Download de presentatie
GepubliceerdFrieda Vink Laatst gewijzigd meer dan 9 jaar geleden
1
Literatuurgeschiedenis 16e en 17e eeuw: renaissance
5 vwo
2
Waarom lezen we deze literatuur?
Verleden spreekt direct tot je. Leren kennen van ideeën, opvattingen en gevoelens van toen. Boeiend, mooi. Leren: wij zijn het product van ons verleden, betrekkelijkheid eigen ideeën. In Bredero’s Spaanschen Brabander worden klachten geuit over Duitsers die profiteren van de goede Nederlandse armenzorg.
3
Literatuurgeschiedenis
4 vwo: middeleeuwen Laagland hoofdstuk 12 in informatieboek, Module 3 in werkboek. 500 – 1500 Mariken van Nieumeghen? 5 vwo: renaissance (en in periode 3 19e eeuw) Laagland hoofdstuk 13 in informatieboek, Module 5 in werkboek: opdr. 2 (en zelftoets), 10, 5, 6 (en zelftoets), 7/8 en 9. 1600 – 1700 Jospeh in Dothan van Vondel
4
Wat gaan we doen? Lessen en huiswerk Leesverslag
In de lessen wordt een algemeen beeld geschetst van deze literatuurgeschiedenis. In de lessen en thuis worden daar opdrachten over gemaakt. In de lessen wordt aandacht besteed aan het boek Jospeh in Dothan dat jullie thuis lezen en boek 5 wordt op jullie leeslijst. Week 51: inleveren leesdossier t/m boek 6. Fabel. Personages. Titelverklaring. Opbouw: Hoofdstukindeling. Chronologisch? Tijd en vertelde tijd. Plaats. Perspectief. Thema en motieven. Motto. Literaire stroming.
5
Toets renaissance en gelezen boek
Begrippen bij elkaar zoeken. Je moet de dikgedrukte begrippen in hoofdstuk 13 van je informatieboek en de jaartallen die daarbij horen, kennen. Politieke, sociaal-economische en culturele achtergronden in verband brengen met een gegeven tekst. Inhoudelijke en vormelijke kenmerken van allerlei verschijnselen in de literatuur (petrarkisme, emblematiek, genres) in verband brengen met een gegeven tekst.
6
Tijd Middeleeuwen: economische en culturele zwaartepunt in Brabant en Vlaanderen. Godsdiensttwisten. Opstand tegen Spaans bewind. Gevolg: calvinistische rijke kooplui naar Noorden. 16e en 17e eeuw: economische en culturele zwaartepunt in Amsterdam. : beleg van Antwerpen
7
Schrijvers Latijnse school Barleus gymnasium
Onderwijs van en in Latijn. Zelf werk produceren dat aan die eisen voldeed. Barleus en Heinsius deden dat in het Latijn. Later ook in de volkstaal = renaissanceliteratuur: literatuur waarin de Romeinse oudheid herboren is. Klassieke genres, versmaten en motieven. Spiegel, Huygens, Hooft en Revius. Goed leren spreken en schrijven o.b.v. literatuur en filosofische werken uit de Romeinse tijd. De humanisten wilden ook zo leven.
8
Schrijvers Amsterdam: de Eglentier Rederijkerskamers
Bestonden al sinds de middeleeuwen. Boden ook een leerschool voor mensen met literaire ambitie. Bredero. Vondel is naar de Franse school geweest. Franse school: meer gericht op handel dan op klassieke oudheid (huidige havo).
9
Overgang Collectieve manier van beleven van literatuur meer individuele manier van beleven. Traditionele organisatie van literatuur (rederijkerskamers) moderne ‘organisatie’(geleerde/humanistische). Oorzaken: Calvinisme: zelf Bijbel lezen. Geen censuur. Meer welvaart. Elitevorming binnen de burgerij. Gevolg: rederijkerskamers verdwijnen, behalve in het Zuiden. In 1615 worden er meer toneelstukken gedrukt: In de 17e eeuw worden in Nederland meer boeken gedrukt dan in de rest van de wereld (immigratie Zuiden, geen censuur, internationale handel, binnenlandse markt). Door de reformatie (zelf Bijbel lezen) kunnen redelijk veel mensen lezen. In 1616 verschijnt een bundel van Heinsius in het Nederlands o.b.v. de klassieke opvattingen:
10
Taken van schrijvers Lering en vermaak: Communicatie. Moraal.
