De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

multidisciplinaire richtlijn CBO

Verwante presentaties


Presentatie over: "multidisciplinaire richtlijn CBO"— Transcript van de presentatie:

1 multidisciplinaire richtlijn CBO
Ketenzorg COPD multidisciplinaire richtlijn CBO 2005 De multidisciplinaire richtlijn Ketenzorg COPD van het CBO verscheen in 2005. Namens de NVAB nam Frits van Rooij deel. datum plaats naam persoon

2 Inhoud presentatie 1. Opsporing, diagnostiek
2. Voorlichting, zelfmanagement 3. Stoppen met roken 4. Lichamelijk prestatievermogen 5. Ademhalingsoefeningen 6. Voeding 7. Psychosociale ondersteuning 8. Therapieën 9. Longrevalidatie 10. COPD en werk + rol BA Deze presentatie bestrijkt een aantal voor de bedrijfsarts relevante hoofdstukken uit de richtlijn: 1. Opsporing, diagnostiek 2. Voorlichting, zelfmanagement 3. Stoppen met roken 4. Lichamelijk prestatievermogen 5. Ademhalingsoefeningen 6. Voeding 7. Psychosociale ondersteuning 8. Therapieën 9. Longrevalidatie 10. En dan eindelijk: COPD en werk en de rol van de bedrijfsarts

3 COPD Chronisch progressief longlijden
Roken belangrijkste oorzakelijke factor Vele disciplines betrokken Veel gezondheidsschade te voorkómen Investeren in zorg COPD wordt gedefinieerd als een chronisch progressief longlijden waarbij roken de belangrijkste oorzakelijke factor is. Er zijn vele disciplines bij betrokken. Veel gezondheidsschade is te voorkomen. Investering in de zorg voor mensen met COPD is daarvoor wel noodzakelijk.

4 1. Opsporing, diagnostiek
Actief opsporen (ex) roker > 40 chronische hoest > 2 infecties lagere luchtwegen /jaar Spirometrie > Antirookinterventie Diagnostiek Anamnese Lichamelijk onderzoek Spirometrie voor en na bronchusverwijding: FEV1 Aandacht voor invloed dagelijks leven! De prevalentie van COPD is 2,4% bij mannen en 1,7% bij vrouwen. Actieve opsporing is geïndiceerd bij (ex) rokers van boven de 40 met en chronische hoest en/of > 2 infecties van de lagere luchtwegen per jaar. Opsporen met Spirometrie en er dient een antirook interventie aan gekoppeld. Bevolkingsonderzoek wordt niet aanbevolen. Er is geen consensus over de diagnose. Diagnostiek vindt plaats mbv anamnese, lichamelijk onderzoek en spirometrie voor en na bronchusverwijding. Men beveelt de GOLD classificatie aan in: zeer ernstig, ernstig, matig en licht op basis van de FEV1 na bronchodilatiatie: afkappunten zijn 30, 50 en 80%. Er dient aandacht te zijn voor de invloed van de aandoening op het dagelijks leven.

5 2. Voorlichting, zelfmanagement
Lichte COPD Stop roken Instructie inhalatie Beantwoorden vragen Optimaliseren prestatievermogen Ernstige COPD Fysieke training Omgaan met kortademigheid Gebruik van medicatie Vermijden uitlokkende factoren Vroeg herkennen exacerbaties Voeding > Partner; > Groep; > Periodiek aandacht Patiëntenvoorlichting (educatie en instructie) en zelfmanagement kunnen het beste in een samenhangend programma worden aangeboden. Bij lichte COPD (GOLD I en II) zijn er de volgende onderdelen: Stoppen met roken Inhalatie instructie Inventariseren en beantwoorden van specifieke vragen Optimaliseren van het prestatievermogen Bij GOLD III en hoger bevat het programma: Fysieke training Technieken om met kortademigheid om te gaan Kennis over werking en gebruik van medicatie (Mogelijk) vermijden van uitlokkende factoren Vroegtijdige herkenning van exacerbaties Richtlijnen voor (zelfstandige) behandeling van exacerbaties De rol van (gezonde) voeding Technieken uit de cognitieve gedragstherapie worden aangeraden. Het betrekken van partners is belangrijk. Groepsinterventies hebben voorkeur boven individuele interventies. Periodiek aandacht besteden aan terugval!

6 3. Stoppen met roken Aantoonbaar gunstige invloed op prognose
Roken leidt tot versnelde afname van longfunctie. 15% - 20% van de rokers is gevoelig voor COPD, waarbij er een duidelijke genetische dispositie is. Het RR van rokers om COPD te ontwikkelen ligt rond de 13%. Stoppen met roken verkleint de mortaliteit. Stoppen met roken hangt samen met een minder snelle daling van de longfunctie. Van de niet-medicamenteuze interventies is alleen van het stoppen met roken aangetoond dat dit de prognose gunstig beïnvloedt. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat werkplekgerichte stoppen-met-roken-programma’s kosteneffectief zijn. In de richtlijn staan diverse stoppen-met-roken interventies nader beschreven. Bedrijfsartsen kunnen hier ook een rol spelen en zouden trainingen moeten volgen om zelf deze interventies toe te passen.

