Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMyriam Bogaert Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
De Jeugdwet Van recht op jeugdzorg naar jeugdhulpplicht
2
Inleiding waarom een stelselherziening? [introductiefilmpje stelselherziening]
3
Inleiding Jeugdwet: past de structuur van het jeugdstelsel aan;
traject Jeugdwet wetsvoorstel Jeugdwet (33 684), ingediend bij TK op 28 juni 2013 wetsvoorstel aanvaard door TK, 17 oktober 2013 wetsvoorstel aanvaard door EK, 18 februari 2014 Staatsblad 2014, 105 invoeringswet Jeugdwet uitvoeringsbesluit Jeugdwet de wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. N.B. oppassen met parlementaire stukken, want er zijn uiteindelijk niet ingevoerde (delen van) wetsartikelen.
4
Doel van de stelselwijziging:
Vereenvoudiging en efficiënter en effectiever maken van het jeugdstelsel middels, omslag naar preventie en eerder ondersteuning, versterken van de eigen kracht van de jeugdige, zijn gezin en de sociale omvang, minder snel medicaliseren van problemen, integrale aanpak met betere samenwerking rond gezinnen en hulp op maat: één gezin, één plan, één regisseur Met de decentralisatie van het jeugdstelsel komt de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor het jeugdterrein te liggen bij de gemeente. Doel van de stelselwijziging:
5
Jeugdwet – inhoudsopgave
H 1. begripsbepalingen en reikwijdte H 2. gemeente H 3. gecertificeerde instellingen (GI’s) H 4. eisen aan jeugdhulpaanbieders en GI’s H 5. pleegzorg H 6. gesloten jeugdhulp H 7. gegevensverwerking, privacy en toestemming H 8. financiën en verantwoording H 9. toezicht en handhaving H 10. overgangsrecht H 11. wijziging van andere wetten H 12. slotbepalingen
6
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
jeugdige: persoon die: 1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, 2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie [het jeugdstrafrecht van toepassing is verklaard] 3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van de wet: ≈ voortzetting van jeugdhulp aangevangen voor 18e noodzakelijk is, voor 18e noodzaak van jeugdhulp bepaald is, hervatting van jeugdhulp binnen half jaar na 18e noodzakelijk is
7
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
kinderbeschermingsmaatregel: voogdij en voorlopige voogdij (…), ondertoezichtstelling (…) en voorlopige ondertoezichtstelling (…) ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder
8
Enkele begrippen, artikel 1.1 Jw
Jeugdhulpaanbieder 1e: natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college; 2e: solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college. Gecertificeerde instelling Rechtspersoon die in het bezit is van een (voorlopig) certificaat (artikel 3.4 Jw) en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert.
9
De gemeente integrale aanpak van de jeugdhulp wordt makkelijker gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (incl. specialistisch hulp zoals jeugd-ggz, jeugd-vb en gesloten jeugdhulp) én de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering één bestuurslaag, dus de regie over de hele zorg: van vroeghulp en gedwongen kader tot passende nazorg
10
Partijen in de jeugdzorg
