E. v. Kooten / L. El Hannouchi 11 februari 2011 /© Bedrijfseconomie voor de horeca 4.1 t/m 4.4 Bedrijfseconomie Horeca deel 1 Hoofdstuk 4 Constante en Variabele kosten
Inleiding Constante kosten – Wat zijn constante kosten ? Variabele kosten – Wat zijn variabele kosten ? De kostprijs – Hoe bereken je de kostprijs van een product ?
Wat zijn constante kosten? Constante kosten: Zijn kosten die onafhankelijk zijn van de productieomvang. Deze kosten zijn jaarlijks ongeveer gelijk en liggen min of meer vast voor een bepaalde productiecapaciteit. Voorbeelden: Afschrijvingskosten Rentekosten Onderhoudskosten Bron: Voorstel Hotel SchipholSchiphol
Constante kosten Voorbeeld stijging van constante kosten : Uitbreiden hotelier -> meer kamers (meer capaciteit). De jaarlijkse afschrijvingskosten, rentekosten en onderhoudskosten stijgen. Maar steeds geldt: Constante kosten zijn onafhankelijk van de bezetting van het hotel (aantal kamers wat verhuurd (= geld) wordt). Note: Binnen de capaciteitsgrenzen blijven de constante kosten gelijk: wordt de capaciteit uitgebreid, dan stijgen de constante kosten.
Constante kosten Normale productie: De normale productie is: Het aantal producten of diensten (dat onder normale omstandigheden) in de komende jaren zal worden gemaakt. Formule: Constante kosten per product/dienst = C N Waarbij: C = totale constante kosten N = normale bezetting
Wat zijn variabele kosten? Variabele kosten Deze hangen wel af van de productieomvang. In de Horeca is dit het geval met de grondstoffen (INSLAG) van gerechten. Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte (productie of afzet). Voorbeeld: Grondstofkosten keuken en drank Medewerkers Parttime
Hoofdstuk 4 Voorbeeld 2 zie pagina in boek De inslag van een snack bedraagt € 0,60,-. Bij een productie en afzet van 400 stuks bedragen de grondstofkosten: 400 stuks x € 0,60,- = € 240,- en bij 600 stuks: 600 x € 0,60,- = € 360,- De totale variabele kosten hangen af van de productie of afzet. De variabele kosten per stuk zijn gelijk.
Hoofdstuk 4 Voorbeeld 3 Zie boek De grondstofkosten voor de productie van artikel Broxx bedragen € ,-. Productie van stuks. Variabele kosten per stuk: € = € 1, 20 per stukl stuks Formulevorm: Variabele kosten per product/dienst = V (= totale variabele kosten) W (= werkelijke bezetting)
Verschillende variabele kosten: Proportioneel variabele kosten: Variabele kosten die in gelijke mate stijgen of dalen met de productie. Degressief variabele kosten: De kosten per product zullen afnemen naarmate de productie toeneemt. Progressief variabele kosten: Indien de kosten per product harder stijgen dan de productie zelf (vb. loonkosten bij overwerk)
Kostprijs De standaardkostprijs vinden wij door de constante kosten en variabele kosten (per eenheid product of per dienst) op te tellen. Formule: C + V N W C = totale constante kosten V = totale variabele kosten N = normale productie W = verwachte productie
Hoofdstuk 4 Voorbeeld 4 Totale constante kosten € ,- C Normale productie stuks N Totale variabele kosten € ,- V Werkelijke productie stuks W Standaardkostprijs = € € = € 4, De standaardkostprijs per product is dus € 4,20
Afsluiting