Morele opvoeding en fatsoen
Fatsoen en moraliteit Onderscheid tussen morele normen (grote waarden bv. rechtvaardigheid) en conventionele gedragsregels = IRRELEVANT Conventionele gedragsregels hebben een moreel- pedagogische lading
Het goed recht van goede manieren Voorwaarde samenleven = gemeenschappelijkheid op niveau van waarden Grote waarden in culturen en tradities in grote mate overeenkomstig Verschillen terug te vinden op twee vlakken (1) inspirerende verhalen die waarden dragen (2) conventies van hoe mensen met elkaar omgaan, ons kleden,… sociologische functie van regels = de complexiteit van het samenleven op formeel vlak reduceren
De waarde van de buitenkant Omgangsvormen = objectiveringen van subjectieve gevoelens Fatsoenregels = conventionele uitingen van respect Zowel bezieling als de vorm van gedrag belangrijk Vorm moet gemeenschappelijk zijn: opdat iemand een gedrag als uiting van respect kan ervaren, moet het gedrag algemeen opgevat worden als een uiting van respect ‘Honnête homme’: eerlijke mens in de zin van authentiek en waarachtig
Opvoeden: fatsoeneren en moraliseren Pedagogisch argument voor het belang van fatsoenregels Aristoteles: mens leert deugdzaamheid door deugdzaam te handelen – we handelen deugdzaam uit gewoonte – we handelen a priori: we veronderstellen dat de mens principieel deugdzaam is Kant: een kind dat niet deugdzaam is, wordt de deugdzaamheid voorgehouden door de ouders
Fatsoen: gedrag, gevoel en redenen In de opvoeding moet kind gezien worden als gesprekspartner: dialogale opvatting van opvoeding Opvoeden is het voordoen van gedragingen die overgenomen worden door imitatie Fatsoenregels en omgangsvormen worden ook overgenomen
Gij zult geen aanstoot geven Verband tussen goede manieren en morele vorming is niet enkel functioneel Intrinsieke band: fatsoenregels hebben een ethische lading