Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdTine Mulder Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Intergenerationeel leren vanuit een sociaal pedagogisch perspectief
Griet Verschelden Dag van de Cultuureducatie - Vooruit - Gent , 25 januari 2011 Titel van mijn bijdrage = (sociale pedagogiek is mijn achtergrond : ben sociaal agoog van opleiding, werk momenteel binnen opleiding SW HoGent) Verder bouwend op een tekst geschreven in dec samen met Hans Van Ewijk ‘cultuur beleven tussen generaties’ voor studiedag van het CVN – Cultureel Verdrag Vlaanderen – Nederland. Bedoeling van deze sessie = Inspiratie opdoen om zelf aan de slag te gaan: Ik start met een voorbeeld van een praktijk die voor mij erg inspirerend is (buitenland – Schotland) – Om van daaruit een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het actuele discours over en praktijken van intergenerationeel leren.
2
Community Walks: making connections in space and time
Gillian Cowell – Bonnybridge, Schotland Wandelproject
3
Sept samen met opbouwwerkers en buurtwerkers een studiebezoek gedaan in Bonnybridge (in kader van onderzoeksproject naar gemeenschapsvorming in Ledeberg – wijk 19de eeuwse gordel in Gent) Bonnybridge is een kleine, postindustriële stad in Schotland. Ligt tussen Glasgow en Edinburgh (Zuiden van Schotland) De publieke ruimte in Bonnybridge is voor een deel bepaald door haar postindustriële status. Hiermee samenhangend zijn een deel van de vroegere industriële terreinen gebruikt voor stadsvernieuwings- en uitbreidingsprojecten die nieuwe sociale groepen hebben binnengebracht in de buurt en breuklijnen creëren tussen de gevestigde en nieuwe bewoners. De sociale breuklijnen zorgen voor diverse toe-eigeningsprocessen binnen de publieke ruimte. Bonnybridge is in volle transitie op sociaal en ruimtelijk vlak.
4
Gillian Cowell is een Community Educator, komt ongeveer overeen met opbouwwerkster bij ons. Ze kiest er expliciet voor om haar werk buiten het Community Education Centre te brengen, ze brengt veel tijd door op straat, in de openbare bibliotheek … Ze kiest dus radicaal voor de publieke ruimte als haar werkterrein, eerder dan het community center. De rode draad in haar werk is dat zij de sociaal-ruimtelijke context waarin zij werkt in eerste instantie probeert te lezen om vervolgens iets te doen met deze lezing in de vorm van een interventie in de publieke ruimte die niet ingegeven is door een tekortdenken over de buurt (te weinig sociale cohesie, te weinig interculturele dialoog, …) maar die de verschillende lezingen van dezelfde publieke ruimte naar boven probeert te brengen. Een ander kenmerk van haar werk is dat ze een verbinding maken tussen space (ruimte) en time (tijd). Sociaalruimtelijke kenmerken, breuklijnen en veranderingen worden expliciet gekoppeld aan en geïnterpreteerd vanuit een historisch perspectief.
5
(aantal foto’s van Eddie, bewoner – aantal foto’s van ons)
Bonnybridge is een postindustriële gemeente waar de Britse overheid de laatste jaren geïnvesteerd heeft in stadsvernieuwing en stadsuitbreiding. Dat maakte dat er op korte tijd een grote groep nieuwe inwoners is komen wonen in en rond Bonnybridge. De meeste fysieke getuigen (gebouwen, sites, …) van de rijke industriële geschiedenis van Bonnybridge zijn herbestemd tot woongebied of parkgebied. Het kanaal is herbestemd als toeristisch zicht. Rondom Bonnybridge liggen nog een aantal verlaten industriesites waarvan enkel nog de bijhorende arbeidershuisvesting overblijft. – (post)industriële site die wij bezocht hebben; oude steenfabriek. * Na de instroom van bewoners in de nieuwere delen van de stad, ontstond er een duidelijke sociale breuklijn tussen gevestigde (‘oude’ – maar niet in leeftijd) en nieuwe bewoners, waarbij gevestigde bewoners enigszins misnoegd waren over de perceptie bij nieuwere bewoners en buitenstaanders over de saaiheid van Bonnybridge. Nieuwe bewoners zagen in de open vlaktes of herbestemde gebieden niet de rijke geschiedenis die eraan verbonden was. * Daarnaast is er een duidelijk verschil in het gebruik van tijd en ruimte tussen beide groepen. Volgens één van de gevestigde bewoners (die mee de rondleiding verzorgde) komen de nieuwe gezinnen enkel slapen in Bonnybridge en verplaatsen ze zich voor werk en ontspanning naar andere steden.
