…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over het onderwerp: “Voor de rechter”. De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om het centraal schriftelijk met succes te kunnen maken. Zorg dus dat je ALLES goed kent en door hebt wat er in deze POWERPOINT staat. Vergeet niet ook het BOEK te bestuderen/raadplegen. Zonder deze basiskennis is het maken van inzichtvragen – die veel op het examen voorkomen – onbegonnen werk. VEEL SUCCES Hoofdstuk 7
Voor de rechter In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal: Wat gebeurt er als de officier van justitie besluit dat je naar de rechter moet? Vervolging Als de officier van justitie besluit tot vervolging dan krijg je een dagvaarding. Hierin staat: 1. Waarom je voor de rechter moet verschijnen. 2. Waar je voor de rechter moet verschijnen. 3. Wanneer je moet verschijnen. De rechter beslist over een verdachte dus spreken we over strafrechtspraak. Hoofdstuk 7
Rechtbanken Er zijn negentien gebieden met elk een rechtbank. Rechtsinstanties In Nederland kennen we drie soorten rechtsinstanties. hoge raad Rechtbanken Er zijn negentien gebieden met elk een rechtbank. Elke rechtbank heeft verschillende soorten afdelingen en rechters: kantonrechter voor overtredingen politierechter voor lichte misdrijven meervoudige kamer voor zwaardere misdrijven gerechtshof rechtbank Gerechtshoven Er zijn vijf gerechtshoven. Zowel de verdachte als de officier van justitie kunnen bij het gerechtshof in hoger beroep gaan wanneer ze het met de straf van de rechtbank niet eens zijn. Hoge raad Er is één hoge raad. Bij de hoge raad kun je in cassatie gaan zoals dat heet. De hoge raad kijkt of de rechtsregels goed zijn toegepast. Wel goed toegepast uitspraak gerechtshof is geldig. Niet goed toegepast gerechtshof moet haar werk opnieuw doen. Hoofdstuk 7
Verloop rechtszaak (zie ook laatste filmpje bij hoofdstuk 6) Een rechtszaak bestaat uit 8 stappen. 1. Opening Controleren persoonsgegevens van de verdachte. Verdachte instrueren hoe hij zich moet gedragen tijdens de rechtszaak. 2. Aanklacht Officier van justitie leest de aanklacht voor. 3. Getuigenverhoor Horen van getuigen die zijn opgeroepen door de officier van justitie en de advocaat van de verdachte. Ook deskundigen (b.v. psychiater) kan als getuige worden opgeroepen. 4. Verhoor van de verdachte Verhoor door de officier van justitie en de advocaat. Verdachte staat onder ede. 5. Requisitoir Officier van justitie eist straf en beargumenteert die. 6. Pleidooi Verdedigend woord van de advocaat. 7. Laatste woord Verdachte mag als laatste zeggen wat hij zelf van de zaak en strafeis vindt. 8. De uitspraak door de rechter Hoofdstuk 7
Nederland kent geen juryrechtspraak. (zie toelichting boek) Het vonnis Binnen het vonnis spelen 4 vragen een belangrijke rol: 1. Is er voldoende bewijs? Geen voldoende bewijs volgens de rechter dan volgt vrijspraak. 2. Gaat het om iets strafbaars? Niet alle geweld is strafbaar. Je mag jezelf bv. tot op zekere hoogte verdedigen. 3. Is de dader strafbaar? Er is iets strafbaars gedaan. De vraag is of het de dader valt aan te rekenen. (zie boek) 4. Welke straf of maatregel wordt opgelegd? Hoofdstuk 7
Ongelijke behandeling Volgens de wet is er geen ongelijke behandeling toegestaan. In de grondwet staat: Iedereen is voor de wet gelijk. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces. Toch is er nog sprake van ongelijke behandeling. Een niet-westerse allochtoon heeft in de praktijk in bepaalde situaties meer kans om te worden aangehouden en veroordeeld dan een autochtoon. Deze ongelijke behandeling heet klassenjustitie. Oorzaken van ongelijke behandeling Verschillen in inkomen, opleiding en scholing leiden tot ongelijke verdedigingskansen. Rechterlijke macht heeft ook vooroordelen t.o.v. bepaalde sociale klassen. Daders van winkeldiefstal (vaker gepleegd door lagere sociale klassen dan hoge- re) zijn makkelijker op te sporen dan daders van fraude (vaker gepleegd door hogere sociale klassen dan lagere). Allochtonen worden vanwege cultuurverschillen niet altijd begrepen. Uit de praktijk blijkt dat mensen sneller aangifte doen tegen een allochtoon dan een autochtoon. Hoofdstuk 7