Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdGreta Smeets Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Kort Geding Pieterjan Vonk 12 oktober 2015
2
Kort Geding I Inleiding II Voortraject III ZittinAg IV Uitspraak
3
I. Inleiding Belangrijke verschillen KG en bodemprocedure
4
I. Inleiding Alternatief voor (trage) bodemprocedure
Informele procesvoering Gericht op verkrijgen van onmiddellijke voorziening Zowel mogelijk bij rechtbank als kanton
5
I. Inleiding Waar liggen de grenzen? Binnen welke kaders moet de KG-rechter blijven?
6
I. Inleiding Regels dagvaardingsprocedure zijn ook op het KG van toepassing (Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 77), dus ook: Waarheidsplicht (art. 21 Rv) Substantiëringplicht (art , 1e volzin Rv), en Bewijsaandraagplicht (art , 2e volzin Rv)
7
I. Inleiding Veel voorkomende voorzieningen:
Opheffing conservatoire en executoriale beslagen (art. 705,1 Rv) Executiegeschillen (art. 438, 2 Rv) Veroordelingen tot betaling van een geldsom Voorlopige voorzieningen in de sfeer van het personen- en familierecht Voorlopige voorzieningen m.b.t. rechtspersonen Voorlopige voorzieningen op privaatrechtelijk gebied
8
I. Inleiding Andere mogelijkheden om snel een (rechterlijke) beslissing te krijgen: Arbitraal kort geding (art Rv) Voorlopige voorziening in het kader van een bodemprocedure (art. 223 Rv) Voorlopige voorzieningen (art. 2:349a, lid 2 BW)
9
I. Inleiding Arbitraal kort geding (1051 Rv) Voordelen: Nadelen:
Snel en informeel Soms specifieke deskundigheid bij geschilbeslechters Nadelen: Geschilbeslechters moeten door partij(en) worden betaald Bindend advies kan niet van exequatur worden voorzien Geen hoger beroep (tenzij art Rv)
10
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Karakter: KG binnen bodemprocedure Ordemaatregel: bevel/verbod handeling Bindt rechter niet bij beslissing in hoofdzaak Beperkte werkingsduur: totdat uitspraak is gedaan in hoofdzaak (verliest werking bij einduitspraak) Hoger beroep mogelijk (art Rv)
11
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Is een provisionele vordering die wordt gedaan in het kader van een bodemprocedure Samenhang tussen hetgeen bij voorlopige voorziening wordt gevorderd en het gevorderde in de hoofdzaak Eiser in het incident moet voldoende spoedeisend belang hebben bij zijn vordering in de zin dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht
12
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Voorschot op geldsom in de hoofdzaak Vordering tot opheffing conservatoir beslag Andere maatregelen ter bewaring van recht Maar niet (net zoals in KG): declaratoire of constitutieve uitspraak
13
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Kan (a) in een voorlopige voorziening het overleggen van stukken en bescheiden van wederpartij worden gevorderd en (b) is appèl mogelijk?
14
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Kan (a) in een voorlopige voorziening het overleggen van stukken en bescheiden van wederpartij worden gevorderd en (b) is appèl mogelijk? Afwegingen:
15
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Kan (a) in een voorlopige voorziening het overleggen van stukken en bescheiden van wederpartij worden gevorderd en (b) is appèl mogelijk? Afwegingen: Overleggen stukken heeft geen voorlopig maar definitief karakter;
16
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Kan (a) in een voorlopige voorziening het overleggen van stukken en bescheiden van wederpartij worden gevorderd en (b) is appèl mogelijk? Afwegingen: Overleggen stukken heeft geen voorlopig maar definitief karakter; Beslissing werkt langer dan voor de duur van het bodemgeschil;
17
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Kan (a) in een voorlopige voorziening het overleggen van stukken en bescheiden van wederpartij worden gevorderd en (b) is appèl mogelijk? Afwegingen: Overleggen stukken heeft geen voorlopig maar definitief karakter; Beslissing werkt langer dan voor de duur van het bodemgeschil; Aard van de voorziening: Het gaat om de voortgang en/of instructie van de zaak.