6
Vanuit die observatie ondersteunde Gillian Cowell als community education worker een aantal gevestigde bewoners om wandelingen door de gemeente uit te werken waarin ze de nieuwe bewoners introduceren in de geschiedenis van Bonnybridge en mensen op een andere manier leren kijken naar hun woonomgeving. Tegelijk laten nieuwe bewoners – ook via wandelingen, en foto’s tijdens die wandelingen – zien hoe zij naar de buurt kijken, welke plaatsen belangrijk en betekenisvol zijn voor hen. Op die manier ontstaat er een dialoog over gedeelde en vaak verdeelde betekenisverlening over de woonomgeving en over samenleven, gebaseerde op de ervaring van een gedeelde fysieke plek waaraan verschillende betekenissen worden toegeschreven, en de uiteenlopende “mental maps” van de sociale en ruimtelijke praktijken van bewoners binnen hun woonomgeving. Concreet: meerdaagse wandelingen (7), heel wat mensen mee liepen, boven de 40 en zij brachten hun kinderen, kleinkinderen, huisdieren en buren mee.
7
Inspirerend omdat … Koppelt ruimtelijke trajecten met sociale processen Bespeelt plaats en tijd Zoekt niet naar een consensus, maar naar ‘buurtgevoel’ met ambivalenties Maakt wederzijdse leerprocessen mogelijk voor ‘oude’ en ‘nieuwe’ bewoners Verbindt plaats en identiteit … (5 puntjes, nog meer te bedenken) … Gaat om wandelen (navigeren over de site en door de buurt) en verhalen vertellen. … Ze vertrekt vanuit een plaats (die op verschillende manieren gebruikt wordt en waarnaar op verschillende manieren gekeken wordt) en spreekt mensen aan om ervaringen (geen feiten!) uit hun geschiedenis mee te nemen in het heden en als een manier om ook de toekomst te begrijpen (wat met deze sites?) … Ze legt verschillende perspectieven en betekenisverlening bloot Ze stelt groepjes oude en nieuwe bewoners samen; waarbij de oude bewoners de wandeling uitstippelen (voorlopig nog weinig inbreng van nieuwe bewoners). Leuk is dat ze laat zien dat ook het perspectief van die oude bewoners uitgedaagd wordt door de vragen en het perspectief van de nieuwe bewoners (waardoor iets wat voor hen gekend en vertrouwd is, een beetje vreemd wordt). Het wordt dus een wederzijds leerproces : je ziet zaken die er nu niet meer zijn door de ervaring van oude bewoners, maar oude bewoners leren het standpunt van nieuwe bewoners niet alleen begrepen, sommige zaken worden ook vreemder. Dus: Gillian Cowell stelt relatie tussen plaats en identiteit ter discussie: een postindustriële zone krijgt plots een verhaal, een verhaal vanuit verschillende perspectieven … In discours en praktijken van intergenerationeel leren gaat het er soms ietsje minder inspirerend aan toe.
