taxi  taxietje -y Schrijf ‘tje Baby  baby’tje Lolly  lolly’tje Afkorting met letters / cijfers A4  A4’tje Wc  wc’tje Woorden om te onthouden: Jongen  jongetje Koning  koninkje Machine  machientje

Dicteewoorden Oefen ook nog een keer de dicteewoorden van blok 1 – 2 – 3! Blok 1: opdracht 14 Blok 2: opdracht 18 Blok 3: opdracht 16

Succes met het leren van de theorie van Spelling! Zet ‘m op!