Download de presentatie
1
Modellen en Stromingen
College 6: Cognitieve psychologie
2
Sheets: Kamer: ML. 3.84
3
Vandaag H5 cognitieve psychologie
4
Uitgangspunten (1) Reactie op het behaviorisme, uitgangsputen grotendeels tegengesteld De ‘binnenkant’ (hersenprocessen) van een organisme wordt onderzocht om gedrag adequaat te begrijpen centralisme De cognitiefpsycholoog wil begrijpen hoe gedrag tot stand komt. Waarom? Informatieverwerking staat centraal mens is geen robot maar computer die informatie verwerkt en daar al dan niet op reageert
5
Uitgangspunten (2) De mens is een actief en creatief wezen dat zelf zijn gedrag aanstuurt Mensen hebben, in tegenstelling tot dieren, beschikking over taal Kinderen verschillen van volwassenen typisch cognitieve vermogens zijn bij kinderen afwezig of nog in ontwikkeling
6
Cognitieve psychologie – behavorisme
Behaviorisme centralisme periferalisme gedrag begrijpen gedrag voorspellen mens is actief en creatief mens als reagerend op stimuli en consequenties uitlokkend essentieel verschil tussen mens en dier continuïteit tussen gedrag van mens en dier
7
Geschiedenis Start rond 1960 in de VS Reactie op het behaviorisme
Er bestonden al cognitieve ideeën in Europa, maar deze kregen pas aandacht na de doorbraak van de cognitieve psychologie Reactie op het behaviorisme Omslag niet door ontwikkelingen in psychologie zelf, maar door maatschappelijke ontwikkelingen: - Tweede Wereldoorlog: informatieoverdracht - Uitvinding van de computer - Linguïstiek (taalkunde) Belangrijke namen: - Jean Piaget - Noam Chomsky
8
Mensbeeld De mens is een informatieverwerker en - bewerker
Innerlijke cognitieve processen staan centraal motivaties, emoties, kennis, kennisopslag, waarneming enz. Er bestaan verschillen tussen mensen en dieren: mensen beschikken over taal model-leren, regel-leren en probleem oplossen komt voor bij mensen cognitieve vaardigheden komen in de loop van het leven tot volle wasdom
9
Indeling Mensbeeld Mechanisch (de vroege vorm van cognitieve psychologie) Organistische visie (latere ontwikkelingen). De interactie tussen omgeving en organisme wordt benadrukt. Waarnemen en informatie verwerken zijn processen van betekenis verlenen en construeren. Personalistische visie: de mens is een actief en scheppend wezen Biopsychosociale model Mensen hebben aangeboren mogelijkheden om bepaalde gedragsvormen te ontwikkelen Voorwaarde is dat deze gestimuleerd worden in een sociale omgeving
10
Theorieën over cognitie
Cognitie = ‘bewerking en ontwikkeling van kennis en informatie’ (oriëntatie, geheugen, waarneming, aandacht, concentratie, reactievermogen, leervermogen, enz) Twee resultaten van onderzoek naar het cognitieve functioneren: Twee verschillende cognitieve processen: 1) doelbewust gestuurd en gecontroleerd 2) automatisch We zijn ons vaak niet bewust van de cognitieve processen, van de resultaten wel
11
Theorieën over cognitie
Waarneming en cognitieve schema’s (cognitieve psychologie) Geheugen (cognitieve psychologie) Cognitieve ontwikkeling (opvoeding en hulpverlening) Persoonlijkheid (opvoeding en hulpverlening)
12
Waarneming en cognitieve schema’s
Actief proces Cognitieve schema’s die bij iemand tot ontwikkeling komen verwachting over de werkelijkheid verdeling van aandacht Cognitief schema: innerlijke weergave van object of situatie Algemeen Specifiek Emotionele kleuring Individuele verschillen Culturele verschillen
13
Waarneming en cognitieve schema’s
Schema’s dienen als leidraad voor selecteren, coderen, terughalen en verwerken van informatie In cognitieve schema’s zijn vier mechanismen te onderscheiden: 1) selectie- welke informatie wordt waargenomen 2) interpretatie – welke betekenis 3) herinnering – terughalen en betekenis geven 4) actie - gedrag
14
Waarnemingscyclus van Bruner
15
Geheugen
16