8
Van generaties maken we snel kalkeieren
Denken in categoriale benadering: generaties Categorisering gebaseerd op leeftijd Leeftijd is belangrijk, maar tegelijk erg verhullend en misleidend ! (beeld van het kalkei ontleend aan Ghislain Verstraete , 1999 in Alert, dat we de voorbije decennia cultuur tot een etnisch kalkei hebben gemaakt (iets dat gelegd wordt en onwrikbaar is). Bij intergenerationeel leren /werken denken we in categoriale benadering: generaties. Een generatie is een cohort mensen van eenzelfde brede leeftijdscategorie. - Bijv. generaties als pedagogisch fenomeen: oudere generatie werd vroeger gezien als de generatie die aan de jongere generatie cultureel en economisch erfgoed doorgaf; meer en meer wordt de oudere generatie gezien als coach van de kinderen; meer en meer ook zijn kinderen meer ‘bij’ dan de ouders en kunnen zij ouders veel eren. - Bijv. soort typeringen om de jeugdige generatie te benoemen: protestgeneratie (60/70), stille generatie (70/80), verloren generatie (80/90), do-it-yourself generatie… Dit denken is een a-historische en gedecontextualiseerde benadering met reducties van de realiteit: complexe contexten wordt herleid tot simplistische stereotypen. Maakt bijv. van jongeren en ouderen aparte groepen, en we schrijven kenmerken toe aan de groep en aan elk individu dat tot de groep behoort. Roept ook vermeende tegenstellingen op: in onderzoek bijv. veel meer gewezen op betekenis verschillen of belangentegenstellingen tussen jongeren en volwassenen dan op gelijkenissen. Inzoomen op contrasten en discontinuïteit, eerder dan op gemeenschappelijkheid. Categorisering in generaties is gebaseerd op leeftijd, hoewel leeftijd een belangrijk criterium is (bepaalt voor een groot deel de fysieke, intellectuele en sociale mogelijkheden van mensen) is leeftijd een erg verhullend en misleidend criterium. - Een gemeenschappelijke leeftijd wordt gebruikt als een koepelbegrip om daaronder erg uiteenlopende sociale werelden samen te voegen, sociale werelden die vaak weinig meer gemeen hebben dan hun leeftijd. - Leeftijdsgroepen wordt ook gezien als homogeen, terwijl in werkelijkheid de diversiteit binnen de groepen groot is. Kortom, het leeftijdscriterium zegt maar gedeeltelijk iets over de betrokkenen, en veel over de sociale organisatie van een groep op basis van leeftijd. Kortom, er wordt te weinig rekening gehouden met andere variabelen, zoals bijv. gender, scholing, etniciteit én de sociaal-culturele context waarin mensen leven; variabelen en contexten die de leeftijdsgrenzen overstijgen.
9
Feitelijke processen Pleidooi voor een benadering die vertrekt vanuit feitelijke sociaal-culturele en sociaal-ruimtelijke interactieprocessen Samenleven als relationeel construct Samenleven als cultureel project Vandaar een pleidooi voor een minder categoriale en minder leeftijdsgebonden benadering. EN een analyse van de aannames die achter deze categoriseringen schuilgaan en ons handelen sturen. Benadering die niet vertrekt vanuit generaties of strikte leeftijdsafbakeningen, maar vanuit feitelijke sociaal-culturele en sociaal ruimtelijke interactieprocessen. We beschouwen een aantal vragen en opvattingen over intergenerationaliteit als te vlug afgehandeld. Als reactie op een waargenomen afgenomen solidariteit en samenspel tussen generaties is het slechts pleiten voor meer solidariteit en het nadrukkelijk creëren van intergenerationele samenwerkingsprojecten een te snelle en voor de hand liggende reactie. Omdat dit vertrekt vanuit overcategorisering (wee u als u een doelgroep bent van beleid) en vanuit een ideaal ontwerp van de samenleving (waarin iedereen ‘sociaal geïntegreerd’ is, iedereen mee kan en verantwoordelijkheid opneemt