18
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex 223 Rv
Hoge Raad 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012: BW3263, NJ 2013, 287 m.nt. Krans: Bij afgifte bescheiden gaat het om instructie van de zaak Dat is geen v.v. ex 337, 1 Rv: geen appèl Indien v.v. is gegrond op art. 843a Rv in lopende procedure, met het oog op instructie van de zaak, is sprake van een tussenvonnis ex art. 337, 2 Rv: geen appèl mogelijk
19
I. Inleiding Voorlopige voorziening ex art 2:349a, lid 2 BW (tekst m.i.v. 1 januari 2013): “Indien gelet op de belangen van de rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken een onmiddellijke voorziening vereist is in verband met de toestand van de rechtspersoon of in het belang van het onderzoek, kan de ondernemingskamer in elke stand van het geding op verzoek van de indieners van het in artikel 345 bedoelde verzoek een zodanige voorziening treffen voor ten hoogste de duur van het geding”.
20
I. Inleiding Ondernemingskamer voert praktijk van het splitsen van de beslissing over de onmiddellijke voorziening en over het enquêteverzoek Voordelen: slagvaardig en effectief Nadelen: - verzoek tot onmiddellijke voorziening kent heel summiere rechtsgang met geringe rechtswaarborgen voor verwerende partij - door toestaan van de onmiddellijke voorziening wordt het eigenlijke geschil feitelijk definitief beslist want roept fait accompli in het leven
21
I. Inleiding HR 14 december 2007 (DSM) NJ 2008/105:
(…) Van de bevoegdheid tot het treffen van een onmiddellijke voorziening (…) kan door de ondernemingskamer, voordat een onderzoek wordt gelast, slechts een terughoudend gebruik worden gemaakt en alleen indien daartoe in verband met de toestand van de rechtspersoon of in het belang van het onderzoek voldoende zwaarwegende redenen bestaan. (Zie ook HR 25 februari 2011, NJ 2011/335)
22
I. Inleiding Per 1 januari 2013 (Stb. 2012, 305) opneming van een derde lid in art. 2:349a BW (kamerstuk nr ) “Ingeval nog geen onderzoek is gelast, wordt een onmiddellijke voorziening slechts getroffen indien er naar het voorlopig oordeel van de ondernemingskamer gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen. De ondernemingskamer beslist daarna binnen een redelijke termijn op het verzoek als bedoeld in art. 345.“
23
I. Inleiding Art. 254 lid 1 Rv: “In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.”
24
I. Inleiding In ongeveer 95% van de procedures laten partijen het bij de uitspraak in kort geding en volgt er geen bodemprocedure (bron: Uitgebalanceerd, Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, Boom 2006, pag. 115)
25
II. Voortraject Te behandelen onderwerpen:
Leent de zaak zich voor afdoening in kort geding? Absolute en relatieve bevoegdheid Procesreglementen kort gedingen bij de rechtbank en kantongerecht Dagbepaling Wat moet de dagvaarding bevatten Wijkt het bewijsrecht af van dat bij bodemzaken? Hoe zit het met producties Kunnen voorlopige voorzieningen worden getroffen? Kan de zitting worden ingetrokken of verplaatst?
26
II. Voortraject Art. 256 Rv: “Indien de voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, weigert hij de voorziening.”
27
II. Voortraject Absolute bevoegdheid Afdeling of team civiel:
is als (rest-rechter) bevoegd, tenzij er een andere (snelle) rechtsgang is Kantonrechter is bevoegd in zaken waarin hij ook als bodemrechter bevoegd is: 254 lid 4 Rv
28
II. Voortraject Relatieve bevoegdheid
Eiser kan gedaagde oproepen voor de KG-rechter (i) van het arrondissement waar de voorziening moet worden getroffen, of (ii) die volgens de gewone regels van relatieve bevoegdheid is aangewezen vgl. Tonkens-Gerkema 2014, (T&C Rv), boek 1, Titel 2, Afd. 14, Inl. opm. aant. 2 sub d).
29
II. Voortraject Art. 110, lid 1, 2e volzin Rv: rechter moet ambtshalve de relatieve bevoegdheid toetsen in zaken waarin de vordering ten hoogste € beloopt betreffende een individuele arbeidsovereenkomst betreffende consumentenzaken (art. 101 Rv) en betreffende onroerende zaken (art. 103 Rv).