Persoonlijke gevoelens worden op een hoger plan gebracht. Collectieve geheugen en geweten van de samenleving: wat is (on)gewenst gedrag? Bredero houdt publiek een spiegel voor: laat voorbeelden zien van ongewenst (boers) gedrag en publiek moet zelf snappen dat je je zo niet moet gedragen. Communicatie: nieuws (pamflet over veldslag of liedje over moord Oranje). Toneel, liedjes en gedichten niet alleen nieuws en vermaak maar ook boodschap. Collectieve geheugen en geweten van de samenleving: schrijver formuleert normen en waarden waaraan de samenleving moet voldoen. Wat is gewenst gedrag en wat is ongewenst. Een ander woord voor ongewenst = boers, omdat de burgerij zich vooral van de boeren wilden onderscheiden.
11
Taken van schrijvers Lering en vermaak: Retorica: die boodschap komt alleen over als die goed gebracht wordt, dus literaire technieken zijn belangrijk: Goed vertellen, beschrijven van de werkelijkheid, goede argumentatie, bijzondere taal en versbouw. Onderwezen op de Latijnse school. De mensen die ongewenst gedrag vertonen worden bekritiseerd en bespot, wat voor komische situaties zorgt.
12
Taken van schrijvers Lering en vermaak:
Translatio imitatio aemulatio = overnemen nadoen verbeteren. Het profiteren van goede voorbeelden is dus geen schande. Mensen die de voorbeelden eruit konden halen, vermaakten zich meer. Ander vorm van vermaak was analogiedenken. Vondels Ghijsbrecht van Amstel is gebaseerd op Vergilius’ Aeneïs + kerstverhaal. : het zien van parallellen tussen verschillende gebeurtenissen (natuur, Bijbel, mythologie, geschiedenis) om een algemene, liefst goddelijke waarheid, te construeren.
13
De taken van de schrijvers
1619: onthoofding Van Oldebarnevelt De literatuur zorgt dus voor orde - in het leven en het gemoed - en houvast. Woelige tijden: opstand, oorlog, loslaten katholieke geloof.
14
Bredero – ‘Boerengezelschap’
Kijk en luister naar het lied ‘Boerengezelschap’ van Bredero. Hoe kun je dit lied in verband brengen met de stedelijke gedragscode? Alles wat deze boeren doen, moeten de burgers niet doen: niet zo kleden en opdirken (strofe 2, 3 en 5); niet schransen en zuipen (strofe 6); niet zingen, dansen en dobbelen (stofe 6); niet flikflooien en vrijen in de open lucht (stofe 7); niet vechten (stofe 8, 9 en 10). Hoe kun je dit lied in verband brengen met ‘lering en vermaak’? Lering/moraal: burgers moeten zich niet zo gedragen als de boeren en dus boerenfeesten mijden (strofe 11). Vermaak: de burgers luisteren wel naar een mooi en grappig lied waarin de boeren bespot worden. Toets: je legt eerst uit wat de stedelijke gedragscode of ‘lering en vermaak’ is en vervolgens zoek je daar voorbeelden van in de gegeven tekst.
15
Materiaal - Taal In de loop van de 17e eeuw ontstaat een soort Algemeen Nederlands. Daarvoor stads- of streektaal. Gebaseerd op het Hollands. Invloed uit het Zuiden. Streven naar taalbouw: de taal moest op het niveau van het Latijn gebracht worden: regelmatige grammatica en spelling. 1700: basis moderne schrijftaal.
16
Materiaal - Versbouw Versbouw Voorbeeld Onder invloed van Franse en klassieke poëzie gaat men gebruikmaken van jambes: van twee lettergrepen naast elkaar is de eerste onbeklemtoond en de tweede beklemtoond (U-). De meeste versregels bestaan uit een alexandrijn: zes jambes. Die zorgt, en waakt, en slaaft, en draaft, en ploegt, en zweet, En tot ‘s lands oorbaar vast een lastig ambt betreedt, … (oorbaar = nut) Vondel
17
Materiaal - Conventie Petrarca en zijn Laura Petrarkisme
Manier om over liefde/geliefde te schrijven, overgenomen van Petrarca (Laura). Literair spel én sociale functie. Platonische liefde (inhoud). Onbereikbare vrouw die stereotiep wordt beschreven: gouden haar, blank voorhoofd, ogen als sterren, tanden als parels, appelborstjes (inhoud). De klacht van de wanhopige minnaar, het slachtoffer, staat centraal (inhoud). Tegenstellingen en paradoxen (vorm). Aansprekingen en personificaties (vorm). Paronomasia: klankverwante, maar in betekenis verschillende woorden (vorm). Verlangen: dat ik de tijd die ik verkorten wil, verlang. Als de ideeën bekend zijn, kan de aandacht uitgaan naar vorm en de bewoording.
