De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De financiële structuur en solvabiliteit (capital structure ratio’s of gearing) Indien een onderneming in staat is AL haar schulden, zowel KT als LT, terug.

Verwante presentaties


Presentatie over: "De financiële structuur en solvabiliteit (capital structure ratio’s of gearing) Indien een onderneming in staat is AL haar schulden, zowel KT als LT, terug."— Transcript van de presentatie:

1 De financiële structuur en solvabiliteit (capital structure ratio’s of gearing) Indien een onderneming in staat is AL haar schulden, zowel KT als LT, terug te betalen, is ze solvabel. Centraal: verhouding tussen eigen en vreemde financieringsbronnen (schuldgraad) Mate van solvabiliteit geeft o.a. een indicatie voor het financiële risico, bepaald door: –kapitaalaflossing –Intrestkost –betalingstermijn 1

2 De financiële structuur en solvabiliteit Vreemd vermogen eigen vermogen Lagere kost van schuldkapitaal Notionele intrestaftrek Intrest fiscaal aftrekbaar Schuldgraad = vreemd vermogen of vreemd vermogen x 100% eigen vermogen totaal vermogen Solvabiliteitsgraad = eigen vermogen of eigen vermogen x 100% vreemd vermogen totaal vermogen zelffinancieringsgraad = reserves + overgedragen winst /verlies x 100% totaal vermogen 2

3 De financiële structuur en solvabiliteit Dekkingsratio’s geven weer in welke mate de onderneming financiële risico’s loopt, met name risico op : Onvoldoende resultaat om intrestkosten op vreemd vermogen te dekken. Dan is de intrestdekkingsratio < 1 Onvoldoende (potentiële operationele) cashflow om schulden terug te betalen. Dan is de dekking van het vreemd vermogen door de cashflow < 1. intrestdekkingsratio = netto-ondernemingsresultaat financiële kosten van vreemd vermogen Dekking VV door CF = potentiële operationele cashflow vreemd vermogen 3

4 De financiële structuur en solvabiliteit De kapitaalkost bestaat uit: –Opbrengst die de aandeelhouder-eigenaar verwacht voor inbreng van eigen vermogen –Opbrengst die de financier van vreemd vermogen verwacht op de toegestane leningen en wordt gewogen met de financiële structuur (gemiddelde kapitaalkost of WACC). 4 WACC *= intrestkost op vreemd vermogen * (1 – belastingvoet) * (vreemd vermogen/totaal vermogen) + (OLO-rente 10 jaar + risicopremie) * (1- belastingvoet) *(eigen vermogen/totaal vermogen)

5 De financiële structuur en solvabiliteit Het CAPM model is een instrument om de kapitaalkost van het eigen vermogen te bepalen. De risicopremie is het verschil tussen de verwachte rente op een alternatieve (risicovrije) belegging en de risicoloze rente. 5 Kost van het eigen vermogen = risicoloze rente + equity β * risicopremie

6 De financiële structuur en solvabiliteit Equity β geeft het risico van financiering met eigen vermogen weer en wordt bepaald door: –Rendement van het aandeel op de financiële markt. Hoe hoger het rendement op de financïële markt, hoe hoger de equity β. –De mate van schuldfinanciering (schuldgraad) –Het operationele risico of het risico bij de exploitatie van de onderneming. De asset β is de maatstaf voor risico van financiering met eigen én vreemd vermogen (Uit deze formule blijkt dat de equity β bepaald wordt door de schuldfinanciering, die steeds rekening houdt met het risico bij de exploitatie van de onderneming) 6 Equity β = asset β * (1+ (1 – belastingvoet) * vreemd vermogen ) eigen vermogen

7 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 77

8 88

9 99

10 10

11 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 11

12 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 12

13 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 13 Conclusies: Toename schuldgraad van N3 naar N4 door toename van vreemd vermogen (leveranciers en ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen) Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen > bestellingen in uitvoering. Daarom worden bij berekening van schuldgraad de ontvangen vooruitbetalingen vaak weggelaten. In N5: verbetering schuldgraad omwille van toename eigen vermogen 13