voor anderen). Samenleven als relationeel construct Dat houdt in dat we onze samenleving allereerst zien als een relationele praktijk, bestaande uit een verscheidenheid aan interacties, dialogen en interdependenties tussen mensen in de private en publieke sfeer. Intergenerationele praktijken worden in deze benadering niet ontwikkeld om de ideale samenleving te bereiken, geïnspireerd door een consensusdenken, maar we gaan uit van een hooguit tijdelijke intersubjectieve consensus over een “goede” samenleving waarbij we meer hechten aan ruimte voor sociaal culturele en sociaal ruimtelijke variatie dan voor massieve gemeenschappelijke integratieve doelen. Intergenerationele praktijken zijn in deze benadering gericht op het bewust openhouden van de dissensus en op het bevorderen van discussie. Ze starten in concrete situaties die door mensen verschillend ervaren en begrepen worden. Het ideale samenlevingsmodel ligt niet a-priori vast, maar wordt telkens opnieuw geconstrueerd in ontmoeting, confrontatie, overleg en onderhandeling tussen de betrokken partijen. Samenleven als cultureel project Het (leren) leven met het besef dat er verschillende perspectieven op de werkelijkheid mogelijk zijn, en hierover (leren) reflecteren en dialogeren. In deze opvatting zouden intergenerationele culturele praktijken eigenlijk moeten leiden tot een permanent onderhandelen over betekenisgevende culturele processen die een steeds grotere diversiteit (begrepen als drager van verschillen en gemeenschappelijkheden) aan leefstijlen toelaat. Deze processen worden geconstrueerd in interacties, zijn dynamisch en veranderlijk, zijn ingebed in historische, politieke en sociaal economische contexten en zijn vervlochten met processen van ongelijkheid en macht.
10
Sociaal ruimtelijk georiënteerd werken
Van leeftijd- over leefwereld- naar sociaal ruimtelijk georiënteerd werken (o.m. Münchmeier) Rol praktijkwerkers en beleidsmakers: inspelend afhouden en afhoudend inspelen, vanuit een samenlevingsgeoriënteerde opstelling Vertrekken vanuit situaties en niet vanuit categorieën, houdt een verschuiving in van leeftijdsgeörienteerd naar leefwereldgeoriënteerd werken. De vraag die ons bezighoudt: gaat het om de leefwereld van jongeren en ouderen, of gaat het om de vormgeving aan de sociale ruimte op zich, door jongeren en ouderen. Münchmeier (e.a. Böhnisch , Grunwald & Thiersch) brengt het leefwereldgeoriënteerd werken immers een stap verder door het concept sociaal ruimtelijk georiënteerd werk te lanceren. Hij plaatst intergenerationele praktijken hiermee in de alledaagse leefwereld van mensen. In deze benadering worden alledaagse strategieën van burgers op de voorgrond geplaatst, waarbij – weliswaar in eerste instantie – minder aandacht gaat naar het door beroepskrachten opgezette, gespecialiseerde en geïnstitutionaliseerde aanbod, en naar aanbodsgericht en functioneel denken. Dit sociaal ruimtelijk georiënteerd werken plooit zich niet eenzijdige terug op de beleving en ervaring van mensen, maar houdt ook een specifiek perspectief in op sociale problemen en kent eigen principes voor de organisatie van een aanbod door beroepskrachten. Het gaat om het repolitiseren van sociale problemen in de samenleving, en om het idee van gestructureerde pedagogische interventies met een open einde in de praktijk. In een dergelijke benadering zijn intergenerationele culturele praktijken niet meer het doel op zich, of een middel om maatschappelijke solidariteit te realiseren, maar fungeren zij als een ‘gebeuren’ dat toeëigeningsprocessen in de sociale ruimte voor eenieder mogelijk maakt, en waarbij tegelijk deze sociale ruimte wordt opengehouden. Rol praktijkwerkers en beleidsmakers: De vraag