De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De zinsdelen De onderdelen van een zin. Zinsdelen  Het onderwerp  Het gezegde  Het lijdend voorwerp  Het meewerkend voorwerp  Het voorzetselvoorwerp.

Verwante presentaties


Presentatie over: "De zinsdelen De onderdelen van een zin. Zinsdelen  Het onderwerp  Het gezegde  Het lijdend voorwerp  Het meewerkend voorwerp  Het voorzetselvoorwerp."— Transcript van de presentatie:

1 De zinsdelen De onderdelen van een zin

2 Zinsdelen  Het onderwerp  Het gezegde  Het lijdend voorwerp  Het meewerkend voorwerp  Het voorzetselvoorwerp  De bijvoeglijke bepaling  De bijwoordelijke bepaling

3 Het onderwerp Het onderwerp is het belangrijkste zinsdeel. Het vertelt wie of wat iets doet. Het onderwerp bepaalt de vorm van het gezegde. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

4 Ikga graag naar school. mijn moederMorgen isjarig. Gisterenavond was op televisieeen mooie film. Wijontmoeten elkaar om 2 uur bij de gymzaal. Mijn ouders en mijn broerkomen ook. voetballenMij bezorgtveel lol. De bestemoet winnen. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

5 De plaats in de zin Het onderwerp staat meestal vooraan in de zin: Ik ga graag naar school. Wii ontmoeten elkaar om 2 uur bij de gymzaal. Het kan echter ook in het midden van de zin staan: Morgen is mijn moeder jarig. Ook staat het soms aan het einde van de zin: Gisterenavond was op televisie een mooie film. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

6 Bijna alles kan onderwerp zijn Erg vaak is het onderwerp een zelfstandig naamwoord: Hij heeft hem precies gezien. Mijn broer heeft hem precies gezien. Peter heeft hem precies gezien. Het onderwerp kan ook uit meerdere zelfstandige naamwoorden bestaan: Mijn broer en mijn vriend Peter hebben hem precies gezien. Het onderwerp kan door een persoonlijk voornaamwoord vervangen worden, dat dan dus het onderwerp van de zin is: Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

7 Onderwerp kan ook een zelfstandig gebruikt bijvoegelijk naamwoord zijn: De kleintjes moeten om zes uur naar bed. Zelfs zelfstandig gebruikte werkwoorden kun je als onderwerp gebruiken: Het kroelen geeft mij veel plezier. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

8 Ook een hele zin kan onderwerp(szin) zijn: verheugt mij.Dat jij mij bezoekt, Onderwerp De zin: „Dat jij mij bezoekt“ vervangt hier het onderwerp. Vergelijk: Jouw bezoek verheugt mij. Dat jij mij bezoekt = Jouw bezoek Twee mogelijkheden, het onderwerp te vormen. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

9 Het gezegde Het gezegde geeft aan, wat het onderwerp doet (bedrijvend) of wat er mee gedaan wordt (lijdend). Peter voert aait prijst Peter, het onderwerp, doet iets bedrijvend. Hij voert, aait, prijst... zijn hond. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

10 De hond wordt gevoerd. geaaid. geprezen. Hier wordt gezegd, wat er met de hond, het onderwerp, gedaan wordtlijdend. Hij wordt gevoerd, geaaid, geprezen. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

11 Het gezegde kan meerdere delen hebben Hulpwerkwoord (van tijd) + zelfstandig werkwoord Ik zal jou morgen bezoeken. Ik heb jou deze morgen gezien. hulpwerkwoord (van tijd) zelfstandig werkwoord Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

12 (Modaal) hulpwerkwoord + zelfstandig werkwoord Ik kan het niet alleen doen. Jij moet mij daarmee helpen. (modaal) hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

13 In deze gevallen kan het gezegde behoorlijk ver uit elkaar getrokken zijn. Ik moet gaan. Ik moet nu gaan. Ik moet nu toch echt naar huis gaan. Gezegde Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

14 Ook bij een hulpwerkwoord van tijd plus een zelfstandig werkwoord kan het gezegde uit elkaar getrokken worden. Ik heb gisteren in de boekhandel een boek gekocht. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

15 Het gezegde kan ook uit meerdere zelfstandige werkwoorden bestaan, die „opgeteld“ worden. De kinderen lachten en speelden in de tuin. Iedereen rent, verstopt, vlucht. Onderwerp Gezegde Onthoud: het gezegde heeft altijd betrekking op EEN onderwerp. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