14 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 14 Voorzichtig zijn bij interpretatie solvabiliteit, omwille van: Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen Kapitaal dat niet volledig volstort is Vreemd vermogen dat voor groot deel bestaat uit schulden aan moederonderneming Verschillen tussen bevoorrechte, gewone en achtergestelde schulden Niessens: hoge zelffinancieringsgraad door voortdurende toevoeging van winst aan reserves/overgedragen winst. 14

15 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 15 Hoge intrestdekkingsratio in N5  ruime veiligheidsmarge tegen dalingen in nettoresultaat Sterke schommelingen intrestdekkingsratio doorheen de jaren Dekking vreemd vermogen door cashflow N4 +/- = N3.Cashflow én vreemd vermogen zijn verdubbeld. Schommelingen in deze ratio doorheen de jaren. Potentiële operationele cashflow voldoende om vreemd vermogen korte termijn terug te betalen Terugbetaling lange termijnschulden kan binnen het jaar gerealiseerd worden (bij gelijkblijvende cashflow). 15

16 Solvabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 16 N1-N5: hogere solvabiliteitsratio dan sectormediaan. In N4 sterke daling. We verwachten: Geen problemen inzake terugbetaling van vreemd vermogen en betaling intresten Dat deze ondernemingen nog bijkomende leningen aankan, mits nodige voorzichtigheid 16

17 Rendabiliteit van de onderneming 17 Financiële rendabiliteit: winstgevendheid tov eigen vermogen Indicator voor de financiële groeikracht en overlevingskansen van de onderneming: −Rendabiliteit is de bron van vermogen die nodig is voor toekomstige investeringen. −Rendabiliteit vergemakkelijkt de toegang tot andere vermogensbronnen, waar mogelijkheid tot dividenduitkering en/of aflossing van kapitaal en intresten wordt beoordeeld aan de hand van rendabiliteit. Kan voor en na belasting berekend worden. (netto) rendabiliteit van het eigen vermogen (%)= winst/verlies van het boekjaar x 100 (%) Eigen vermogen

18 Rendabiliteit van de onderneming 18 Economische rendabiliteit: winstgevendheid van ALLE ingezette middelen Netto-ondernemingsresultaat = winst/verlies van het boekjaar + financiële kosten van vreemd vermogen Houdt geen rekening met financieringswijze en fiscaliteit. Wordt vóór belasting en vóór aftrek financiële kosten berekend. Daarom wordt in teller vaak het bedrijfsresultaat beschouwd (uitzonderlijke resultaten worden genegeerd) netto)rendabiliteit van het totaal vermogen (%) = Netto-ondernemingsresultaat x 100 (%) Totaal vermogen

19 Rendabiliteit van de onderneming 19 Varianten: In teller: potentiële operationele cashflow in plaats van nettoresultaat. Men spreekt dan van bruto rendabiliteit. In noemer: eigen vermogen + financiële schulden KT en LT in plaats van eigen vermogen of totaal vermogen.

20 Rendabiliteit van de onderneming 20 Rendabiliteit van de verkopen: maatstaf voor efficiëntie van bedrijfsactiviteit: commerciële, productie en personeelspolitiek Bedrijfsresultaat als basis voor rendabiliteit. Brutoverkoopmarge = nettoverkoopmarge + afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen Bruto en netto gezamenlijk beschouwen Brutoverkoopmarge vóór belastingen = brutobedrijfsresultaat x 100 verkopen Nettoverkoopmarge vóór belastingen = nettobedrijfsresultaat x 100 verkopen

21 Rendabiliteit van de onderneming 21 Break-even-puntanalyse: Centraal: break-even = verkoopvolume waarbij het nettobedrijfsresultaat = 0. Geeft antwoord op de vraag: In welke mate varieert het resultaat in functie van de verkopen ?

22 Rendabiliteit van de onderneming 22 De operationele hefboom geeft weer hoe het netto bedrijfsresultaat fluctueert in functie van activiteitsvolume. Theoretische berekening: Pragmatisch: Hoe hoger de vaste kosten (in verhouding tot de verkopen), hoe gevoeliger het bedrijfsresultaat is voor fluctuaties in het activiteitsvolume. Verhouding vaste/variabele kosten sectorafhankelijk. Omzet + andere bedrijfsopbrengsten – variabele kosten Omzet + andere bedrijfsopbrengsten – variabele kosten – vaste kosten Bruto toegevoegde waarde nettobedrijfsresultaat

