Zuivere stof Dezelfde bouwstenen, meestal moleculen

Presentatie over: "Zuivere stof Dezelfde bouwstenen, meestal moleculen"— Transcript van de presentatie:

1 Zuivere stof Dezelfde bouwstenen, meestal moleculen
Twee of meer atomen vormen een molecuul. Elementen: één atoomsoort Verbindingen: meerdere atoomsoorten

2 Hoe herken je een zuivere stof?
Smeltpunt of kookpunt

3 Mengsels Meerdere molecuulsoorten Smelttraject of kooktraject

4 ontleedbarestoffen (verbindingen)
scheiden (destillatie, filtratie enz) mengsels zuivere stoffen ontleedbarestoffen (verbindingen) niet-ontleedbare stoffen (element) ontleden

5 Soorten mengsels: Vloeistof + Vloeistof  1. Oplossing of 2. emulsie
Vaste stof + Vloeistof  1. Oplossing of 3. suspensie

6 1. Oplossing Een oplossing is altijd helder en soms gekleurd.
Hydrofiel: mengbaar met water Hydrofoob: mengen niet met water Hydrofiel- Hydrofoob mengt niet met elkaar Hydrofiel- Hydrofiel mengt wel Hydrofoob- Hydrofoob mengt wel Bijvoorbeeld: wasbenzine en water. Mengbaar?

7 2. Emulsie Mengsel van twee vloeistoffen die niet goed mengen.
Een emulsie is altijd troebel. Bijvoorbeeld: olie en water. (mayonaise, yoghurt) Emulgator: Zorgt ervoor dat water en olie wel mengen.

8 Emulgatorwerking

9 3. Suspensie Mengsel van een vloeistof waarin kleine vaste korreltjes (die niet oplossen) zweven. Omdat je deze korrels ziet is een suspensie nooit helder.

10 1.3 Scheidingsmethoden Scheidingsmethoden worden toegepast om mengsels weer uit elkaar te halen. Na afloop heb je dan de zuivere stoffen in handen. Scheiden is een ander woord voor sorteren.

11 De moleculen blijven hetzelfde dus er vindt geen scheikundige reactie plaats.

12 1. Suspensies scheiden Filtratie
Berust op verschil in deeltjesgrootte. Vloeistof gaat door het filter(filtraat) / de vaste stof blijft achter in het filter(residu) Membraanfiltratie

13 Suspensie Residu Filtraat

14 Suspensie: Bezinken Berust op het verschil in dichtheid.

15 2.Oplossingen scheiden:
Indampen Berust op het verschil in kookpunt/ vluchtigheid

16 Oplossingen: Destilleren
Berust op verschil in kookpunt. Het verschil in kookpunt moet groot genoeg zijn.

17 Destillatie Verwarmingselement Destillatiekolf (met residu)
Glazen opzet Thermometer Koelwater uit Koeler Koelwater in Erlenmeyer(met destillaat) 1.

18 3.Mengsel van vaste stoffen: EXTRAHEREN (“eruittrekken”)
Berust op verschil in oplosbaarheid in het extractiemiddel Voorbeeld: koffie en thee zetten Na extractie volgt altijd nog filtreren en indampen

19 Extractiemiddel Oplosmiddel waarin de ene stof wel oplost en de andere niet

20 EXTRAHEREN nu kan je filtreren de blauwe stof lost op;
de rode stof lost niet op mengsel van twee vaste stoffen pijl rechts volgende; pijl links vorige

21 4.Kleur, geur- en smaakstoffen: ADSORPTIE
Berust op verschil in: hechtbaarheid Na adsorptie volgt altijd filtreren. Niet te verwarren met absorptie (opnemen).

22 ADSORPTIE Het adsorptie middel is fijn verdeeld, daardoor ontstaat een groot oppervlak. De moleculen van de geur-, kleur- en smaakstoffen hechten goed aan de deeltjes van het adsorptiemiddel. Een bekend adsorptiemiddel is Norit. Vijf gram norit heeft de oppervlakte van een voetbalveld.  moleculen Norit

23 5. CHROMATOGRAFIE Berust op verschil in hechtbaarheid aan het chromatografie-papier en verschil in oplosbaarheid in de loopvloeistof. Deze methode is vooral om de samenstelling van stoffen te vergelijken.

24 Chromatografie beide stoffen lossen op, maar de rode stof hecht minder dan de blauwe loopvloeistof mengsel pijl rechts volgende; pijl links vorige

25 CHROMATOGRAFIE Hoe verder het vlekje meeloopt – hoe beter het oplost in de loopvloeistof en – hoe slechter het hecht aan het oppervlak van het papier. Filmpje Chromatografie Vlekjes altijd boven de loopvloeistof aanbrengen, anders lossen ze al op!

26 Rf- waarde Stofkenmerk Rf = afstand vlek/ afstand loopvloeistof = A/ B

27 Hoe kan men de volgende mengsels scheiden?
OEFENINGEN: Hoe kan men de volgende mengsels scheiden? water en zout zand en ijzervijlsel olie en water water en alcohol krijt in water (2x) Hoe kan je twee vloeistoffen (de ene is een oplossing en de andere is een zuivere stof) van elkaar onderscheiden?