18
Materiaal - Genres Voorbeeld: Blij, door slavernij Emblematiek
Een plaatje met een praatje: Spreuk/motto/opschrift. Prent/pictura/afbeelding. Epigram/subscriptio/uitleg.. Analogiedenken. Petrarkisme. Wederom variëren binnen vaste onderdelen.
19
Materiaal - Genres Hoog: Midden: Laag:
Epos (in Nederland niet van de grond gekomen) en tragedie. Lofdicht (wordt niet behandeld). Midden: Komedie. Didactische poëzie (Cats). Laag: Klucht.
20
Tragedie Verheven personages. Verheven taal.
Verschrikkelijke uitkomsten. Stof uit de klassieke oudheid, geschiedenis, Bijbel en romans. Sluit qua vormgeving ook aan bij de klassieke oudheid.
21
Tragedie Seneca. Vijf bedrijven. Reien/koren: stem auteur.
Doel: demonstreren hoe held zich moet gedragen in uiteenlopende omstandigheden Doel: tonen innerlijk coflict Seneca. Vijf bedrijven. Reien/koren: stem auteur. Veel gebeurtenissen, plaatsen en lange periode. Aristoteles Vondel. Vijf bedrijven. Reien/koren: bij handeling betrokken personage. Eenheid van tijd, plaats en handeling. Peripetie: omslag, geluk verandert in ongeluk en held komt tot inzicht.
22
Blijspel en klucht Volksere personages. Onverbloemd taalgebruik.
Bedrog en overspel. Blijspel is in bedrijven verdeeld en langer dan de klucht. Hoofts Warenar.
23
Sonnet Sonnet vorm Sonnet inhoud Octaaf: eerste 8 versregels.
14 versregels die verdeeld worden in een: Octaaf: eerste 8 versregels. Sextet: laatste 6 versregels. Octaaf en sextet verschillen wat betreft het rijmschema. De ‘breuk’ tussen octaaf en sextet heet wending, val, chute of volta. Petrarkisme: liefdesklacht staat centraal. Octaaf en sextet verschillen wat betreft de inhoud. Als vorm en inhoud in harmonie zijn, kan de lezer de goddelijke harmonie achter de gebeurtenissen ervaren.
24
Petrarka – ‘ Wanneer de zonnegod zijn gouden wagen’
Waarom is dit gedicht van Petrarca kenmerkend voor de renaissance? Typerend voor gedichten in de renaissance zijn verwijzingen naar klassieke bronnen en mythologie. Het publiek wordt geacht die te herkennen. In dit gedicht: een verwijzing naar de zonnegod – Helios of Apollo, volgens de mythologie verantwoordelijk voor dag en nacht door overdag met een vurige wagen van oost naar west langs de hemel te rijden. ‘s Nachts slaapt de zonnegod.
25
Petrarka – ‘ Wanneer de zonnegod zijn gouden wagen’
Waarom is dit gedicht een typisch sonnet? Een sonnet heeft een aantal vormkenmerken die dit gedicht ook heeft: 14 regels. Een octaaf en een sextet. Tussen het octaaf en het sextet is een inhoudelijk en een vormelijk verschil: de zogenaamde wending. In het octaaf is het rijmschema abba, terwijl het in het sextet cdc en dcd is. In het octaaf gaat het over de zonnegod en wordt de geliefde van de ik genoemd, in het sextet gaat het alleen over de ik (niet heel duidelijk!). Een inhoudelijk kenmerk van een sonnet is de liefdesklacht van de minnaar, die ook in dit gedicht centraal staat: In strofe 2 benoemt de ik zijn klacht: hij klaagt de liefde en het noodlot aan.
26
Petrarka – ‘ Wanneer de zonnegod zijn gouden wagen’
Waarom is dit gedicht typerend voor het petrarkisme? Het petrarkisme heeft een aantal kenmerken waarvan je sommige in dit gedicht terugvindt. De geliefde is onbereikbaar: zij houdt zich doof voor hem (strofe 2). Tegenstelling: zon(negod) tegenover duister, sterrenlicht, maan en nacht. Personificatie: de zon maakt de ik ongelukkig door er alleen overdag te zijn, net als zijn geliefde (strofe 4).
27
Hooft – ‘Wanneer de vorst des lichts’
Waarom is dit gedicht van Hooft kenmerkend is voor de renaissance? Typerend voor gedichten in de renaissance zijn verwijzingen naar klassieke bronnen en mythologie. Het publiek wordt geacht die te herkennen. In dit gedicht: een verwijzing naar de Vorst des lichts, waarmee de zon bedoeld wordt.
