Er wordt gekeken naar de overerving van één eigenschap
Een plant met brede bladeren wordt gekruist met een plant met smalle bladeren Het allel voor brede bladeren is dominant Beide ouderplanten zijn homozygoot voor de bladvorm Maak een kruisingsschema tot en met de F2
Stap 1: schrijf de eigenschap op in letters ; geef de dominante eigenschap een hoofdletter B : brede bladeren b : smalle bladeren
Stap 2 : Schrijf de genotypen van de oudergeneratie (P) op Stap 3: Als deze ouderplanten geslachtscellen maken, welk allel komt dan in deze geslachtscellen P 1 : BB x bb Geslachtscellen: B b
Stap 4: Welke mogelijke genotypen ontstaan er in de F1, dus na versmelting van geslachtscellen Stap 5 : Onderlinge kruising van F1 F1 : Bb P 2 Bb x Bb
Stap 6 Als deze F1 planten geslachtscellen maken, welk allel komt dan in deze geslachtscellen Bb x Bb Geslachtscellen B of b B of b
Stap 7 Welke mogelijke genotypen ontstaan er in de F2 ? Bb BBBBb bbBbb
Verhouding genotypen in F2 ? Bb BBBBb bbBbb
Verhouding genotypen in F2 BB : Bb : bb 1 : 2 : 1 Bb BBBBb bbBbb
Verhouding fenotypen in F2 ? Bb BBBBb bbBbb
Verhouding fenotypen in F2 ? Breed : Smal 3 : 1 Bb BBBBb b bb
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: AA x aa Genotypen F1
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: AA x aa Genotypen F1 100 % Aa Fenotypen F1
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: AA x aa Genotypen F1 100 % Aa Fenotypen F1 100 % “A”
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: Aa x aa Genotypen F1 X
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: Aa x aa Genotypen F1 Aa : aa = 1 : 1 Fenotypen F1 :
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: Aa x Aa X
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: Aa x Aa Genotypen F1 AA : Aa : aa = 1 : 2 : 1 :
Uit de verhouding van genotypen en fenotypen in de F1 kun je de genotypen van de ouders afleiden Stel de ouders zijn: Aa x Aa Genotypen F1 AA : Aa : aa = 1 : 2 : 1 Fenotypen F1 “A” : “a” = 3 : 1
1 : 0 1 : 1 3 : 1 AA x aa Aa x aa Aa x Aa
Soms zijn allelen even sterk. Dominant en recessief komen niet voor. Een wit organisme, gekruist met een zwart organisem levert dan grijze nakomelingen Bijv. A z = zwart A w = wit P: A z A z X A w A w F1: A z A w (P:Wit x zwart F1: Grijs)
Bijv. A z = zwart A w = wit P: A z A w X A z A wgrijs x grijs F1: Wit: grijs: zwart = 1 : 2 : 1 AzAz AwAw AzAz A z A z A w AwAw AwAzAwAz AwAwAwAw