Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Fictie Blok 3
2
doelen Aan het eind van deze les ken je de vertelperspectieven en kun je ze herkennen. Aan het eind van deze les herken je de volgende soorten stijlfiguren: climax, omgekeerde climax, anti-climax, tegenstelling Aan het eind van deze les ken je de verhaalvorm fabel
3
Wat en Hoe In de dia’s krijg je korte stukjes theorie en daarna maak je daar opdrachten bij. De opdrachten maak je in een word bestand. Behalve opdracht 2. Die maak je online. Lever aan het eind van de les je opdrachten in. Samenwerken mag, maar houd het rustig en werk door. Aan het eind van de les moeten je opdrachten af zijn.
4
vertelperspectieven We onderscheiden de volgende perspectieven
Ik-perspectief De belevende ik De vertellende ik Hij-perspectief Personele perspectief Auctoriale verteller Meervoudig perspectief
5
Ik perspectief Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld.
De belevende ik: De ik-persoon maakt dingen mee, maar weet niet wat er gaat gebeuren. De vertellende ik: De ik-persoon vertelt het verhaal achteraf. Hij weet wat er gebeurd is.
6
Hij perspectief Het verhaal wordt in de hij/zij vorm verteld.
Personele verteller De verteller kruipt in de huid van één personage. Ook hier kun je goed meeleven, want je kent de gedachten en gevoelens van het hoofdpersonage. Vooruitlopen in de tijd is hier onmogelijk: het personage weet immers niet wat er verder zal gebeuren. Auctoriale verteller De verteller is zelf niet in het verhaal aanwezig. De gebeurtenissen worden verteld door een onzichtbare persoon. Hij kan commentaar geven op de gebeurtenissen of zelfs vooruitlopen en daardoor het verhaal voor de lezer spannend maken. Je weet al meer dan de personages die nog niets vermoeden. De alwetende verteller kan de lezer ook rechtstreeks aanspreken. (Dit perspectief kom je tegenwoordig niet vaak meer tegen)
7
Meervoudig perspectief
Je leest het verhaal door de ogen van verschillende personages. Je krijgt dan de gedachten en gevoelens van een aantal personen over dezelfde gebeurtenissen, waardoor je als lezer een rijker beeld krijgt en beter geïnformeerd wordt
8
Opdracht 1A Lees de volgende fragmenten en schrijf op met welke vertelperspectief je te maken hebt.
9
Fragment 1 Ik heet Mary. Ik ben een heks. Zo word ik door sommige mensen tenminste genoemd. 'Duivelsgebroed', 'heksendochter', sissen ze op straat, maar zelf weet ik niet wie mijn vader en moeder zijn. Eliza Nuttall is mijn grootmoeder, dat weet ik wel. De buren noemen haar moeder Nuttall en ze heeft me vanaf mijn geboorte grootgebracht. Als ze wist wie mijn ouders waren, heeft ze het mij niet verteld. Uit: Celia Rees, Heksendochter
10
Fragment 2 De twee zwarte gendarmen reden die avond in het dorp nietsvermoedend een wisse dood tegemoet. Het was de laatste dag van april 1943 en het piepkleine dorpje heette Krekenlaar. In Krekenlaar gebeurde er nooit wat. En zeker niet, nu het oorlog was. De stalen vuist van Hitler had het kleine Krekenlaar samen met de rest van het land in een onwrikbare tang genomen. En het was dus wachten op de Britten en de Amerikanen die het land zouden komen bevrijden, op de terugkeer van de koning en van de regering. Uit: Henri van Daele, Woestepet, een moffenkind
11
Fragment 3 Lies Mama is in de kamer van Thomas. Ik zie haar op zijn bed zitten, in haar handen houdt ze een blauwe jeans. Ik ga naast haar zitten. Ze schrikt niet, alsof ze me verwachtte. Ik wilde al een paar keer zijn kamer binnengaan maar heb het toch niet gedaan, alsof ik liever wachtte op het moment dat moeder er zou zijn. We maken zijn hele kleerkast leeg. We nemen alle spullen, een voor een, in onze handen. Mama ruikt zelfs aan zijn hemden. Dat durf ik niet. Yvette "Hij was een knappe kerel", zeg ik tegen Lies. Ze zegt niets terug. "We missen vier dingen: de witte sweater met blauwe horizontale strepen, het linnen hemdje dat hij er altijd onder droeg, zijn donkerste blauwe 501 en zijn korte fluwelen jasje." Ik smaak de tranen in mijn woorden. Lies slaat haar armen om me heen en ik huil zonder geluid, als in een stomme film. Buiten hoor ik Daniëls verdriet in elke doffe slag. Tim Als ik mijn eerste communie doe, mag niemand in het zwart of in het grijs komen, want ik hou niet van zwart en grijs en niemand mag huilen en de mis mag niet zo lang duren en de pastoor moet grapjes vertellen en het zal zeker niet zijn zoals eergisteren. En Thomas moet er ook zijn. Uit: Do van Ranst, Boomhuttentijd
12