28
Hooft – ‘Wanneer de vorst des lichts’
Waarom is dit gedicht een typisch sonnet? Een sonnet heeft een aantal vormkenmerken die dit gedicht ook heeft: 14 regels. Een octaaf en een sextet. Tussen het octaaf en het sextet is een inhoudelijk en een vormelijk verschil: de zogenaamde wending. In het octaaf is het rijmschema abba, terwijl het in het sextet ccd en eed is. In de octaaf gaat het over de zon, in het sextet gaat het over de geliefde. Een inhoudelijk kenmerk van een sonnet is de liefdesklacht van de minnaar, die in dit gedicht minder aanwezig is.
29
Hooft – ‘Wanneer de vorst des lichts’
Waarom is dit gedicht typerend voor het petrarkisme? Het petrarkisme heeft een aantal kenmerken waarvan je sommige in dit gedicht terugvindt. Platonische liefde: de liefde in dit gedicht blijft geestelijk, want er staat ‘ wanneer uw geest de mijne roert’ (strofe 4). Tegenstelling: zon en dag tegenover duisternis en nacht, geliefde tegenover andere vrouwen. Personificatie: de zon overtreft de andere sterren zoals de geliefde de andere vrouwen overtreft (strofe 3 en 4).
30
Opdracht 2 - zelftoets Klassieke oudheid: Horatius.
14e eeuw: begin renaissance Italië. 1517: Luther spijkert stellingen aan kerkdeur. 1566: beeldenstorm. 1581: Acte van Verlatinghe. 1585: Val van Antwerpen. 1609: Twaalfjarig Bestand. 2. Aflaathandel, de hoge geestelijkheid had te veel invloed op de kerk en de maatschappij.
31
Opdracht 2 - zelftoets 4. Centralisatie en rooms-katholieke geloof. 5. De steden waren het belangrijkst: daar vond handel plaats en het bestuur van gewesten en steden was in handen van regenten uit de gegoede burgerij. 6. Lering en vermaak. 7. a. Strofe 11. b. ‘mijdt der boeren feesten’ = niet naar boerenfeesten gaan (en je niet zo gedragen als boeren). c. Voor de burgers.
32
Opdracht 2 - zelftoets 8. a. Waar. b. Niet waar, want er ontstonden ook nieuwe genres als het sonnet. c. Niet waar, het uiteindelijk doel, aemulatio, overtreffen. d. Niet waar, het is bedoeld voor een klein – want literair geschoold – publiek. e. Waar (naast reizen).
33
Opdracht 2 - zelftoets 9. Grammatica, retorica, ethiek, poëzie en geschiedenis, omdat die de mens onderscheiden van het dier (grammatica en retorica), het onderscheid tussen goed en kwaad kunnen verwoorden (ethiek) en daar voorbeelden van kunnen geven (poëzie en geschiedenis). 10. Bredero houdt zijn publiek een morele spiegel voor: het lied ‘Boerengezelschap’ waarschuwt voor onmatig = boers gedrag. Het lied laat zien wat boeren allemaal doen – vreten, zuipen, gokken etc – en burgers moeten zich realiseren dat zij dat NIET moeten doen.
34
Opdracht 5 2. a. Op het schilderij biedt een oude man een jonge vrouw een zak geld aan. In het lied gebeurt hetzelfde: de oudere Lammert wil de jonge Jannetje al zijn geld geven voor een zoen. b. Ongelijke liefde. 3. Lammert zoekt een leuke partner en denkt die in Jannetje gevonden te hebben. Jannetje zoekt met hem mee: ze zoekt ook een leuke partner, maar vindt die niet in hem. Ze zoeken dus samen, maar wel naar iets anders. De woorden zijn ironisch bedoeld. 4. Stedelijke gedragscode: bepaalt wat gewenst en ongewenst gedrag is binnen een stedelijke, burgerlijke cultuur. Kunst en literatuur laten voorbeelden van dat gewenste of ongewenste = boerse gedrag zien. Ongewenst gedrag wordt gekritiseerd, bespot en op humoristische wijze aan de kaak gesteld. Een voorbeeld van ongewenst gedrag in dit lied is: relaties tussen oude mannen en jonge vrouwen. 5. Lering en vermaak: literatuur bevatte een les en liet de burgers zien hoe ze zich moesten gedragen en literatuur vermaakte door bijvoorbeeld een mooie vorm of het bekritiseren en bespotten van ongewenst gedrag. Het vermakelijke in dit gedicht is de manier waarop Lammert en Jannetje geportretteerd worden. Vooral de oude man wordt spottend beschreven: Hansje Hangebroek, Lammert-vaartje, oud en koud, ouwe rochelaar. De les/moraal is dat je geen relatie met een veel jonger of ouder iemand aan moet gaan.