Spelers tot 1 januari 2015 Spelers per Gemeente AMHK Gecertificeerde instellingen CIZ (nog maar een kleine rol)) Raad voor de Kinderbescherming Jeugdhulpaanbieders (= inclusief JeugdGGZ en voormalige AWBZ) Zorgverzekeraars Zorgkantoren (alleen nog maar rol bij Wlz) Jeugdgezondheidszorg/ GGD OM, rechtbank/kinderrechter Sociale verzekeringsbank (uitbetalen PGB) Centraal Administratie Kantoor (vaststellen en innen ouderbijdrage bij 24-uurs zorg buitenshuis Vertrouwenspersoon/cliëntondersteuning Provincie Bureau jeugdzorg inclusief het AMK CIZ (indicaties AWBZ bij beperkingen die geen psychiatrische grondslag hebben) Raad voor de Kinderbescherming Zorgaanbieders (gesloten) jeugdzorg Aanbieders van zorg (jeugd-GGZ, AWBZ) Zorgkantoren Zorgverzekeraars Jeugdgezondheidszorg/GGD OM, rechtbank/kinderrechter Vertrouwenspersoon/cliëntondersteuning LBIO (ouderbijdrage)
11
De gemeente taakverdeling binnen gemeente: - de gemeenteraad: stelt periodiek een plan vast m.b.t. preventie, jeugdhulp en de uitvoering van kb- maatregelen en jr (art. 2.2, lid 1) en een verordening m.b.t. de jeugdhulpvoorzieningen (art. 2.9) - het college van B&W: voert alle overige taken en verantwoordelijkheden op grond van de Jw uit - de burgemeester: kan de RvdK manen een zaak voor te leggen aan de kinderechter (art. 1:255, lid 3)
12
De gemeente verantwoordelijkheid gemeente: - treffen van voorzieningen (art. 2.3, lid 1) - zorgen voor kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod jeugdhulp en GI’s (art. 2.6, lid 1a) - zorgen voor toegang tot jeugdhulp en de crisisdienst (art. 2.6, lid 1b) - uitvoering kb-maatregelen en jeugdreclassering (art. 2.4, lid 2) - AMHK (art. 12a WMO)
13
De Gemeente jeugdhulp (artikel 1.1 Jw): ≈ ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen N.B. enkele terreinen van jeugdhulp (w.o. jeugd-ggz) overgeheveld vanuit Zvw en AWBZ naar Jw N.B. preventie, de uitvoering van kb-maatregelen en jeugdreclassering vallen niet onder het begrip jeugdhulp, maar de gemeente is daar wel verantwoordelijk voor N.B. jeugdhulp kan in principe alleen worden verleend aan jeugdigen tot 18 jaar, tenzij in het kader van jeugdstrafrecht of indien jeugdhulp al gestart voor 18e
14
Voorzieningen jeugdhulp
Onderscheid algemene en individuele voorzieningen Geen voorziening o.g.v. Jeugdwet bij aanspraak op ‘andere’ (voorliggende) voorziening (art. 1.2 Jw) Bij meerdere oorzaken problematiek Jeugdwet (art. 1.2 lid 2 Jw) Jeugdwet lex specialis t.o.v. Wmo PGB mogelijk bij individuele voorziening (§ Jw)
15
Behalve de vrij toegankelijke jeugdhulp en toegang via de gemeente is de gemeente (college) er in ieder geval verantwoordelijk voor dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing via: Huisarts, jeugdarts, medisch specialist (2.6, 1g);
16
De gemeente jeugdhulpplicht: - gemeente gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders er zelf niet uitkomen - vervolgens beslist de gemeente of en welke voorziening de jeugdige nodig heeft - de gemeente maakt een zelfstandige afweging, maar is gehouden om te zorgen voor een deskundige advisering over en beoordeling van de vraag of een voorziening nodig is verleningsbeslissing N.B. bezwaar en beroep is mogelijk
17
Welke gemeente? woonplaatsbeginsel (1)
1. woonplaats als bedoeld titel 3van Boek 1 van het Bw; 2. ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een GI: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige; 3. ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°, onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. 4. Ingeval de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt: de woonplaats van de jeugdige bedoeld in art. 1:10 Bw.