23 Rendabiliteit van de onderneming 23 Voorbeeld: Bij productie en verkoop van 200 eenheden Productvaste kosten variabele kosten per stuk A100.000200 B120.000200

24 Rendabiliteit van de onderneming 24 Operationele hefboom bij 200 stuks voor A: 160.000 = 2,7 60.000 Voor B: 180.000 = 3 60.000

25 Rendabiliteit van de onderneming 25 Nadruk ligt op prestaties op gebied van verkoop en productie van producten en diensten, zonder financiële investeringen. Verband met verkoopmarge: rotatie van de activa verkoopmargerotatie van bedrijfsactiva Rendabiliteit van de bedrijfsactiva = Bruto en nettobedrijfsresultaat Bedrijfsactiva* Rendabiliteit van de bedrijfsactiva = Bedrijfsresultaat * verkopen Verkopen bedrijfsactiva

26 26 Schema van Dupont De Nemours:

27 Rendabiliteit van de onderneming 27 Enkele ratio’s voor aandelen: Winst per aandeel = winst/aantal aandelen Cashflow per aandeel = potentiële operationele cashflow/aantal aandelen Dividend per aandeel = de uitgekeerde winst/aantal aandelen Winstuitkeringspercentage = dividend * 100/winst Price-earningsratio = koers/winst

28 Rendabiliteit van de onderneming 28 Financiële hefboom: Duidt het verband aan tussen rendabiliteit van het eigen vermogen en rendabiliteit van het totaal vermogen Indien een onderneming in staat is de intrestkosten, verbonden aan de schulden ter financiering van haar activa, met de gerealiseerde winst te dekken, dan is de financiële hefboomwerking positief (> 1). Of: dan is de rendabiliteit van het eigen vermogen groter dan die van het totaal vermogen.

29 Rendabiliteit van de onderneming 29 Voorbeeld 1: Conclusie: Bedrijf B heeft door het aangaan van schulden een hogere rentabiliteit op het eigen vermogen dan A. De financiële hefboom werkt positief

30 Rendabiliteit van de onderneming 30 Voorbeeld 2: Situatie A. Balanstotaal:1.000.000 € Nettoresultaat vóór aftrek van financiële kosten: 80.000 € Rentelast op vreemd vermogen:6% Conclusie: Financiële hefboomwerking werkt positief want de rendabiliteit op het totaal vermogen is hoger dan de intrestlast.

31 Rendabiliteit van de onderneming 31 Voorbeeld 2: Situatie B. Balanstotaal:1.000.000 € Nettoresultaat vóór aftrek van financiële kosten: 40.000 € Rentelast op vreemd vermogen:6% Conclusie: Financiële hefboomwerking werkt negatief want de rendabiliteit op het totaal vermogen is lager dan de intrestlast.

32 Rendabiliteit van de onderneming 32 De financiële hefboommultiplicator is de factor waarmee de rendabiliteit van het totaal vermogen moet vermenigvuldigd worden om de rentabiliteit van het eigen vermogen te verkrijgen. Positieve hefboomwerking kan omslaan in negatieve hefboomwerking, bijv. bij stijgende rentevoet. Voorzichtig met hefboomwerking indien het operationele risico groot is. Solvabiliteit Rendabiliteit

33 Rendabiliteit van de onderneming 33 De financiële hefboomwerking volgens de berekening van de NBB: (* vóór belasting en uitzonderlijk resultaat) Financiële hefboomwerking = Nettorendabiliteit van het eigen vermogen * Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen *

34 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 34

35 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 35

36 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 36

37 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 37

38 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 38

39 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 39

40 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 40

41 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 41 N2: dieptepunt rendabiliteit op eigen vermogen (onder sectormediaan), na N2 stijgend (boven sectormediaan), omwille van resultaatsverbetering (eigen vermogen nam niet in dezelfde verhouding toe) Toename resultaat is te wijten aan stijging bedrijfsresultaat Idem voor de rendabiliteit van totaal vermogen: N1: netto- en brutorendabiliteit boven sectorniveau N2: daling N4: jaar van herstel N5: verdere opwaartse evolutie (4 e kwartiel) Rendabiliteit op eigen vermogen is in periode N2-N5 hoger dan rendabiliteit op totaal vermogen 41