35
Opdracht 6 = zelftoets Motto, pictura en subscriptio.
In alles kan een verborgen betekenis zitten die ontrafeld moet worden. Platonische liefde, onbereikbare vrouw die stereotiep beschreven wordt en de klacht van de wanhopige minnaar staat centraal. Tegenstellingen en paradoxen, aansprekingen en personificaties, paronomasia: klankverwante, maar in betekenis verschillende woorden. Utile et dulce = lering en vermaak: literatuur verschafte lering en vermaak. Er werd een wijze les gegeven, maar ook mooie vormen, ingenieuze verwijzingen of formuleringen die ontraadseld moesten worden.
36
Opdracht 6 = zelftoets 6. Een gedicht van 14 versregels waarin de liefdesklacht van een minaar centraal staat. De regels worden ‘gegoten’ in een octaaf - eerste 8 versregels – en een sextet - laatste 6 versregels. Octaaf en sextet verschillen wat betreft de inhoud en het rijmschema. De ‘breuk’ tussen octaaf en sextet heet wending, val, chute of volta. 7. Het verspreidt opinies en meningen en laat zien wat gewenst en ongewenst gedrag was. 8. Tijdens de eerste fase worden toneelstukken in de rederijkerskamers opgevoerd. Tijdens de tweede fase worden ze ook opgevoerd in de Nederduytsche Academie. Tijdens de derde fase worden ze opgevoerd in de Amsterdamse Schouwburg. 10. Hooggeplaatste personages, verheven taal, stof ontleend aan de klassieke oudheid, geschiedenis of Bijbel. 11. In een retorisch-didactische tragedie is er wel een koor dat de gebeurtenissen becommentariert, maar er is weinig samenhang. In een aristotelische tragedie is sprake van eenheid van plaats, tijd en handeling. 12. In een komedie komen de personages uit lagere milieus, terwijl in en klucht de personages ook dieven en hoerenlopers kunnen zijn. En een klucht is veel korter dan een komedie.
37
Opdracht 9 ‘s werelds Licht = Jezus (Christus)
De zienlijke god, de schone zonne, … = de zon. Zienlijke = zichtbare. De blindgeboren jongen ontvangt van Jezus het zicht. De zichtbare zon, het licht, is voor hem een symbool voor de niet-zichtbare Jezus. 3. Er is een tegenstelling tussen het zwijgen van de tong en zijn gemoed dat duizend tongen nodig heeft. Hij wil heel veel zeggen, maar is sprakeloos door wat hij ziet. 4. Vorm = Rijm: in het octaaf abba, in het sextet ccd, eed. Inhoud: in het octaaf gaat het over Jezus, de blindgeboren jongen en de zon, in het sextet over de ik en zijn geliefde.
38
Opdracht 9 5. De geliefde. a. Verwondering: de jongen verwondert zich en de ik. Licht: Jezus, zon en geliefde. Gemoed: het gemoed van de jongen en van de ik. b. Zoals de blindgeboren jongen zich verwondert over de schoonheid van de zon, zo verwondert de ik zich over de schoonheid van zijn geliefde. Beiden kunnen niet bevatten wat hun overkomt. 7. Platonische liefde: de liefde is platonisch, want er staat ‘en dat mijn ziel ontdekt uw ziels sieraden vijndt’ (strofe 3). De klacht van de wanhopige minnaar: zijn hart breekt van verwondering (stofe 4). (Vorm Tegenstelling: blind/licht tegenover zien/donker, zwijgen tegenover spreken.) 8. In beide gedichten gaat het over licht en donker. In beide gedichten wordt de geliefde met de zon vergeleken.
39
Opdracht 10 : Val van Antwerpen: veel kapitaalkrachtige kooplieden en calvinisten vluchten naar Amsterdam, waardoor deze stad de handels- en culturele hoofdstad werd. 2. Hij was rijk, ging naar herbergen, zat achter de meisjes aan, gaf ze cadeautjes en ging failliet. 3. Gevlucht voor zijn schuldeisers. 4. Goedgelovig (r. 38). 5. Toneelstukken waren ethisch-didactisch: ze hielden de burgers een morele spiegel voor en gaven ze ook plezier. Morele spiegel: het toneelstuk laat de burgers zien hoe je je niet moet gedragen en wat er gebeurt als je goedgelovig bent. Daarnaast is het leuk om te kijken naar iemand bij wie alles verkeerd gaat. 6. Jerolimo komt uit Antwerpen dat toen in Brabant lag en in Spaanse handen was.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.