Download de presentatie
1
Navigatie In Flightsim.
2
Enkele begrippen. Heading- De richting waarheen de neus van het toestel wijst. Course- De richting die volgens het plan moet worden gevlogen. Track- De richting die daadwerkelijk wordt gevlogen. Indien er geen zijwind is vallen deze samen!
3
Positiebepaling De positie op de wereldbol en kaart wordt bepaald aan de hand van graden t.o.v de meridiaan en de evenaar. Deze wordt uitgedrukt in graden noorderbreedte,zuiderbreedte en graden westerlengte,ooster-lengte.
4
Positiebepaling Latitude geeft de breedtegraden weer.
Longitude geeft de lengtegraden weer.
5
Het Noorden Het magnetisch noorden komt niet overeen het geografisch noorden. Het magnetisch kompas zal daardoor niet naar het kaartnoorden wijzen. Deze afwijking verschilt per plaats op aarde. De richting van bakens en de richting van Start/landingsbanen zijn gebaseerd op magnetisch noorden. De koersen uitgezet met de flightplanner(en FS-navigator) geven de magnetische waarden weer.
6
Meest gebruikte Flightplanners
Flightsimulator planner. FS-Navigator. Routefinder(internet)
7
Soorten Flightplans Visual Flying Rules- Dit type plan wordt gebruikt voor het vliegen onder zichtcondities. De vlieger is zelf verantwoordelijk voor het vermijden van botsingen met andere luchtvaartuigen of het terrein. ATC kan op verzoek begeleiden en zonodig waarschuwen (flight following). T.a.v. wolken dient er afstand te worden gehouden. Melden voor het binnengaan van gecontroleerd luchtruim rond vliegvelden is verplicht, alleen na verkregen toestemming mag luchtruim worden binnengevlogen. Instrument Flying Rules- Dit type plan wordt gebruikt voor het vliegen onder instrument condities. ATC is verantwoordelijk voor de separatie met andere luchtvaartuigen en het terrein. De vlieger mag niet van hoogte, snelheid en richting veranderen zonder toestemming van ATC. Opdrachten van ATC dienen te worden opgevolgd.
8
Plan methoden V(ictor) routes- Luchtwegen beneden de ft NL (18000 ft USA). VFR en IFR. J(et) routes- Luchtwegen boven de ft NL (18000 ft USA). Alleen IFR VOR to VOR- Van baken naar baken. Beneden ft NL (18000 ft USA). VFR en IFR.
9
Soorten kaarten VFR- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, rivieren, wegen steden, kustlijnen , bergen, obstakels, landmarks, controlegebieden, airspace classification, com. frequenties, enz. weer. Low Enroute- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, vlieghoogtes, airspace classification, grenzen van controlegebieden, grenzen van landen, com. frequenties, enz. weer. High Enroute- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, vlieghoogtes, airspace classification, grenzen van controlegebieden, grenzen van landen, com. frequenties, enz. weer. Standard Instrument Departure(SID)- Geeft hoe je van de startbaan naar het eerste waypoint van je vliegplan moet vliegen. Standard Terminal Arrival Route(STAR)- Geeft aan hoe je van de luchtweg naar het controlegebied van het vliegveld moet vliegen. Approach chart- Geeft aan hoe je op de landingsbaan moet aanvliegen om te landen.
10
Navaids NDB- Non Directional Beacon. Dit is een ongericht radiobaken. Wordt gebruikt door het ADF(Automatic Direction Finder)- syteem. VOR- VHF Omnidirectional Range. Dit is een gericht radiobaken. Wordt gebruikt door het VOR-systeem. ILS- Instrument landing system. Een systeem om onder slechte zichtomstandigheden te kunnen landen. DME- Distance Measuring System. Dit is een radio afstand meetsysteem, wordt alleen gebruikt in combinatie met bovenstaande systemen. GPS- Global Positioning System. Dit is een satalietnavigatie systeem.
11
Non Directional Beacon
Dit is een radiozender in het frequentiebereik kHz. Ter herkenning wordt regelmatig een drie letterige morsecode uitgezonden, waarmee men het baken kan identificeren. Het baken is relatief eenvoudig en bestrijkt vanwege het gebruikte frequentiegebied een groot gebied. Het is hierdoor geschikt voor afgelegen gebieden. Echter dit frequentiegebied zorgt ook voor een slechte nauwkeurigheid.
12
Automatic Direction Finder
Dit systeem bestaat uit een richtingevoelige antenne, ontvanger en indicator en maakt gebruik van Non Directional Beacons of andere radiozenders. De ontvanger wordt op het betreffende baken of zender afgestemd. Na ontvangst van signaal wijs de pijl van de indicator in de richting van de zender. Het geluidssignaal van de ontvanger geeft de drie letterige morse code van het baken of het geluid van de (AM)radiozender weer. Frequentiebereik ontvanger kHz (LF-MF).
13
NDB indicators Vaste schaal Draaibare Schaal Elektronische uitvoering
met twee ADF’s Digitale uitlezing NDB + kompas
14
NDB Tracking met zijwind
15
VOR-Baken Gaat uit van 360 radialen genummerd 1 t/m 360.
Radial 360 komt overeen het magnetisch noorden. Frequentiegebied t/m MHz (VHF). Zend een drieletterig morse gecodeerd identificatie signaal uit Terminal VOR: bereik 25 nm. Low altitude VOR (18000 ft): bereik 49 nm. High altitude VOR: bereik nm.