Fragment 4 Elf uur. Je timing was perfect. De vijf lichten stopten traag voor de ijzeren poort en gaven ter plekke nog wat gas. Ze waren je domweg gevolgd. Ze dachten dat ze alle tijd hadden. Traag stapten ze af, zetten hun helmen op hun zadels en richten hun lampen op de ingang van het park. Een voor een klauterden ze over de poort, het waren spinnen. Naast elkaar bleven ze staan. Met de lichten van hun scooters in de rug namen ze het terrein op. Ze speelden in een goedkope western. "Kom op", riep de grootste, "Laat je zien. We doen niets." Stilte. Hoeveel minuten gingen voorbij? Of waren het seconden? "Je moet het niet persoonlijk opnemen", riep hij. De anderen grinnikten. "We moeten gewoon even zaken doen." Je kwam lachend tevoorschijn, bleef op twintig meter van hen staan en scheen met je zaklamp in hun ogen. "Hier is de zakenman", antwoordde je, "Wanneer begint de vergadering?" De muggen verloren plots al hun onderkoelde zelfbeheersing en stormden wild op je af, je dook weg achter een container. Dat was mijn moment. Je zou proberen hen drie minuten bezig te houden. Ik haalde het nylontouw uit mijn zak en sloop weer door ons gat naar buiten, terwijl je kat en muis met hen speelde, zorgde ik voor de verrassing van de avond. Uit: Gerrit Janssens, De grap
13
Fragment 5 De Mercedes uit de garage van de villa halen die Mefisto hem had aangewezen, was een makkie. Johnny gooide de tank vol - die was zo goed als leeg - en reed er in een fantastisch mooie, bloedrode zonsondergang mee naar de plek waar hij met Mefisto had afgesproken. Heel die tijd zat Bob in zijn hoofd als een razende op hem in te praten. Op weg naar zijn laatste afspraak van die dag kocht Johnny met zijn net verdiende voorschot een paar hamburgers en enkele blikjes bier. Die konden in de lange nacht die voor hem lag nog best van pas komen. Johnny vond het niet erg dat de hamburgers koud en de blikjes bier lauw zouden worden. Hij was nooit anders gewend geweest. Uit: Patrick Bernauw, Spookrijders
14
Opdracht 1b Beantwoord de volgende vragen
Welk perspectief ben jij het vaakst tegengekomen in een boek? Welk perspectief/perspectieven maken het volgens jou het makkelijkst om je in de hoofdpersoon in te leven? Waarom? Bij welk perspectief wordt het verhaal volgens jou het meest objectief vertelt? Waarom ? Bij welk perspectief is het mogelijk al meer te weten dan de hoofdpersoon? Maakt dit het verhaal voor jou spannender of juist niet? Zou je bij dit perspectief ook veel over de gevoelens van de hoofdpersoon te weten komen?
15
stijlfiguren Welke soorten stijlfiguren ken je nog?
16
Stijlfiguren Nieuwe stijlfiguren:
Climax: Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden. Bijvoorbeeld: Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag. Omgekeerde climax: Het tegenovergestelde van een climax. Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje. Anticlimax: Eerst is er sprake van een climax, maar de laatste toevoeging geeft dan juist het tegenovergestelde van een climax aan. Meestal is dat wel lachwekkende bedoeld. Bijvoorbeeld: Hij won de marathon van Eindhoven, van Londen, van New York en die van Bakel.
17
Opdracht 2 Klik hier en maak de opdracht. Repetitio is de latijnse term voor de stijlfiguur herhaling. Maak de oefening tot je alles goed hebt!
18
Fabel de term fabel kan in de literatuur twee dingen betekenen;
Fabel kan zijn: het verhaal zoals het in chronologische tijdsvolgorde is verteld. Staat tegenover het sujet. Dat is de volgorde waarop het verhaal in het boek verteld wordt. Fabel kan ook zijn: Een soort sprookje, waarin dieren menselijke eigenschappen hebben. Meestal bedoeld om de lezer een les mee te geven.
19
Fabel Wij gaan kijken naar de verhaalvorm fabel. Een verhaal waarin dieren menselijke eigenschappen hebben. Twee bekende schrijvers van Fabels waren: De Griek Aesopos ( 620 – 560 voor Christus) De Fransman Jean de la Fontaine (1621 – 1695)
20
Opdracht 3 Zoek een fabel van Aesopos en Jean de la Fontaine.
Kopieer ze in je document en noteer er onder welke wijze les deze fabel je wil leren. Zoek een fabel uit een andere cultuur dan de westerse (Denk aan Suriname, de Antillen, de Arabische wereld, Azië etc). Op onderstaande link kun je er veel vinden. Kopieer de fabel in je document. Noteer er onder uit welk land deze fabel komt en welke les hij je wil leren.
21
Opdracht 4 Kies een van de fabels uit en bedenk vast hoe je deze fabel in een tekening zou kunnen uitbeelden. Lever opdr. 1 tot en met 4 in.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.