18
Welke gemeente? woonplaatsbeginsel (2)
bij ontbreken BRP-adres gezagsdrager: kijken naar plaats werkelijk verblijf bij verhuizing: overleg tussen gemeenten over feitelijke overdracht indien na echtscheiding ouders in twee gemeenten wonen en jeugdige bij beide verblijft: door rechter of ouders aangewezen hoofdverblijfplaats telt; indien ouders geen hoofdverblijfplaats aanwijzen moeten gemeenten overleggen; (criterium: gemeente waar de jeugdhulp binnen het sociale netwerk georganiseerd kan worden)
19
De Gemeente het college moet bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp rekening ouden met de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders en de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders (art. 2.3, lid 4) het college zorgt ervoor dat hier ook bij de uitvoering van de kb-maatregelen en jeugdreclassering rekening mee gehouden wordt (art. 2.4, lid 3)
20
De gemeente laagdrempelige hulp, dichtbij mensen, uitgaand van en ter versterking van de eigen kracht van gezinnen en hun netwerk hoe doen gemeenten dat? voorbeelden: - SAVE-teams: [filmpje] - DH: via CJG´s, - Apeldoorn: CJG4kracht, A´dam: ouder- en kindcentra/-teams R´dam: wijkteams
22
De gecertificeerde instelling
kb-maatregelen en jeugdreclassering mogen alleen worden uitgevoerd door GI’s (art. 3.2, lid 1); een GI biedt zelf geen jeugdhulp (art. 3.2, lid 2) certificering geschiedt door het Keurmerkinstituut verlening certificaat indien voldaan aan kwaliteitseisen zoals opgenomen in normenkader (normen aanvullend op kwaliteitseisen Jw) (art. 3.4, lid 2 en 3) certificaat is 2 of 3 jaar geldig, afhankelijk van de ervaring van de instelling (art. 3.4, lid 5) aanvullende (kwaliteits)eisen in H4 JW
23
De gecertificeerde instelling
de GI bepaalt of en, zo ja welke jeugdhulp is aangewezen bij de uitvoering van de kb-maatregel of jr; zij overlegt hiertoe met het college (art. 3.5, lid 1), tenzij de verplichting tot het bieden van jeugdhulp rechtstreeks voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing (art. 3.5, lid 4).
24
De Raad voor de Kinderbescherming
bevoegd tot het doen van onderzoek en het indienen van verzoeken bij de kinderrechter; samenwerkingsprotocollen met gemeenten verschillen in werkwijze per gemeente
25
Gesloten jeugdhulp Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. (art lid 2 Jw.) Soort machtigingen: ‘gewone’ gesloten machtiging; spoedmachtiging; voorwaardelijke machtiging.
26
Gesloten jeugdhulp van toepassing op 18-minners én – onder voorwaarden plussers ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij 18 werden een machtiging gesloten jeugdhulp gold (art , lid 1) gesloten jeugdhulp 18+ mogelijk indien: a. sprake is van een behandeling die al was begonnen voor de 18e verjaardag b. voor de 18e verjaardag een hulpverleningsplan is vastgesteld c. toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp d. de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan 6 maanden na de 18e verjaardag (art , lid 4)
27
Gesloten jeugdhulp ‘gewone’ machtiging (art ) het verzoek behoeft de instemming van een gedragswetenschapper; het college of de GI (i.g.v. ots/voogdij)moet hebben bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is [= verleningsbeslissing]; bij ontbreken verleningsbeslissing kan de kinderrechter slechts een machtiging verlenen indien de RvdK heeft verklaard dat aan de gronden is voldaan (art , lid 7) geldigheidsduur ten hoogste één jaar; de vervaltermijn van de machtiging is drie maanden.
28
Gesloten jeugdhulp spoedmachtiging (art ) indien een machtiging niet kan worden afgewacht; het verzoek behoeft de instemming van een gedragswetenschapper tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk is. de spoedmachtiging geldt tot het tijdstip waarop een beslissing op een verzoek om een machtiging is genomen, doch ten hoogste vier weken. lid 2: indien ‘onmiddellijke verlening’ van jeugdhulp noodzakelijk is lid 3: ook instemming gedragswetenschapper met voorafgaand onderzoek noodzakelijk, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk art , lid 6 van overeenkomstige toepassing: bij ontbreken verleningsbeslissing college of GI alleen machtiging na verklaring RvdK
29