16
VOR Baken
17
VOR- Vliegtuigsysteem
Dit bestaat uit: Antenne. Navigatie ontvanger. VOR-indicator
18
VOR-navigatie De VOR-receiver weet op welke radiaal het vliegtuig zich bevind. Men navigeert altijd t.o.v een vooraf ingestelde radiaal(course). Deze wordt ingesteld met de Omni Bearing Selector. De indicator geeft de afwijking(links/rechts) en positie(To/From) aan t.o.v de ingestelde radial. De indicator doet dit d.m.v. de Course Deviation Indicator(links/rechts) en de To/from indicator(positie).
19
Nav 2 Indicator To/From Flag Course Deviation Indicator Omni Bearing Selector Course/Radial
20
Nav 1 Indicator To/From Flag Course Deviation Indicator Omni Bearing Selector Course/Radial
21
Nav 1 Radio Magnetic Indicator
To/From flag Course Radial Omni Bearing Selector Distance(DME) Frequency Identification Course Deviation Indicator
22
Nav 2 Radio Magnetic Indicator
Direction to VOR Identification Frequency Distance
23
To/From gebied
24
To/from
25
Area of ambiguity
26
Zone of confusion
27
Van To naar From
28
Positie bepalen t.o.v. VOR
Radiaal outbound- Draai net zolang aan de OBS tot de CDI in het midden staat en de To/From indicator From aanwijst. De ingestelde waarde is nu de radiaal waarop je je bevindt. Radial inbound- Draai net zolang aan de OBS tot dat de CDI in het midden staat en de To/From indicator To aanwijst. De ingestelde waarde is de te vliegen koers naar het baken
29
Radiaal onderscheppen.
Stel met de OBS de waarde van de Radiaal in. Ga dezelfde koers vliegen als ingesteld. Kijk of de CDI aangeeft of de ingestelde waarde zich links of rechts van het vliegtuig bevindt. Draai 45 graden naar links of naar rechts om de radiaal te onderscheppen.
30
Distance Measuring Equipment
Wordt altijd gecombineerd met een ander baken VOR en ILS en NDB. Zendfrequentie vliegtuig MHz. Zendfrequentie baken Mhz. Zodra op het bijbehorende baken wordt afgestemd, wordt automatisch de juiste DME frequentie geselecteerd. Het instrument geeft aan: De afstand naar het baken De grondsnelheid t.o.v. van het baken De te vliegen aantal minuten naar het baken.
31
DME Snelheid Aantal minuten Afstand Ontvanger keuze
32
Kaartsymbolen
33
Instrument Landing System
Localizer- Is een zendsysteem waarmee de positie t.o.v. het midden van de baan wordt bepaald. Frequentiegebied MHz. De localizer zendt tevens op 1020 MHz een morsecode voor identificatie uit. Glide Path Beacon- Is een zendsysteem dat de daallijn wordt bepaald. Het komt uit in de “touch down” zone van de baan. Frequentiegebied 328,6 MHz- 335,4 MHz. Outer Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken op 7,2 km afstand van de baan. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zendt lange tonen van 400 Hz uit. Vaak wordt dit baken gecombineerd met een NDB en het heet dan “Compass Locater Outer Marker”(LOM). Middle Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken op 1050 m afstand van de baan. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zend afwisselend lange en korte tonen van 1300 Hz uit. Inner Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken naast de baandrempel. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zendt korte tonen van 3000 Hz uit. Dit baken wordt zelden nog toegepast.
34
ILS Principe
35
ILS-vliegtuig Het ILS-systeem bestaat uit een antenne, ontvanger,een indicator en de marker lichten. De ontvanger wordt afgestemd op de localizer frequentie. Alle andere benodigde frequenties zijn dan automatisch ook ingesteld. De ILS-indicator geeft, bij ontvangst van het ILS-signaal, de positie van het vliegtuig t.o.v. de baan en het glijpad weer. Bij het passeren van de marker beacons licht het betreffende lampje op.
36
Glide Slope/Localizer
37
Localizer
39
ILS-Cockpit Outer marker Middle Marker Inner Marker Positie
Glide Slope Positie Localizer
40
Back Course ILS Nadelen er is geen glide slope en de indicatie van de localizer is tegengesteld aan de normale aanwijzing. M.a.w. als de indicatie aan geeft dat de baan rechts ligt, dan bevindt hij zich links.
43
De Transponder. De transponder maakt deel uit van het een identificatie systeem in gebruik door het ATCC. Dit systeem staat bekend onder de namen IFF(Identification Friend or Foe), SSR(Secondary Surveillance Radar). Het systeem bestaat uit een gerichte antenne(gemonteerd op de ronddraaiende radar-antenne van het ATCC), een interrogator(zender/ontvanger op de grond), een antenne (in het vliegtuig) en de transponder(zender/ontvanger in het vliegtuig). Het grondstation zend een (op 1030MHz.) ondervragingscode uit via de gerichte antenne. Alle vliegtuigen die zich in de richting en bereik van de antenne bevinden, zullen na ontvangst van deze code via de transponder een reply( op 1090 Mhz.) terugzenden. Afhankelijk van de uitgezonden code (Mode 3/A of Mode C) zal de reply de, op de transponder ingestelde, identificatie of de hoogte t.o.v. MSL bevatten. Het ATCC heeft nu de positie (richting+afstand), identificatie en hoogte van het vliegtuig. De in te stellen identificatiecode wordt door het ATCC bij vertrek of tijdens de vlucht per radio bekendgesteld.
44
Bijzonder Transponder Codes
45
Radio Panel Communicatie Rec. Nav1 Rec-ILS/VOR/Auto Pilot
Nav2 Rec.-VOR/LOC ADF Rec. Transponder Audio Select Panel
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.