30
II. Voortraject Spoedeisend belang
Uit de tekst van art. 254,1 Rv volgt dat het moet gaan om spoedeisende zaken waarin een onmiddellijke voorziening wordt vereist. Het is de bedoeling van de wetgever is om het kort geding te reserveren voor spoedeisende zaken, waarin enerzijds onverwijld handelen is geboden en anderzijds de afloop van de gewone bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
31
II. Voortraject Art. 254 lid 2 Rv, 1e volzin:
“Op aanvraag van de belanghebbende partij kan de voorzieningenrechter de dagvaarding bevelen tegen de dag en het uur, de zondag daarbij inbegrepen, voor elk geval te bepalen. (…)”
32
II. Voortraject Procesreglement kort gedingen rechtbanken civiel/familie Zevende versie, januari 2015
33
II. Voortraject Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken
Tweede versie, 1 januari 2013
34
II. Voortraject Artikel 254 Rv lid 2, 3e volzin: “De voorzieningenrechter kan aan de dagbepaling voorwaarden verbinden, die door de eiser in acht moeten worden genomen. Deze voorwaarden moeten uit de dagvaarding blijken”.
35
II. Voortraject De voorzieningenrechter van de Rechtbank […], sector civiel, heeft op [datum] op de voet van het bepaalde in art. 117 Rv verlof gegeven om de gedaagde partij op verkorte termijn te dagvaarden en heeft daaraan de voorwaarden verbonden dat het exploot van deze dagvaarding uiterlijk op [… voor … uur] aan de gedaagde partij wordt betekend en dat de eisende partij onverwijld na ontvangst van de dagbepaling de zittingsdatum en -tijdstip aan de gedaagde partij meedeelt en haar de concept-dagvaarding toezendt.
36
II. Voortraject Art. 254 lid 3 Rv:
“De zaak kan ook worden aangebracht op een terechtzitting, door de voorzieningenrechter te houden op de daartoe door hem te bepalen werkdagen”.
37
II. Voortraject Art. 254 lid 5 Rv [tot 1 april 2013: lid 4]:
“In zaken die ten gronde door de kantonrechter worden behandeld en beslist is ook de kantonrechter bevoegd tot het geven van een voorziening als in deze afdeling bedoeld. Daarbij is op de kantonrechter van toepassing hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald”.
38
II. Voortraject Concept-dagvaarding + opgave eigen verhinderdata en - indien bekend - van de advocaat/gemachtigde van de wederpartij
39
II. Voortraject Art. 120, lid 1 Rv: op straffe van nietigheid
dient de dagvaarding (i) de eis en (ii) de gronden daarvan te bevatten (art. 111, lid 2, sub d Rv)
40
II. Voortraject Griffierecht: wijziging per van art. 111, lid 2, sub k Rv. De dagvaarding moet bevatten: de mededeling of van gedaagde bij verschijning griffierecht zal worden geheven; verwijzing naar vindplaats van tarievenbijlage Wgbz (bijv. rechtspraak.nl); vermelding voor onvermogen: ander tarief. Gedaagde in KG bij Kanton is geen griffierecht verschuldigd (art. 4 lid 1 sub b Wgbz)
41
II. Voortraject Griffierecht: toevoeging per van nieuw lid 4 in art. 254 Rv: “De artikelen 127a en 128 lid 2 en lid 6 zijn niet van toepassing”. D.w.z.: geen aanhouding van de zaak zolang eiser het griffierecht niet heeft voldaan (art. 127a lid 1 Rv nvt); Gedaagde mag CvA nemen, ook als hij griffierecht nog niet heeft voldaan (art. 128 lid 2 Rv nvt). Geen verstekverlening (art. 128 lid 6 Rv nvt)
42
II. Voortraject Beenders 2012, (T&C Rv), boek 1, titel 2, afd. 9, inl. opm., aantek. 2 sub b “(…) In kort geding gelden de wettelijke regels van het bewijsrecht niet. Dit omdat de aard van de te geven beslissing (een voorlopige maatregel) en de snelheid waarmee de procedure moet worden gevoerd, zich tegen afzonderlijke bewijslevering verzetten (Parl. Gesch. Bewijsrecht, p )."
43
II. Voortraject Kamerstukken II 1981, 10 377, nr. 7, p.11:
“Bij het kort geding zijn partijen meestal nog niet aan het bewijs betreffende hun definitieve rechten en verplichtingen toe en gaat het om wat er voorshands omtrent de afloop van een eventuele hoofdzaak en omtrent de over en weer bestaande belangen aannemelijk is”.