Gesloten jeugdhulp voorwaardelijke machtiging (art ) ▪ slechts indien: a. [aan de grond is voldaan] b. (…) de [bedreiging] alleen buiten de accommodatie kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden slechts indien een hulpverleningsplan wordt overgelegd hulpverleningsplan: omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop en de in te zetten jeugdhulp; opgesteld door de jeugdhulpaanbieder(s) het college of de GI (i.g.v. ots/voogdij) moet hebben bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is; (verleningsbeslissing) verzoek behoeft de instemming van gedragswetenschapper eerste machtiging ten hoogste 6 maanden. art N.B. MvT: De voorwaardelijke machtiging is opgenomen om, in combinatie met de mogelijkheid tot schorsing op grond van artikel , vijfde lid, een trajectbenadering mogelijk te maken. Daarbij begint de jeugdige zijn behandeltraject in gesloten setting en voltooit hij deze in een gedurende het verloop van de tijd steeds meer open setting. lid 6: het hulpverleningsplan omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop en de in te zetten jeugdhulp; opgesteld door de jeugdhulpaanbieder [N.B. niet zijnde de GI!] die de jeugdhulp zal bieden én de jeugdhulpaanbieder die bereid is de jeugdige op te nemen als de voorwaarden niet worden nageleefd; het plan vermeldt ook welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opneming
30
Gesloten jeugdhulp verzoekers gesloten jeugdhulp (art. 6.1.8)
een verzoek tot het verkrijgen van een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging wordt ingediend door het college van de woonplaats van de jeugdige; i.g.v. een (verzoek tot) ots, kan het verzoek worden ingediend door de RvdK of de officier van justitie of de GI. art lid 3: op verzoeken tot het verkrijgen van een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging is artikel 1:265k BW (nw) [indienen verzoek schriftelijk en zonder tussenkomst advocaat] en de eerste afdeling van de zesde titel van boek 3 Rv van toepassing [‘Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken’, o.a. artt. 800 en 809 Rv] [art ] lid 1: bij het verzoek moet een afschrift van de verleningsbeslissing [vgl. het oude indicatiebesluit!] en de verklaring van de gedragswetenschapper worden overgelegd lid 2: bij het ontbreken van een verleningsbeslissing [situatie van art , lid 7] moet de verklaring van de RvdK worden overgelegd lid 3: in geval van een spoedmachtiging behoeft slechts een verklaring van een gedragswetenschapper te worden overgelegd
31
De Jeugdwet en het Burgerlijk wetboek, Boek 1, Titel 14, Afd. 4 artt
De Jeugdwet en het Burgerlijk wetboek, Boek 1, Titel 14, Afd. 4 artt. 254 – 265k
32
Ondertoezichtstelling (art. 1:255, lid 1)
de kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een GI indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en: a. de zorg die in verband met die bedreiging noodzakelijk is (…) door de ouder(s) niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding (...) in staat zijn te dragen.
33
Hiërarchie verzoekers ots (art. 1:255, lid 2)
op verzoek van de RvdK of het OM; indien de RvdK geen verzoek indient: ook op verzoek van een ouder en degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt
34
Meningsverschil over noodzaak ots (art. 1:255, lid 3)
indien de RvdK geen verzoek tot ots indient, terwijl het college dat wel had gevraagd: dan kan de burgemeester de RvdK vragen het oordeel van de kinderrechter omtrent de noodzaak van een ots te vragen; de RvdK moet dit binnen twee weken doen; bij noodzaak ots spreekt de kr deze ambtshalve uit.
35
Vervanging GI (art. 1:259) Duur ots (art. 1:258)
de duur van de ots is, behoudens verlenging, ten hoogste een jaar Vervanging GI (art. 1:259) op verzoek van de GI, de RvdK, een met het gezag belaste ouder of de mj van twaalf jaar of ouder
36
Uithuisplaatsing art. 1:265b
Indien noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding kan een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis worden geplaatst In het geval van een ots geschiedt plaatsing van de mj gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend met een machtiging tot uhp. art. 1:265a
37
Uithuisplaatsing (vervolg)
hiërarchie verzoekers: GI of anders RvdK of OM i.g.v. verzoek door RvdK of OM overleggen verleningsbeslissing van college noodzakelijk (kinderrechter kan beslissen op verzoek zonder verleningsbeslissing indien belang van het kind dit vergt).
