OPVOEDRELATIES ONDER SPANNING B Week 3. PROGRAMMA Artikel ‘Ondersteuning van ouders met een verstandelijke beperking Artikel ‘Kwetsbare kinderen’ Gastcollege.

Presentatie over: "OPVOEDRELATIES ONDER SPANNING B Week 3. PROGRAMMA Artikel ‘Ondersteuning van ouders met een verstandelijke beperking Artikel ‘Kwetsbare kinderen’ Gastcollege."— Transcript van de presentatie:

1 OPVOEDRELATIES ONDER SPANNING B Week 3

2 PROGRAMMA Artikel ‘Ondersteuning van ouders met een verstandelijke beperking Artikel ‘Kwetsbare kinderen’ Gastcollege 1200-1350

3 H3 SPECTRUM VAN HET ZORGAANBOD Leerdoel: van verschillende vormen van zorgaandbod kunnen aageven wat het doel, toepassing, voordelen en nadelen zijn Vormen van zorgaanbod:  Praktische thuiszorg/thuisondersteuning  Intensieve ambulante gezinsbegeleiding  Ouder-kind-project  Groepswerk Ervaringsleren  Tip: schema’s op blz 41 en 42

4 H5 DE PROFESSIONELE ORGANISATIE Leerdoel: de randvoorwaarden kennen van professionele ondersteuning aan ouders met een verstandelijke beperking  Tip: Doorlezen, want het is bekende stof

5 KWETSBARE KINDEREN Leerdoel: Kennen van de risico-en beschermfactoren van kind/jongere, ouders, omgeving en de samenhang. Leerdoel: Kennen van interventies voor deze specifieke groep  Tip: Van Gameren (boek leven met psych ouder) heeft het ook over risico-en beschermfactoren, maar dit artikel legt ook de nadruk op verschillen per leeftijdsfase

6 ENKELE TERMEN (INLEIDING EN H1) KOPP/KVO kinderen Selectieve en geïndiceerde preventie Literatuurstudie Comorbiteit Familiale aggregatie Cross-aggregatie

7 OPDRACHT (ZIE PAG 9) Waarom is het risico op bepaalde problematiek per leeftijdsfase verschillend en welk ontwikkelingsgebied(en) staat daar centraal?

8 KANS OP PSYCHISCHE PROBLEMATIEK Kwetsbaarheid versus veerkracht Gedeelde omgeving versus unieke (niet gedeelde) omgeving (twin studies) Genetisch risico verhoogde kans op het doormaken van stressvolle negatieve gebeurtenissen

9 OPDRACHT Breng de kenmerken kind/jongere, ouder en omgeving in kaart.

10 VRAGEN 1.Bij een relatief lage erfelijkheid is er een grotere invloed van unieke omgeving. Bij welke stoornis is dit het geval (meerdere antwoorden mogelijk) 2.Hoe groot is de erfelijkheidsfactor van: schizofrenie, bipolaire stoornis, depressie, angstoornis, alcoholmisbruik en drugsmisbruik? (Meer dan 50% is hoog) 3.Welke factoren spelen een grotere rol bij het risico op het vormen van problemen dan de werkelijke (aard van de) diagnose? 4.Wat is volgens de literatuurstudie de beste voorspeller op het risicogehalte bij KOPP/KVO kinderen om zelf problemen te ontwikkelen?

11 DONDERDAG Waar hebben jullie behoefte aan?