16 Het kleintje speelt nog, zijn vrienden leren al. Hier zie je duidelijk, dat het onderwerp de vorm van het gezegde bepaalt: Het kleintje = 3e persoon enkelvoud speelt Zijn vrienden = 3e persoon meervoud leren Gezegde 2Gezegde 1Onderwerp 2Onderwerp 1 Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

17 Het „voorwerp“ „Voorwerpen“ vullen het gezegde aan. Zij zijn vaak belangrijk, omdat de zin dan (pas) betekenis krijgt. Ik zie. Wie? Wat? Lijdend voorwerp Ik geef. Aan wie? Meewerkend voorwerp Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

18 Het lijdend voorwerp Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: „Wie of wat (+ ond. + gez)?“. Ik ziejou. een bal. Wij spelenvoetbal. een spel. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

19 Het meewerkend voorwerp Het meewerkend voorwerp geeft antwoord op de vraag „Aan/voor wie?“. Ik geefjou mijn vrienden De hondwordt een bot gegeven. Het stoute kindheeft de Sint niets gegeven. (Kun je in dit geval ook omdraaien.) Meewerkend voorwerp de schuld. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

20 Natuurlijk kan een zin ook een lijdend voorwerp + een meewerkend voorwerp hebben. Ik schrijfjoueen brief. Ik geef mijn nieuwe vriend een mooie cd. Meew.vwLijd.vw Meew.vwLijd.vw Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

21 Het voorzetselvoorwerp Er zijn werkwoorden, die vast met een voorzetsel verbonden zijn. Daartoe behoren bijvoorbeeld: wachten ophopen op trouwen metboos zijn over overweg kunnen metblij zijn met rekenen opschrijven aan wennen aan verlangen naarergeren aan gek zijn ophouden van twijfelen aan Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

22 Komt er bij deze vaste verbinding van een werkwoord + voorzetsel een „voorwerp“ bij, is dat een voorzetselvoorwerp. Ik wacht op jou. Voorzetselvoorwerp Ik twijfel aan het antwoord op vraag 3. Voorzetselvoorwerp Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

23 Pas op met: Hij speelt op de gitaar. Waarop? Voorzetselvoorwerp Hij speelt op het balkon. Waar? Bijwoordelijke bepaling (plaats) Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

24 Maar ook een zin kan een „voorwerp“ zijn. Ik zie,dat jij werkelijk erg vlijtig bent geweest. Wie of wat? Voorwerp (Lijd.vw-zin) Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

25 De bijvoeglijke bepaling De bijvoeglijke bepaling geeft nadere informatie over een woord. Het is deel van een zinsdeel. De fietsis geweldig.van mijn vriend Onderwerp Bijv.bep De fiets van mijn vriend is onderwerp, van mijn vriend is een nadere bepaling van de fiets. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

26 De belslaat 10 keer.in de torenBijv.bep De tuinis ook nog van ons. hier Hetkind speelt in de tuin.gelukkige Devogels hebben mij gewekt. Bijv.bep twitterende Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

27 Er zijn verschillende vormen van bijvoeglijke bepalingen: het huis van mijn ouders Dit is een bijvoeglijke bepaling met van. De gelukkige kinderen gelukkige is hier een bijvoeglijk naamwoord. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

28 De bijwoordelijke bepaling De bijwoordelijke bepaling geeft bijvoorbeeld aan, hoe, waar, wanneer, waarom en onder welke omstandigheden iets gebeurt. De vogels twitteren vol vreugde. De vogels twitteren hoog in de bomen. De vogels twitteren op de vroege ochtend. De vogels twitteren ondanks het koude weer. OnderwerpGezegdeBijwoordelijke bep. Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep

29 Bijwoordelijke bepalingen zijn de zinsdelen die „overblijven“, nadat je het onderwerp, gezegde, lijdend/meewerkend/voorzetselvoorwerp benoemd hebt Bijwoordelijke bepalingen beginnen vaak met een voorzetsel! Onderwerp Gezegde Lijd.vw Meew.vw Voorz. Vw Bijv.bep Bijw.bep


Download ppt "De zinsdelen De onderdelen van een zin. Zinsdelen  Het onderwerp  Het gezegde  Het lijdend voorwerp  Het meewerkend voorwerp  Het voorzetselvoorwerp."

Verwante presentaties


Ads door Google