38
De Jeugdwet en het Strafrecht
39
Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (1)
financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering bij de gemeenten (art. 2.4, lid 2) jr alleen door GI’s (art. 3.2, lid 1) leeftijdsgrens voor jr en inzet jeugdhulp in het kader van het strafrecht in overeenstemming met adolescentenstrafrecht (ASR) gemeenten verantwoordelijk voor jr, ook indien opgelegd aan jeugdige boven 18 (zie definitie jeugdige, art. 1.1)
40
Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (2)
in vonnis moet worden opgenomen aan welke GI de jr wordt opgedragen (zie art onder D: art. 77aa Sr nw); de RvdK moet hier aandacht aan besteden in het adviesrapport de GI bepaalt welke jeugdhulp aanvullend wordt ingezet in het kader van de jr, maar moet hierover overleggen met de gemeente
41
Gevolgen voor het (jeugd)strafrecht (3)
gemeenten worden ook verantwoordelijk voor: - de inzet van jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing (van ovj of rechter), ook in geval van schorsing vh (art. 2.4, lid 2) - de jeugdhulp in het kader van nazorg na verblijf in een jji; de selectiefunctionaris, inrichtingsarts of directeur kunnen dit bepalen (art. 2.4, lid 2)
42
Behalve de vrij toegankelijke jeugdhulp en toegang via de gemeente is de jeugdhulp ook toegankelijk via: Huisarts, jeugdarts, medisch specialist (2.6, 1g); Gecertificeerde instelling; Kinderrechter, OM, directeur/selectiefunctionaris JJI AMHK
43
Besluit Jw Amvb met nadere regels, o.a. over: - toegang tot en kwaliteit van jeugdhulp - certificering - professionalisering - gesloten jeugdhulp m.n. van belang: - paragraaf 4.2 over de uitvoering van de kb-maatregelen en jr door GI’s; expliciet opgenomen: termijn van 5 werkdagen voor het 1e contact tussen de GI en de mj en zijn ouders (in het kader van een ots of jr) - klachtrecht bij vrijheidsbeperkende maatregelen
44
Jeugdrecht en Awb
45
Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb)
Onder bestuursorgaan wordt verstaan: - een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of - een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
46
Besluit (art. 1:3 Awb) Onder besluit wordt verstaan:
een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. : Schriftelijkheidsvereiste: de besluitvorming zal pas echt duidelijk zijn wanneer dit in een schriftelijk stuk is neergelegd. : Publiekrechtelijk: is opgenomen ter onderscheiding van de privaatrechtelijke rechtshandeling. : Rechtshandeling: met rechtshandeling wordt duidelijk gemaakt dat het besluit op een rechtsgevolg is gericht. Voor de toepassing van de Awb moet het gaan om een besluit in een concreet geval dus geen besluit van algemene strekking; Het besluit moet gericht zijn op rechtsgevolg dus niet op een feitelijke handeling.
47
Vereisten aan een besluit
1. De fase van besluitvorming: a) Eisen die betrekking hebben op de procedure van totstandkoming: het besluit moet zorgvuldig zijn voorbereid (artikel 3:2 Awb); gebod van onpartijdigheid, zonder vooringenomenheid het ‘fair play’ beginsel, (artikel 2:4 Awb); het besluit dient gemotiveerd te worden en de motivering moet de beslissing kunnen dragen (artikel 3:46Awb); de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moeten worden afgewogen (artikel 3:4 Awb lid 1). Horen van belanghebbenden: een beperkte verplichting (artikel 4:7 e.v. Awb).
48
b) Eisen die betrekking hebben op de inhoud van een besluit:
verbod van détournement de pouvoir (artikel 3:3 Awb); de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. (evenredigheidsbeginsel) (artikel 3:4 lid 2 Awb); rechtszekerheidsbeginsel, het besluit dient een heldere en ondubbelzinnige formulering te bevatten; de betekenis van het besluit mag niet afhankelijk zijn van de uitleg door een ander; vertrouwensbeginsel: gewekte verwachtingen waarop een belanghebbende redelijkerwijs heeft mogen vertrouwen dienen te worden gehonoreerd; gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.
49
2. De fase van bekendmaking (artikel 3:40 tot en met 3:42 Awb)
Indien tegen een beslissing bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, moet daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van de beslissing melding worden gemaakt. In de rechtsbeschermingsclausule die onder aan de beslissing is opgenomen wordt vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt dan wel beroep kan worden ingesteld (art. 3:45 Awb). De beslistermijn De beslissing op aanvraag dient binnen een redelijke termijn te worden gegeven, in ieder geval binnen een periode van 8 weken (artikel 4:13 lid 2 Awb).
