Les 1: Wat heeft vuurwerk met scheikunde te maken?

Presentatie over: "Les 1: Wat heeft vuurwerk met scheikunde te maken?"— Transcript van de presentatie:

1

2 Les 1: Wat heeft vuurwerk met scheikunde te maken?
Kijk naar dit filmpje? Luister goed! Bedenk zelf wat vuurwerk met scheikunde te maken heeft. Noteer termen die met scheikunde te maken hebben.

3 Hoe werkt een vuurpijl?

4 Ontwerp je eigen vuurwerk!
Maak een tekening Maak een ontwerp. Bedenk wat je nodig hebt.

5 Welke vragen heb je? Wat is de samenstelling van kruit?
Hoe maak je kruit? Hoeveel kruit heb je nodig voor je vuurpijl? Hoe groot is de explosie? Metalen verbranden – welk effect? Zouten verbranden – welke kleur? ? Afsluitend practicum. Motivatie: 1. zelf vragen formuleren naar aanleiding van ontwerp vraag. 2. demo/practicum/film als inleiding bij het beantwoorden van de vragen.

6 Resultaten enquête motivatie 4HB
Ongeveer 3 x 20 vragen over: Leren en presteren ,4 ± 1,2 Jouw school en jouw leraren 4,7 ± 0,6 Jou ,0 ± 0,7 Zeer positief >= 6,0 Positief 5,5 – 6,0 Neutraal 4,5 – 5,0 Negatief 3,5 – 4,0 Zeer negatief <= 3,5 Hoger standaard deviatie bij vragen over leren en presteren wijst op meer variatie in de antwoorden. De hoge standaard deviatie is voor het gevolg van vragen over competitie met andere leerlingen. Leerlingen voelen het niet als een afgang als anderen in de klas zien dat zij ergens moeite mee hebben.

7 I. Vragen over leren en presteren
Ik ben tevreden als ik iets geleerd heb dat ik belangrijk vind (zeer positief) Ik vind het vervelend als ik iets niet begrijp, langzaam werk, hulp moeten vragen (zeer negatief) Ik vind het fijn wanneer ik iets heb geleerd dat ik belangrijk vind (positief). Ik vind het fijn wanneer ik iets nieuws leer (positief) Hoge(re) cijfers halen (positief) Ik zet mij in, werk hard, ben graag als eerste klaar (neutraal) Ik vind het leuk om in de klas iets te doen (neutraal)

8 II. Vragen over jouw school en jouw leraren
De leraren op het Wolfert van Borselen zijn hulpvaardig (positief) zijn geduldig, waarderen goede prestaties, geven vertrouwen (licht positief) weten wie ik ben (neutraal) zijn aardig, moedigen mij aan (licht negatief), zorgen dat ik het beste uit mijzelf haal (negatief) inspireren (zeer negatief) De school zelf De leerlingen vertrouwen erop dat ze een goed opleiding krijgen en de school ze verder helpt (positief). De leerlingen hebben het naar hun zin op het Wolfert en zijn blij dat ze voor het Wolfert hebben gekozen (neutraal). Ik ben trots op mijn school (negatief).

9 III. Vragen over jou Het vertrouwen dat alles gaat lukken op school (6,2 ± 0,9) en dat de leerling alles kan als hij/zij maar niet opgeeft (6,0 ± 1,0) is erg groot. In 4HB is het groepsgevoel sterk. Er zijn wel een paar leerlingen die zich soms alleen voelen en liever in een andere klas zouden zitten. De leerlingen zijn positief over hun vermogen om goed te kunnen presteren. Over hun studie vaardigheden zijn ze iets minder positief. De leerling heeft het zelfvertrouwen dat het goed komt en dat zijn capaciteiten en vaardigheden toereikend zijn voor succes.

10 Conclusies en aanbevelingen
Evenwicht tussen uitdagen, open opdracht, onzekerheid (kans op gebrek aan interesse) en voordoen, gesloten opdracht, zekerheid (kans op gebrekkig leereffect) is kritisch. Context nauwgezet aan laten sluiten bij voorkennis. Leerlingen op het Wolfert Tweetalig zijn niet gewend aan de vrijheid hun eigen leertrajact te bepalen. Aandacht geven aan aanpassingen bestaande ankerpunten in kennisgebouw. Knelpunten in het individuele leerproces van leerlingen komen sneller ter sprake. Moeite met herkennen overeenkomst tussen voorbeeld en lesstof. Vermogen verbanden te leggen niet overschatten (JCE, V89, No.2, 2012, p.1497). Op nut en verband met het boek wijzen. Gemotiveerde leerlingen werken uit zichzelf niet altijd harder. Beoordeling aanpassen aan probleemgericht onderwijs. Nieuwe poging in 5V met productie en toepassingen van titaandioxide bij redoxreacties. Context minder afbakenen voor de leerlingen?