13.2 Het zit in de familie X-Chromosomaal.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Erfelijkheid Thema 3.
Advertisements

Genetica Dhr. Haanstra.
H7 Erfelijkeheid Genen, Chromosomen, DNA, Genotype, Fenotype, Stamboomonderzoek, prenatale diagnostiek.
Genenparen.
Genenparen.
Basisstof 5 t/m 7 Genenparen Kruisingen Stambomen
Monohybride kruisingen
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Thema 3 Genetica Paragraaf 1
X-chromosomale overerving
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid Basisstof 4 t/m 6.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Begrippen erfelijkheid
geslachtschromosomen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Monohybride kruisingen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Gekoppelde genen Samenwerkende genen
Twee genenparen Onafhankelijke overerving
Monohybride kruisingen
geslachtschromosomen
Schrijfregels bij genetica
Dihybride kruisingen Twee soorten; Niet-gekoppelde overerving,
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid.
Genetica.
Quiz.
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Oefeningen genetica Oefening 1 Mucoviscidose (cystic fibrosis) wordt veroorzaakt door een recessief allel. Twee gezonde ouders hebben een kind met mucoviscidose.
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Erfelijkheid Thema 4.
Vorige keer…. Fenotype: Het uiterlijk van een organisme (zichtbare eigenschappen/eigenschappen die tot uiting komen) Genotype: Informatie voor alle erfelijke.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Hoofdstuk 7: Erfelijkheid
Erfelijkheid 4 havo.
Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn
ERFELIJKHEID.
Kruisingsschema’s Deze les: -Uitleg kruisingsschema’s -Oefenen kruisingsschema’s.
X-Chromosomaal.
Er wordt gekeken naar de overerving van één eigenschap.
Dihybride kruising Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn.
Basisstof 11: Erfelijkheids onderzoek. Taaislijmziekte is een ernstige, erfelijke ziekte. Bekijk de onderstaande stamboom. Is taaislijmziekte een dominante.
LES 1:Basis van Genetica
Extra oefenopgaven kruisingen 3 VWO. Belangrijke begrippen Genotype / fenotype (AA of aa) Homozygoot / Heterozygoot (Aa) Dominant (A) Recessief (a) Intermediaire.
Klas 4 KGT Thema 4 Erfelijkheid
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
B1: Genotype en fenotype
Erfelijkheid Hoofdstuk 10 Kees van den Bergh.
Erfelijkheid genetica
ERFELIJKHEID.
Puzzelen met genen.
Basisgenetica.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
X-chromosomale erfelijkheid
4 Erfelijkheid ©JasperOut.nl.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
ERFELIJKHEID.
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
ERFELIJKHEID.
H5 Erfelijkheid § 4. Genenparen.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Monogene kenmerken.
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Transcript van de presentatie:

13.2 Het zit in de familie X-Chromosomaal

Volledig kruisingsschema aa AA X P (parent) a A Geslachtscellen Aa F1 (1e generatie) Aa Aa X A óf a A óf a Geslachtscellen A a F2 (2e generatie) A AA Aa a Aa aa

F2 A a A AA Aa a Aa aa aa Welke genotypes zien we in de F2? AA Aa 1 In welke verhouding? 1 : 2 : 25% 50% 25% Zwart Wit Welke fenotypes zien we in de F2? : 3 1 In welke verhouding? 75% 25%

Wat kan je van de ouders vertellen van iemand met een bekend genotype? Aa De ene ouder heeft minimaal een A (A?) De andere ouder heeft minimaal een a (a?) Deze persoon heeft een broer met aa. Geeft je dit nu meer informatie? Je weet nu dat beide ouders een a hebben!! Gecombineerd met de eerdere info (Aa) De ene ouder heeft een A en een a (a?) De andere ouder heeft minimaal een a

Gegevens: Bruin haar is dominant (A) over blond haar (a). Vul in onderstaande stamboom in wat je weet!! aa Aa Aa Aa aa

A A A a A a A A a a A A A Vader en/of moeder heeft een a - - - - - - - - - - A a - - A a A A - - - - - - a a - - A A A - - - - - -

Overerving Vaak zijn meerdere genen betrokken bij erfelijke aandoeningen. Monogeen: erfelijke aandoening bepaald door één gen. Bv. albinisme Recessieve overerving Bv. PKU (fenylketonurie) - Heterozygote ouders  Drager

Overerving Dominante overerving Bv. de ziekte van Steinert (Spierziekte) Bb bb

X -chromosomale overerving Autosomen: niet geslachtschromosomen Chromosomen zijn gelijk bij man en vrouw  22 paar Geslachtschromosomen: Chromosomen zijn verschillend bij man en vrouw

Zonen hebben 50% kans op bv. kleurenblindheid, als de moeder drager is.

Notatie geslachtsgebonden eigenschappen A a X X  moeder = draagster A X Y (of -)  vader Meisjes hebben weinig kans op kleurenblindheid (0,5% kans) Vader kleurenblind + moeder draagster.

Kleurenblindheid: (B=kleuren zien / b=kleurenblind) Homozygoot recessieve vrouw kruist met kleurenziende man P: Xb Xb x XB y Xb XB XB Xb XBXb y Xb y Meisjes zijn draagster maar niet kleurenblind. Alle zonen zijn kleurenblind Opdracht: Hemofilie van het type A is een X-gebonden recessieve ziekte. Een vrouw met hemofilie A huwt een gezonde man wiens vader hemofilie A had. Hoeveel kans lopen de dochters uit dit huwelijk dat ze hemofilie A zullen hebben ?

Stambomen Een schema van familieverbanden Een erfelijke eigenschap. Bv. neusvorm. Noteren fenotype en geslacht van elke persoon. Huwelijk kinderen

Stambomen Uit een stamboom kun je vaak afleiden welk allel dominant is en welk recessief.

X-chromosomaal in stambomen Belangrijk! Zonen ontvangen hun X-chromosoom altijd van de moeder. Dochters ontvangen één van hun X-chromosomen van de vader. Allereerst bepalen: recessief (onderaan) Dan: man daarboven heeft het niet dus kan niet X-chromosomaal zijn. Erft de eigenschap ‘rood’ dominant of recessief over? Ligt deze eigenschap op het X-chromosoom, op een autosoom of is dat met deze stamboom niet te bepalen?

Huiswerk 13,2 Opdracht 1 t/m 18