50
De bezwaar- en beroepsprocedure
1. De bezwaarprocedure hoofdstuk 6 en 7, afdeling 7.2 Awb. Het bezwaarschrift dient binnen zes weken ingediend te worden (artikel 6:7 Awb). Het bestuursorgaan is gehouden de zaak te heroverwegen en op het bezwaar te beslissen ( art. 7:11 Awb). Het bestuursorgaan moet in beginsel binnen zes weken na ontvangst beslissen op het bezwaarschrift (artikel 7:10 Awb). Een bezwaar kan op grond van art. 6:2 Awb ook worden ingesteld tegen: de schriftelijke weigering een besluit te nemen; tegen het niet tijdig nemen van een besluit (fictieve weigering).
51
Beroep tegen een beslissing op bezwaar
2. De Beroepsprocedure Beroep binnen zes weken bij de bestuursrechter (art. 6:7 Awb; hoofdstuk 8 Awb). Er is geen verplichte procesvertegenwoordiging (art. 8:24 Awb). Zitting is in beginsel openbaar (art. 8:62 Awb). Uitspraak binnen 6 weken tenzij mondeling uitspraak wordt gedaan (art. 8:66 Awb). Schadevergoeding bij gegrondverklaring (art. 8:73 Awb). Het treffen van een voorlopige voorziening (art. 8:81 Awb). Kortsluiting hoofdzaak en voorlopige voorziening (art. 8:86 Awb)
52
Gegrondverklaring beroep
Artikel 8:72 1. De bestuursrechter kan het bestreden besluit vernietigen. 2. De vernietiging van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen mee. 3. De bestuursrechter kan bepalen dat: a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, of b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit 4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen. 5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. 6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het een vast te stellen dwangsom verbeurt.
53
DE KINDERECHTER ALS BESTUURSRECHTER Toetsing in de bestuursrechtelijke procedure
a. Aspecten van openbare orde De kinderrechter als bestuursrechter zal, voordat aan de toetsing van de rechtmatigheid van het indicatiebesluit wordt toegekomen, een aantal zaken – ambtshalve – onderzoeken, dus ook als daar geen beroepsgronden tegen zijn gericht. Het gaat om aspecten van openbare orde zoals of er wel sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Ook of degene die procedeert wel rechtstreeks in zijn belang is getroffen (art. 1:2 lid 2 Awb). Verder of tijdig bezwaar of (hoger) beroep is ingesteld. CRvB , LJN BT2780. Beroep gericht tegen een besluit in primo. In deze zaak bleek dat de kinderrechter als bestuursrechter niet had onderkent dat het beroep was gericht tegen een besluit in primo. Omdat de bezwaarprocedure nog niet was doorlopen had het beroep gelet op art. 7:1 Awb niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. De Raad zal, doende hetgeen de kinderrechter als bestuursrechter zou behoren te doen, het beroep niet-ontvankelijk verklaren en met toepassing van art. 6:15 Awb het beroepschrift ter behandeling als bezwaarschrift doorsturen naar Bureau Jeugdzorg.
54
CRvB , LJN BT2780. Geen sprake van aanvraag tot indicatiestelling. Geen besluit op een aanvraag om een indicatie te stellen ten behoeve van een minderjarige die jonger is dan twaalf jaar. Op grond van artikel 7, derde lid, van de Wjz is daarvoor de instemming van de wettelijke vertegenwoordiger vereist. Indien gezag door beiden ouders wordt uitgeoefend betekent dit dat de beide ouders zich moeten kunnen vinden in het verzoek om indicatie te stellen. Nu de moeder niet instemt met het verzoek van vader om een indicatie te stellen, staat artikel 7lid 3, van de Wjz aan toewijzing van het gevraagde verzoek in de weg. CRvB , LJN BP4637. Kortsluiting niet mogelijk. De Raad stelt vast dat gedurende de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening geen sprake was van een ingesteld beroep. Er bestond derhalve voor de rechtbank als voorzieningenrechter geen bevoegdheid om op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb uitspraak te doen in de bodemzaak.