44
II. Voortraject Het voeren van verweer in Kort Geding
Tijdens de mondelinge behandeling, in pleitnota’s en overlegde producties Verweer moet voldoende gemotiveerd en onderbouwd zijn Niet innerlijk tegenstrijdig; zo nodig primair, subsidiair etc Producties: mét toelichting (evt leeswijzer) Let op: onmogelijkheid tot toetsing verweer kan leiden tot afwijzing ervan
45
II. Voortraject HR 27 januari 1938, NJ 1938/976:
“(…) de rechter in kort geding is vrij in het toelaten of weigeren van getuigenbewijs (…)
46
II. Voortraject Hof ´s-Gravenhage 10 september 1987, (Geeris/Bakker) NJ 1989/693 LJN AC1602: “Een nader onderzoek in de vorm van een comparitie van partijen en getuigenverhoor is in kort geding niet a priori uitgesloten en kan plaatsvinden in geval de belangen welke op het spel staan en de mate van spoedeisendheid het rechtvaardigen.”
47
II. Voortraject (…) beschikt over de hierna te noemen getuigen die met betrekking tot de gang van zaken rond (…) desgewenst ter terechtzitting kort en zakelijk als informant kunnen worden gehoord op een door de voorzieningenrechter te bepalen moment.
48
II. Voortraject Producties Procesreglement
- civiel/familie: hoofdstuk 6 - kanton: hoofdstuk 6
49
II. Voortraject Tonkens-Gerkema 2012 (T&C Rv), art. 254, aant. 10 sub d: Voorlopige voorziening tot de zitting en/of de uitspraak. “Wil gedaagde niet vrijwillig toezeggen het kort geding af te wachten, dan zal eiser in zaken met bijzondere spoed vóór de zitting de voorzieningenrechter kunnen verzoeken om een tijdelijke voorlopige voorziening met gelding tot aan de zitting en/of op de zitting met gelding tot aan de uitspraak."
50
II. Voortraject Hof 's-Gravenhage 28 juni 2011, LJN BR2991:
“[Appellant] heeft gewezen op Tekst & Commentaar art. 254 aantekening 10d, maar tevergeefs. Het gaat in die tekst over de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om desverzocht bij vonnis een ordemaatrel te nemen totdat einduitspraak in kort geding wordt gedaan.".
51
II. Voortraject Intrekking/verplaatsing Procesreglement
- civiel/familie: art. 1.3; hoofdstuk 9 en 10 - kanton: art. 1.2; hoofdstuk 9 en 10
52
II. Voortraject Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector kanton Art 1.2 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: h. klemmende reden: een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is op de zitting te verschijnen of een door de kantonrechter bepaalde handeling te verrichten;
53
II. Voortraject Hof Arnhem 26 april 2011, LJN BQ4993, JB Pr 2011/46:
“Anders dan mr. (…) heeft betoogd, volgt uit deze regeling niet dat de eisende partij in kort geding te allen tijde aanhouding (in de zin van verplaatsing van de oorspronkelijke zittingsdag) kan vragen en dat dit verzoek per definitie automatisch zou moeten worden toegestaan ‑ of in de praktijk wordt toegestaan ‑ door de voorzieningenrechter. Het hele procesreglement gaat er op dit punt juist vanuit dat de voorzieningenrechter toestemming moet verlenen voor een aanhouding.(…)”
54
II. Voortraject Vervolg:
Bij de beslissing of die toestemming wordt verleend kunnen behalve de belangen van partijen ook het algemeen belang c.q. het belang van een goede rechtspleging in het algemeen worden betrokken, zoals de beperkte beschikbaarheid van zittingsdagen en -ruimte, zodat zelfs bij consensus tussen de procespartijen zij er niet zondermeer vanuit mogen gaan dat het aanhoudingsverzoek door de voorzieningenrechter wordt gehonoreerd.
55
II. Voortraject Rechtbank Amsterdam, sector Civiel, Team kort geding:
Ongeveer 2500 kortgedingzaken per jaar ingepland, Ongeveer 800 daarvan worden (na verplaatsing) ingetrokken. (Bron: Amsterdams Balie Bulletin, december 2010, pag. 6, interview mr. Sjoukje Rullmann)
56
III. Zitting DEEL III. Zitting Plaats en tijdstip
Openbaarheid van de zitting Tijdsbeslag van de zitting Wijze van verschijnen Verstek en zuivering daarvan Reconventie en incidenten Pleitaantekeningen Voeging en tussenkomst / oproeping in vrijwaring Eis veranderen of vermeerderen
57
III. Zitting 254 lid 2 Rv: Op aanvraag van de belanghebbende partij kan de voorzieningenrechter de dagvaarding bevelen tegen de dag en het uur, de zondag daarbij inbegrepen, voor elk geval te bepalen. Hij kan daarbij tevens bevelen dat de terechtzitting op een andere plaats dan in het gerechtsgebouw wordt gehouden. (…)
58
III. Zitting Openbaarheid zitting Pr KG-Rb: art. 11.9
Pr Kanton: art (gelijkluidend)
59
III. Zitting De gebruikelijke tijd Art. 11.8 Pr KG Rb:
Voor de terechtzitting wordt de bij de rechtbank gebruikelijke tijd gereserveerd (zie onderdeel 17 Pr: bijlage VI) Indien een partij voorziet dat deze gebruikelijke tijd onvoldoende is, kan zij de voorzieningenrechter verzoeken voor de terechtzitting meer tijd te reserveren.