verschuift van het ontwerpen van intergenerationele praktijken naar een analyse van hoe mensen zich tot andere mensen verhouden, en het besef dat mensen zich in zeer veel onderscheiden verbanden tegelijk bewegen, en hierbij (leren) omgaan met diversiteit. Het beleid en de praktijk ten aanzien van intergenerationele culturele praktijken wordt hierbij begrepen als inspelend afhouden en afhoudend inspelen, vanuit een samenlevingsgeoriënteerde opstelling, met name ‘een verbinding tussen concrete probleemsituaties, de wijze waarop een sociaal beleid hierop ingrijpt en de sociaal politieke discussie die aan dit sociaal beleid ten grondslag ligt’
11
Methodiek Historiek Politiek Pedagogiek
De maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over het thema leert ons dat het bevorderen van intergenerationele relaties overwegend methodisch benaderd wordt. Een te eenzijdige focus op methodische aspecten, laat de historische invalshoek, de pedagogische aspecten en de sociaal-politieke keuzes van het vraagstuk onbesproken. Bijv/ In de lopende discussies gaat veel aandacht uit naar het beschrijven en aanduiden van ‘good’ of ‘best practices’. Het is opvallend hoe weinig er lijkt te gebeuren met de ‘good practices’, en hoe sterk deze praktijken ook versnipperd zijn en gestagneerd raken. Bij gebrek aan inzicht in de historische, sociaal-politieke en pedagogische context verworden praktijken tot methodieken (Cousseé, 2006). Hieruit kunnen we echter weinig ‘lessen trekken’, dreigen praktijken weg te vallen bij gebrek aan inbedding in breder en sterker beleid, en bieden deze praktijken weinig of geen mogelijkheden om te reflecteren over de uitgangspunten ervan. Intergenerationele praktijken kunnen verschillende betekenissen hebben, kunnen in wezen niet losgekoppeld worden van de ruimere sociale en politieke context waarbinnen ze vorm krijgen. De historische vraag omvat een analyse van de roots van intergenerationele solidariteit en samenleven. Wat scw betreft bijv. hebben we een erg eigenaardige historisch gegroeide opsplitsing tussen cultureel werk met jongeren en volwassenen, zoals de opsplitsing tussen jeugdwerk en sociaal-cultureel volwassenenwerk. Heel wat intergenerationele projecten worden ingevuld als een samenwerking tussen jeugdwerk, sociaal cultureel volwassenenwerk en/of ouderenwerk. De differentiatie van het vrijetijdswerk is uit de hand gelopen, en we proberen dat opnieuw recht te treken in intergenerationeel werken. De sociaal-politieke vraag verwijst naar de vaststelling dat intergenerationele praktijken ook in- en uitsluiten. De definitie van het probleem, de categorisering van doelgroepen, de vaststelling van beleidsdoelen komen allemaal voort vanuit veelal impliciete opvattingen en eenzijdige perspectieven. Wie wordt in de sociaal-politieke organisatie van de samenleving ingesloten en wie wordt uitgesloten? Welke grenzen worden uitgetekend, op welke manier trachten intergenerationele praktijken deze grenzen open te breken, en de leefwereld en ervaringen van de betrokkenen te verruimen? Lopen de grenzen die uitgetekend worden in intergeneriationele praktijken gelijk met de bestaande maatschappelijke breuklijnen? De pedagogische vraag verwijst naar wat er in deze concrete praktijken gebeurt. De kernvraag luidt voor wie de praktijken welke meerwaarde hebben en het ligt voor de hand om daarbij de mensen – de deelnemers, de gebruikers, de initiators – centraal te stellen. Het gaat om hun betekenisverlening en de feitelijke verbeteringen, bijvoorbeeld in de sfeer in de buurt, de zorg voor ouderen, de opvang van kinderen, de cultuur op straat.
12
Contact: griet.verschelden@hogent.be
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.