De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Keynesiaans model J. Zonjee.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Keynesiaans model J. Zonjee."— Transcript van de presentatie:

1 Keynesiaans model J. Zonjee

2 Macro model De effectieve vraag bepaalt het nationaal inkomen. EV=Y
De productiecapaciteit is op korte termijn constant. Het model verklaart werkloosheid en inflatie

3 Eenvoudig model Consumptie is deels afhankelijk van Y maar voor een deel ook autonoom (niet van Y afhankelijk) C = cY+Co bijv C=0,75Y+35 Investeringen zijn autonoom I = Io bijv I = 40

4 C=0,75Y+35 I = 40 Inkomensevenwicht Er is inkomensevenwicht als de bestedingswensen van de consumenten en de producenten gerealiseerd kunnen worden. De effectieve vraag is dan precies gelijk aan het nationaal inkomen.

5 Inkomensevenwicht In de kringloop vind je de gelijkheid van EV en Y terug. De macro economische identiteiten gelden. Y = C + S Y = C + I I = S

6 Marginale consumptiequote
Dit laat zien welk deel van extra inkomen extra wordt geconsumeerd. Als iemand met weinig inkomen meer krijgt zal het dit volledig consumeren. Een rijk persoon zal een deel gaan sparen. c = marginale consumptiequote Analoog aan de marginale consumptiequote is er ook een marginaal belastingquote , een marginaal spaarquote etc. extra consumptie extra inkomen =

7 Oplossing model C = 0,75Y+35 I = 40 EV = C + I EV = Y Y = 0,75Y + 75
Dus inkomensevenwicht bij 300

8 EV en capaciteit 1 Y=Y Onderbesteding Als de EV kleiner is dan de capaciteit, wordt een deel van de beschikbare productiefactoren niet gebruikt. Voor arbeid betekent dit dat er conjuncturele werkloosheid optreedt. EV cap Av Aa

9 De effectieve vraag bepaalt het nationaal inkomen
en daarmee de arbeidsvraag Y Av Arbeidsproductiviteit Werkloosheid door onderbesteding Het arbeidsaanbod is gelijk aan de beroepsbevolking J. Zonjee

10 EV en capaciteit2 Overbesteding De effectieve vraag kan ook groter zijn dan de capaciteit toelaat. Er ontstaat dan een algemene prijsstijging die inflatie tot gevolg heeft. Dit noemt men bestedingsinflatie

11 Model met overheid We kunnen het model voorzien van een overheid. Deze overheid heft inkomstenbelasting B=bY+Bo De overheid besteedt deze middelen O=Oo Er kan een overheidstekort of -overschot zijn.

12 C = 0,5 (Y-B) + 65 I = 20 B = 0,33Y O = 105 Y = C + I + O Oplossing van het model levert Y = 285

13 Inverdieneffecten Hogere overheidsbestedingen
Als de overheid haar bestedingen verhoogt, verdient ze een deel van deze extra bestedingen weer terug in de vorm van extra belastingopbrengst Een vergelijkbaar effect treedt op bij verlaging van de autonome belasting. Het overheidstekort stijgt dus minder sterk dan verwacht. Hogere effctieve vraag Hoger nationaal inkomen Hogere belastingopbrengst daling stijging Overheidstekort

14 Multiplier Een extra autonome besteding heeft een stijgende werking op Y Extra investering Extra produktie Extra inkomen Extra consumptie Extra sparen Bij een extra I van 10 en C=0,5Y Het spaarlek

15 EV1 EV2 Y I De multiplier is de verhouding tussen de verandering van Y en de verandering van de autonome. ΔY Δ I

16 Meer multiplier (overheid)
Extra investering Extra produktie Extra inkomen Extra consumptie Extra sparen Extra belasting Spaarlek Belastinglek

17 Buitenland Lopende rekening Een deel van onze transacties met het buitenland worden opgenomen in het model. Het gaat alleen om transacties die gebruik van produktiefactoren tot gevolg hebben. Het kan hierbij gaan om - goederen - diensten - produktiefactoren

18 E Ontvangsten uit export
M Betalingen voor import E - M Saldo lopende rekening = uitvoersaldo

19 Model met buitenland C =0,75(Y-B) I=25 O=160 B= 0,4Y-20 E=220 M=0,5Y
EV=C+I+O+E-M EV=Y Vragen Bereken Y Inverdieneffect van belastingverlaging B=0,4Y-34 De multiplier bedraagt -5/7 Gevolg voor lopende rekening

20 Oplossing Consumptiefunctie vereenvoudigen C=0,75(Y-0,4Y+20) C=0,45Y+15 Invullen Y=0,45Y ,5Y 1,05Y=420 Y=400 Multiplier toepassen levert Y=410 B daalt eerst met 14 maar stijgt (ddor de hogere Y) met 4. Per saldo dus 10 daling. Inverdieneffect Bo daalt C stijgt uit te rekenen met multiplier EV stijgt Y stijgt uit te rekenen B afhankelijk met marginale van Y stijgt belastingquote

21 Besluit Het macro economisch model is verder uit te breiden met een geldsector, met een werkgelegenheids-sector of met andere variabelen. De essentie van het model, de bestedingen bepalen de hoogte van het nationaal inkomen/het nationaal product verandert hier niet door.


Download ppt "Keynesiaans model J. Zonjee."

Verwante presentaties


Ads door Google