60
III. Zitting Wijze van verschijnen Procesreglement
- civiel/familie: art - kanton: art
61
III. Zitting Verstek en zuivering van het verstek/verzet
Procesreglement - civiel/familie: art. 12.2 - kanton: art. 12.2
62
III. Zitting Artikel 50 lid 3 RO:
In kort geding als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering draagt de voorzieningenrechter ter terechtzitting de aanspreektitel van president in kort geding.
63
III. Zitting Reconventie en incidentele vorderingen Procesreglement
- civiel/familie: hoofdstuk 7 - kanton: hoofdstuk 7
64
III. Zitting Pleitaantekeningen Procesreglement
- civiel/familie: art - kanton: art. 11.7
65
III. Zitting Voeging en tussenkomst/oproeping in vrijwaring
Procesreglement Civiel/familie: art. 7.1 Alleen door partij die bij advocaat is verschenen Kanton: art. 11.7
66
III. Zitting Eis veranderen of vermeerderen
Procesreglementen hoofdstuk 11 “op schrift gesteld”
67
II. Voortraject Drie vereisten voor de toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding: het bestaan van de vordering moet voldoende aannemelijk zijn; er moet sprake zijn van een spoedeisend belang bij een onmiddellijke voorziening; in de belangenafweging op de voet van art. 254 lid 1 Rv moet het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico) worden betrokken.
68
III. Zitting HR 14 juni 2002, NJ 2002, 395: Ten aanzien van het restitutierisico: “Onjuist is de opvatting dat naar huidig recht in het algemeen slechts plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding, indien gegarandeerd is dat het toegewezen bedrag aan gedaagde wordt terugbetaald indien de eiser in het bodemgeschil in het ongelijk wordt gesteld; de rechter zal bij de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico (slechts) mede hebben te betrekken."
69
IV. Uitspraak en hoger beroep
70
IV. Uitspraak en hoger beroep
Waar gaan we het over hebben: Manieren waarop uitspraak kan worden gedaan Hoger beroepstermijn: vier weken Spoedappel: art Landelijk procesreglement Spoedappel op verzoek geïntimeerde Uiterste spoed (“Turbospoedappèl”): alles is mogelijk
71
IV. Uitspraak en hoger beroep
Vonnis in de regel een of twee weken na zitting Soms op vaste dagen of tijdstippen Soms ook direct (mondeling) ter zitting, schriftelijke weergave komt later Soms afgifte verkort vonnis, later uitgewerkt vonnis Procesreglementen: Hoofdstuk 13
72
IV. Uitspraak en hoger beroep
Art. 339 lid 2 Rv: in afwijking van het eerste lid is de termijn van beroep van een vonnis in kort geding vier weken.
73
IV. Uitspraak en hoger beroep
Art Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven: De appellant die wenst dat het hoger beroep van een kortgedingvonnis als spoedappel wordt behandeld, neemt de grieven en de toelichting hierop in de dagvaarding in hoger beroep op of doet de grieven en de toelichting tegelijk met de dagvaarding in hoger beroep betekenen. In de dagvaarding en bij het aanbrengen van de zaak wordt gemotiveerd vermeld dat een spoedbehandeling wordt verzocht.(…).
74
IV. Uitspraak en hoger beroep
Art Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven: Indien appellant geen spoedappel heeft verzocht, kan geïntimeerde op de eerstdienende roldatum op de rol mededelen dat hij behandeling als spoedappel wenst. Geïntimeerde stelt de griffie en appellant van dit voornemen tijdig schriftelijk op de hoogte
75
IV. Uitspraak en hoger beroep
Art Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven: In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. In dat geval wendt de meest gerede partij zich vóór het aanhangig maken van de zaak bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek daartoe tot het hof.
76
Kort Geding Pieterjan Vonk
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.