7 4. Lichamelijk prestatievermogen
Programma afhankelijk van conditie haalbaarheid veiligheid Minimaal 3 maal/ week Langdurig Effecten blijven lang zichtbaar Aan de hand van de conditie, haalbaarheid en veiligheid wordt een trainingsprogramma opgesteld. Voor optimaal effect zou men 3 tot 5 keer per week moeten trainen, liefst onder supervisie. De belasting wordt geleidelijk opgevoerd. Hoe langer men dit volhoudt, des te beter zijn de resultaten. De sessies duren meestal zo’n 20 minuten. Na stoppen blijven effecten op inspanningsvermogen en kwaliteit van leven toch minstens 12 maanden aantoonbaar.

8 5. Ademhalingsoefeningen
Dyspneu Mucustransport Er zijn verschillende doelen voor ademhalingsoefeningen: verminderen van dyspneu Men gebruikt daartoe o.a. ontspanningsoefeningen en actieve expiratie oefeningen verhogen van mucustransport Men leert hiervoor de patiënt verschillende technieken aan die hij of zij zelfstandig kan uitvoeren. Men verwijst hiervoor naar een fysiotherapeut of naar een multidisciplinair longrevalidatie programma.

9 6. Voeding Bijhouden voedingstoestand en gewichtsverloop
Overgewicht gunstiger! Het is van belang dat de voedingstoestand en het gewicht wordt bijgehouden. Mensen met COPD en overgewicht hebben verminderde mortaliteit. Als gewichtvermindering nodig is, dient spiermassa behouden te blijven.

10 7. Psychosociale ondersteuning
Vaker angst en depressie Cognitieve gedragstherapie + inspanningstraining > fysieke activiteit en welbevinden Antidepressiva > kwaliteit van leven beter Ruime aandacht is er voor psychosociale ondersteuning en behandeling. Het blijkt dat mensen met COPD vaker last hebben van angst en depressie. Psychosociale interventies (zoals cognitieve gedragstherapie), additioneel aan inspanningstraining kunnen een positief effect hebben op fysieke activiteit en welbevinden. Er zijn ook aanwijzingen dat antidepressiva van waarde kunnen zijn om de kwaliteit van leven te verbeteren.

11 8. Therapieën Medicamenteus: geen invloed lange termijnprognose
Zuurstoftherapie Niet-invasieve ademhalingsondersteuning Longvolumereductiechirurgie Vaccinaties Longrevalidatie Er zijn geen medicamenteuze interventies waarvan is bewezen dat ze de langetermijnprognose van COPD gunstig beïnvloeden. De kwaliteit van leven en de exacerbatiefrequentie kan wel worden beïnvloed. In de richtlijn komen verder aan de orde: zuurstoftherapie, niet-invasieve ademhalingsondersteuning, longvolumereductiechirurgie, vaccinaties Longrevalidatie (zie volgende dia).

12 9. Longrevalidatie Wel gunstige effecten
Niet te voorspellen of gunstige respons Wat dat laatste betreft blijkt dat gunstige effecten van longrevalidatie in alle ernstgroepen van COPD beschreven zijn, maar dat er geen mogelijkheden zijn om te voorspellen of iemand een gunstige respons zal vertonen. In de bijlagen bij de richtlijn komen de regionale organisatie van ketenzorg aan bod en worden evidencetabellen gepresenteerd.

13 10. COPD en werk Beroepsmatige blootstellingen Invloed COPD op werken
Interventies Zorgorganisatie en verwijsbeleid Het gaat hier om Beroepsmatige blootstellingen die verhoogd risico geven Werken met COPD Interventies die de BA kan uitvoeren Hoe de zorg georganiseerd is en hoe het verwijsbeleid is. Er zijn vier uitgangsvragen gesteld die nu aan de orde komen.

14 10.1 Blootstelling Passief roken Specifieke blootstelling
- Wat is de bijdrage van COPD aan beroepsmatige blootstelingen? Er zijn sterke aanwijzingen voor een relatie tussen passieve blootstelling aan tabaksrook op de werkplek en thuis en chronische luchtwegsymptomen. Bij hogere blootstelling is er verband met een verminderde longfunctie. Beroepsmatige blootstelling aan gassen, dampen en/of aerosolen (stof, nevel en rook) kan leiden tot een versnelde afname van de longfunctie en mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van COPD.

15 10.2 Werken met COPD Arbeidsparticipatie lager Inkomen lager
30 – 40% heeft AO uitkering De arbeidsparticipatie van de mensen met COPD en hun inkomenspositie ligt lager dan bij de algemene bevolking. 30 tot 40% van deze mensen tussen de 15 en 64 jaar heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

16 10.3 Interventies Rookvrije werkplekken
Individuele stop-roken strategieën Programma’s stop roken door werkgever Welke interventies kan de bedrijfsarts inzetten? - Rookvrije werkplekken - Individuele stop-roken programma’s - En stop-roken programma’s door de werkgever

17 Kent werkgebonden risico’s COPD
Bedrijfsarts Kent werkgebonden risico’s COPD Kan belastbaarheid bij COPD inschatten Werkt goed samen op basis van de CBO richtlijn Tot slot: De bedrijfsarts Kent de werkgebonden risico’s van COPD, Weet de belastbaarheid goed in te schatten Werkt goed samen met collega’s uit de curatieve sector en daar voor is kennis van de CBO richtlijn een mooie basis!


Download ppt "multidisciplinaire richtlijn CBO"

Verwante presentaties


Ads door Google