42 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 42

43 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 43

44 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 44

45 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 45 Verkoopmarges Daling in N2, daarna stijging Verklaring voor N2: kosten handelsgoederen en grond- en hulpstoffen stijgen meer dan proportioneel. N4 en N5: stijging van verkoopmarges omwille van grote stijging verkopen. Enkel variabele kosten stijgen  stijging van het bedrijfsresultaat  stijging van de verkoopmarge Netto- en brutoverkoopmarge in 4 e kwartiel van sector 45

46 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 46

47 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 47 Operationele hefboom (zie p 188) Voor N5: onderneming 2,22 sector 6,2 Betekenis: een toe-/afname van de verkopen met 1% betekent een toe-/afname van het nettoresultaat met 2,2% Kritische drempelwaarde = 5 Operationele hefboom > 5: hoog operationeel risico Operationele hefboom < 5: laag operationeel risico Niessens nv heeft dus een lage operationele hefboom 47

48 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 48

49 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 49

50 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 50 Nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva (tabel 32 blz 189) Laagst in N2 omwille van daling nettoverkoopmarge Verbetering in N3 door: betere rotatie van de bedrijfsactiva: kleine toename verkopen en daling van de bedrijfsactiva (door daling van voorraden) Verhoging van de nettoverkoopmarge Hoogste nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva in N5 door: Betere nettoverkoopmarge Stijging verkopen 50

51 51 N5

52 52 N4

53 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 53

54 Rendabiliteit bij Niessens Industriebouw nv 54 Financiële hefboom (tabel 33 blz 192) Positieve financiële hefboomwerking: Het aangaan van bijkomende schulden heeft een positief effect op de rendabiliteit (van het eigen vermogen) De onderneming haalt voordeel uit financiering met vreemd vermogen 54

55 Toegevoegde waarde 55 Toegevoegde waarde is de waarde die de onderneming toevoegt aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten door de inzet van de productiefactoren. Opbrengstwaarde bestaat uit: −Waarde van verkochte productie (code 70+ 74 - 740) −Waarde van productie in voorraad (code 71) −Waarde van geproduceerde vaste activa (code 72) Intermediair verbruik is de som van: −Kosten van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (code 60) −Kosten van diensten en diverse goederen (code 61) Bruto toegevoegde waarde = Opbrengstwaarde van de productie – intermediair verbruik

56 Toegevoegde waarde 56

57 Toegevoegde waarde Bruto toegevoegde waarde als absoluut bedrag is moeilijk vergelijkbaar en wordt daarom vaak uitgedrukt als volgt: Bruto toegevoegde waarde wordt verdeeld in haar bestanddelen om het belang per productiefactor te kennen: −Is de onderneming arbeidsintensief of kapitaalintensief ? −Hoeveel gaat naar de vreemdvermogenverschaffers ? Naar de overheid ? 57 Bruto toegevoegde waarde marge = Bruto toegevoegde waarde Bedrijfsopbrengsten

58 Formules: 58 Bezoldigingen, soc.lasten,pensioenen + voorzieningen pensioenen x 100 Bruto toegevoegde waarde Niet kaskosten van bedrijfsaard x 100 Bruto toegevoegde waarde Financiële kosten x 100 Bruto toegevoegde waarde Belastingen op het resultaat + belastingen,taksen op bedrijfsoefening x 100 Bruto toegevoegde waarde Toegevoegde waarde

59 Naast de personeelskosten dient ook de productiviteit van de ondernemers vergeleken te worden met de bruto toegevoegde waarde. Formule: Voor de kosten van infrastructuur is bijkomende analyse aangewezen. Formule: 59 Bruto toegevoegde waarde per personeelslid = Bruto toegevoegde waarde Gemiddeld aantal personeelsleden in VTE Investeringsgraad = Bruto toegevoegde waarde Bruto materiële vaste activa

60 Toegevoegde waarde De bruto toegevoegde waarde die overblijft na vergoeding van personeel, infrastructuur, financiers en overheid is de vergoeding die overblijft voor het ondernemerschap (aandeelhouder-eigenaar).Dit overblijvend deel is de toegevoegde winst. 60 Toegevoegde winst = Bruto toegevoegde waarde - Bezoldigingen, soc.lasten, pensioenen+ voorz.voor pensioenen - Niet kaskosten van bedrijfsaard - financiële kosten - belastingen op het resultaat + belastingen en taksen op de bedrijfsoefening Toegevoegde winst x 100 Bruto toegevoegde waarde