Recente inzichten LTG Herinneringen zijn mede afhankelijk van de context ten tijde waarvan de informatie werd opgeslagen - interne context (stemming) - externe context (fysieke omgeving) Onderscheid tussen semantisch geheugen en episodisch geheugen - semantisch geheugen: opslag algemene kennis - episodisch geheugen: opslag autobiografische kennis Onderscheid tussen impliciete (onbewuste) en expliciete (bewuste) geheugenprocessen
17
Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget
Nog steeds toonaangevend Cognitief schema centraal Niveau van logisch redeneren Interactie tussen organisme en omgeving Zorgt voor complexere schema’s Organistisch denken als uitgangspunt maar stelt ook dat ontwikkeling van denken bij kinderen automatisch verloopt Ontwikkeling en aanpassing van cognitieve schema’s: Assimilatie: nieuwe informatie integreren Accommodatie: nieuwe informatie nieuw schema
18
Cognitieve stadia volgens Piaget
Sensomotorische fase (0-2 jaar) Onderscheid tussen jezelf en de wereld objectconstantie Preoperationele fase (2-7 jaar) Denken is waarnemingsgebonden denken is egocentrisch toeval bestaat niet magisch denken Concreet operationele fase (7-11 jaar) minder egocentrisch zichtbare objecten om logisch te redeneren conservatiebegrip Formeel operationele stadium (va. 11 jaar) - logisch redeneren, uit het hoofd
19
Persoonlijkheid Het geheel van karaktertrekken en gedragingen die kenmerkend zijn voor een individu Benadrukken van eigen persoonlijkheid is typisch westers Cognitieve stijl: introvert extravert Leerstijl Denkstijl Attributiestijlen: Intern of extern Stabiel of variabel Algemeen of specifiek
20
Nieuwe ontwikkelingen
Specifieke cognitieve therapiemethoden Persoonlijkheidsstoornissen Hypochondrie Sociaal constructivisme Mindfulness
21
Sociaalconstructivisme & Mindfulness
Nadruk op sociale omstandigheden van mensen Cultuur en taal beïnvloeden het denken en waarnemen Mensen construeren gezamenlijk de wereld kritisch tegenover zogenaamde objectieve kennis Mindfulness (‘opmerkzaamheid’) Resultaat van samenvoegen van boeddhistische uitgangspunten met de uitgangspunten van de cognitieve psychologie Opmerkzaam zijn, accepteren, objectief beschouwen Door bij zichzelf stil te staan en te merken wat werkelijk van belang is in het leven, zou de kwaliteit van iemands leven vergroot kunnen worden
22
Verklaren van psychische stoornissen
Psychische stoornissen worden verklaard met behulp van ontregelde informatieverwerking Depressie: stemmingsstoornis Disfunctionele cognitieve schema’s en/of disfunctionele attributiestijlen (Aaron Beck) ‘ik ben niets waard’ negatieve interpretaties Negatieve automatische gedachten Angststoornis Controlemechanismen en/of disfunctionele schema’s over gevaar
23
Voorlichting: psycho-educatie
Voorlichtingsbenadering waarbij getracht wordt een cognitief schema met nieuwe informatie uit te breiden Als de voorlichting ook een therapeutisch doel dient, dan wordt ze psycho-educatie genoemd
24
Cognitieve psychotherapie
Het beïnvloeden van een interpretatie of automatische gedachte staat centraal rationeel-emotieve therapie (RET) van Ellis
25
RET Irrationele gedachten ABC-schema A Activating event
Het stellen van eisen die niet realistisch zijn Het overdrijven van negatieve consequenties ABC-schema A Activating event B Belief system C emotional en behavioral Consequences In NL 4xG: gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag
26
Cognitieve prothesen Met cognitieve protheses wordt geprobeerd verloren gegane cognitieve functies te vervangen Bieden van structuur Trainen in handelingsstrategieën ROT: realiteitsoriëntatietraining Stimuleren van nog intacte functies Maatregelen in materiële omgeving
27
Kanttekeningen Met nadruk op het bewust verwerken van informatie wordt de invloed van onbewuste processen en van tijd en cultuur te veel verwaarloosd Interactie tussen emotie en cognitie wordt te weinig benadrukt Lichamelijk aspect wordt verwaarloosd Lichaamsbeweging kan een positieve invloed hebben op stemming Cognitieve psychologie scoort goed op het gebied van effectonderzoek
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.