55
b. Rechtmatigheidstoetsing CRvB 30-11-2011, LJN BU7012
b. Rechtmatigheidstoetsing CRvB , LJN BU7012. De Raad voorziet zelf / stelt zelf de indicatie. De stichting heeft geen besluit genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak. De Raad zal daarom, gelet op het belang om tot een finale beslechting van het geschil te komen, onderzoeken of hij over voldoende informatie beschikt om met gebruikmaking van zijn bevoegdheid op grond van art. 8:72 lid 3b Awb zelf in de zaak te voorzien. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarin is bepaald dat de stichting een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Met herroeping van het primaire besluit voorziet de Raad zelf.
56
De verleningsbeslissing
57
Verleningsbeslissing (1)
het indicatiebesluit is verdwenen in plaats daarvan is voor individuele jeugdhulpvoorzieningen een verleningsbeslissing noodzakelijk Bij jeugdhulp in het vrijwillig kader: verleningsbeslissing van het college (art. 2.3 lid 1 Jw) Bij jeugdhulp in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering: verleningsbeslissing van de gecertificeerde instelling (art. 3.5 lid 1 Jw)
58
Verleningsbeslissing (2)
Verleningsbeslissing college in principe op aanvraag (art.1:3 Awb) Veel gemeentelijke verordeningen volgen van Awb- afwijkende intakeprocedure Voortraject van hulpvraag/onderzoek/verslag zonder termijnen (afgeleid van Wmo 2015) Bovendien lijken gemeenten wisselend om te gaan met de vraag of een verleningsbeslissing noodzakelijk is Gevolgen voor rechtspositie jeugdigen
59
Rechtsbescherming Filmpje ex-staatssecretaris Teeven.
60
Rechtsbescherming (1) verleningsbeslissing = besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen verleningsbeslissingen van het college in het vrijwillig kader (voor individuele voorzieningen) staat bezwaar en beroep in de zin van de Awb open in beroep is sprake van een bestuursrechtelijke toetsing door de kinderrechter, waarbij rekening moet worden gehouden met de beleidsvrijheid van de gemeente. Echter volle toets op resultaat (vergelijkbaar met Wmo).
61
Rechtsbescherming (2) verleningsbeslissingen in het gedwongen kader staan op de ‘negatieve lijst’ van de Awb, dus o.g.v. art. 8:5 Awb geen bezwaar en beroep mogelijk verleningsbeslissingen in het gedwongen kader kunnen in de procedure bij de kinderrechter (en vervolgens in hoger beroep bij het hof en in cassatie) worden getoetst t.a.v. beslissingen tot het toepassen van maatregelen die de vrijheid van de jeugdige aantasten en beslissingen omtrent het verlof voorziet de Jw in een klachtrecht (§ 6.5)
62
Gesloten jeugdhulp met instemming van ouders met gezag.
Rechtbank Gelderland d.d , ECLI:NL:RBGEL:2015:1016 Gesloten jeugdhulp met instemming van ouders met gezag. Mandaatverlening door het college aan de GI in strijd met de aard van de bevoegdheid omschreven in artikel Jeugdwet. Dit geldt ook voor de mandaatverlening met betrekking tot het nemen van de verleningsbeslissing, artikel , vijfde lid, Jeugdwet. Rechtbank Rotterdam d.d , ECLI:RBROT:2015:1659 Gesloten jeugdhulp met instemming ouders. GI niet ontvankelijk in verzoek. (Art Jw)
63
Besluiten jeugdhulp op de negatieve lijst van de Awb
Besluit college: besluit individuele voorziening inhoudende verblijf ivm gesloten jeugdhulp (art. 2.3 lid 1 Jw). Dit besluit moet overgelegd worden bij een verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp (art lid 5 Jw). Besluiten GI: besluit tot het inzetten van jeugdhulp bij de uitvoering van een kb- maatregel of jr (art. 3.5 lid 1 Jw) Besluiten jeugdhulpaanbieder: -besluit tot wijziging van het hulpverleningsplan na verlening van een voorwaardelijke machtiging (art Jw); -het besluit tot opneming van een jeugdige in een gesloten accommodatie op grond van een voorwaardelijke machtiging (art leden 2 en 3 Jw); -het besluit tot intrekking van de schorsing v/d machtiging tenuitvoerlegging gesloten jeugdhulp (art lid 5 Jw) en; - besluit tot toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen (art t/m en 6.3.7) en verlof (art Jw)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.