61 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 61

62 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 62

63 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 63

64 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 64

65 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 65

66 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 66

67 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 67

68 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 68 Conclusies Laagst in N2, nadien stijging omwille van stijging in bedrijfsopbrengsten (omzet) Idem voor toegevoegde waardemarge Hoge toegevoegde waardemarge leidt tot stevigere concurrentiepositie Arbeidsintensieve onderneming: aandeel van de personeelskosten is grootst in de toegevoegde waarde Verschuiving van vergoeding werknemers naar overheid en aandeelhouders

69 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 69 Componenten van de bruto toegevoegde waarde De stijging van de personeelskosten als gevolg van een stijging van de personeelsleden wijst op een verhoogde productiviteit van de werknemers Bruto toegevoegde waarde per werknemer > gemiddelde personeelskost Van N2 tot N4: gestadige groei van de investeringsgraad Investeringskosten onder controle: het aandeel van de niet-kaskosten in de bruto toegevoegde waarde blijft +/- constant (maar is vrij hoog) Kosten van schulden bedragen slechts 1% van de toegevoegde waarde Jaarlijkse winststijging vertegenwoordigen steeds groter aandeel in toegevoegde waarde Idem voor het aandeel van de belastingen 69

70 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 70

71 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 71

72 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 72

73 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 73

74 Toegevoegde waarde bij Niessens Industriebouw nv 74 Sectorvergelijking Toegevoegde waarde/bedrijfsopbrengsten in 1 e kwartiel en beneden het gemiddelde. Dieptepunt in N2, daarna verbetering Toegevoegde waarde per personeelslid hoog in vergelijking met sector (4 e kwartiel), aandeel personeelskosten zeer laag ten opzichte van de sector (1 e kwartiel) Investeringsgraad laag in vergelijking met de sector, maar stijgende tendens Aandeel niet-kaskosten groot in vergelijking met sector, maar blijft in 4 e kwartiel Aandeel schulden beneden sectorgemiddelde, maar wel in 3 e kwartiel. 74

75 Impact van IFRS op berekening en interpretatie van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit 75 Ratio’s op basis van Belgische jaarrekening en IFRS jaarrekening moeilijk vergelijkbaar. Impact op:voorraden en materiële vaste activa liquiditeit

76 Impact van IFRS op berekening en interpretatie van liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit 76 Impact op: resultaatrendabiliteit resultaatbestemming eigen vermogen solvabiliteit

77 Andere bronnen voor financiële kengetallen 77 Deloitte Fiduciaire KMO-Kompas: positioneringsroos Vergelijking onderneming t.o.v. sector, die enkel bestaat uit ondernemingen, door Deloitte Fiduciaire geanalyseerd. Middelpunt is zwakst scorende onderneming (percentiel 0), buitenrand is best scorende onderneming (percentiel 100). 10 ratio’s, aangepast met (onder andere): R/C aandeelhouders, vennoten, bestuurders of zaakvoerders. Intresten op deze R/C Recuperatie sociale lasten, interimkosten en bestuurdersvergoedingen Mooie veelhoek wijst op evenwichtige financiële structuur. Hoe groter de veelhoek, hoe beter de financiële performantie.

78 Andere bronnen voor financiële kengetallen 78 Niessens N4: Niessens N5:

79 Andere bronnen voor financiële kengetallen 79 Databank Bel-First (Bureau Van Dijk Electronic Publishing) “ Fi nancial R eports and St atistics on Belgian and Luxembourg Companies” Meer dan 330.000 bedrijven, over laatste 10 boekjaren Informatie: −Contactgegevens −Activiteitscode −Ratio’s −Mandatarissen met adres −Aandeelhouderschapsstructuren −Jaarverslagen met rapport bedrijfsrevisoren −Rapport Raad Van Bestuur −Rapporten, grafieken, boomstructuren, enz.

80 Andere bronnen voor financiële kengetallen 80


Download ppt "De financiële structuur en solvabiliteit (capital structure ratio’s of gearing) Indien een onderneming in staat is AL haar schulden, zowel KT als LT, terug."

Verwante presentaties


Ads door Google