Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdAnita Verhoeven Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Het Romeinse rijk Het begin. De wegen. De keizers. De huizen
De arena’s De muur van hadrianus. De forten en kampen. Het eten. Het leger. De marine En nog veel meer.
2
Romulus en Remus
3
Uitbreiding rijk Rome was één van de vele volken in Italië.
Op een gegeven moment wisten ze de baas te worden over hun buurlandje. Ze voegden de soldaten bij hun eigen leger en waren dus weer sterker! Ze trainden hun leger en veroverden steeds meer gebieden. Hun leger was in steeds kleinere onderdelen verdeeld met ieder een leider!!! Zo hebben ze heel Italië veroverd. Ze vroegen overal belasting en werden zo ook steeds rijker. In het zuiden van Italië waren veel steden in handen van de Grieken. Na het veroveren ervan werden veel ideeën van de Grieken overgenomen.
4
De Romeinse wegen.(filmpje)
Om spullen en hun leger snel te kunnen vervoeren (handelen) hadden ze betere wegen nodig: Deze wegen waren heel goed: grind onderin; zand er op; klei en goed passende stenen. Ernaast was een greppel voor het regenwater. De wegen liepen bol (net als nu!) om het water in de greppels te laten lopen. Naast de wegen hadden ze mijlpalen hier op stond waar de weg heen ging en hoeveel mijl nog. Alle wegen leidden naar Rome. Via Appia was de eerste grote Romeinse weg. De heerwegen waren de eerste goede wegen die werden aangelegd. Dat karwei werd meestal uitgevoerd door de Romeinse soldaten. Zo`n Romeinse weg werd schematisch aangelegd, met lagen van verschillende grondstoffen. Zo werd de uitgegraven aarde gebruikt voor de agger. Daarop kwam dan de fundering van grote stenen en nog andere lagen van kiezel en zand. Het wegdek bestond uit platte kasseien. In gebieden waar stenen schaars waren, werden de wegen veelal van hout gemaakt. Het aardelichaam werd opgesloten door boomstammen aan weerszijden en de aangestampte aarde werd afgedekt met dunne takken. Dit alles maakte dat de weg niet zou verzakken en hoger lag dan haar omgeving. Ze kon wel 8 meter breed zijn. Aan de zijkanten groef men greppels (talud) om het water af te voeren. Aan deze heerbanen ontstonden veel nieuwe dorpen, zoals dat in het Maasland en in Haspengouw vaak het geval is. Vanaf het begin bouwden de Romeinen wegen. In 312 v. Chr. legden zij hun eerste grote weg aan: de Via Appia. Zeshonderd jaar later lagen er honderden wegen in het Romeinse Rijk, met een totale lengte van (!!) km.
6
Wat hadden ze veroverd? Pax Romana in: filmpje
7
Grenzen2. Muur van Hadrianus. Picten tegenhouden! Rivieren Bergen
Zeeën
8
Langs de grenzen werden forten aangelegd, die onderling met wegen verbonden waren. Zo konden ze elkaar snel te hulp komen. Hier had je langs de zuidoever van de Rijn tot aan de kust een weg. Verder van Nijmegen langs de Maas. En van Nijmegen naar Keulen (de hoofdstad van Germanië.
9
Arena’s coloseum. circus maximus.
De wagenrennen vonden plaats in een hippodroom, een renbaan. In Rome waren verschillende renbanen maar de grootste was Circus Maximus. Een enorme renbaan met hoge tribunes. In Circus Maximus was plaats voor (!) mensen. In Rome waren vier grote renstallen: de Groenen, de Blauwen, de Roden en de Witten. Elke renstal had zijn eigen trouwe supporters. Die supporters gedroegen zich zoals de huidige voetbalsupporters: bij winst van hun stal was er feest en juichten zij. Maar als hun renstal verloor dan werden zij verdrietig en boos. Dan gingen zij vechten met de supporters van andere renstallen. Op de dagen van een race was er een enorme opwinding. Duizenden mensen trokken naar het Circus. Vooral voor de vrijplaatsen was het enorm dringen. Mensen stonden vaak de hele nacht voor de poorten van het Circus om een plekje te veroveren. De dag begon met een optocht van de organisator. Vervolgens slachtten priesters een paar stieren om de goden te vragen voor een mooi spektakel. Dan konden de wagenrennen beginnen. Op de dag waren verschillende races. Met twee- , drie- en vierspannen. Dat wil zeggen met twee, drie en vier paarden. De races met de vierspannen waren het spectaculairs en vormden de hoogtepunten van de dag. De wagens stonden vlak voor de race in een speciale startbox. Na het beginsignaal stormden de vier wagens uit de startboxen en begon een geweldige race over zeven ronden. Het eerste stuk moest in een voorgeschreven rechte lijn worden afgelegd. Maar na de eerste wending was alles geoorloofd. De renners sneden elkaar de weg af, botsten met de wagens tegen elkaar aan en sloegen met hun zwepen tegen de paarden van de tegenstanders.
10
Wagenrennen
11
Wagenrennen Een race was dan ook zeer gevaarlijk voor de menners. De wagens konden kantelen of de menners werden uit hun wagens gesleurd. Omdat zij de teugels om hun middel hadden gebonden, moesten zij zich zo snel mogelijk los snijden. Daarvoor droegen zij een dolk bij zich. Maar dat lukte niet altijd op tijd. Dan werd de menner door de paarden meegesleurd. Het gebeurde regelmatig dat een menner tijdens de race stierf. Voor de winnaar was er een ereronde en hij ontving een erepalm en een geldprijs.
12
Gladiatoren Gladiatorengevechten begonnen als een onderdeel van lijkspelen. Lijkspelen waren “feesten” rondom de begrafenis van rijke Romeinen. De kinderen van een dode rijke Romein wilden graag aan iedereen laten zien hoe belangrijk, moedig en rijk de dode was geweest. Daarvoor organiseerden zij “spelen” rondom de begrafenis. Eén onderdeel van deze “spelen” waren gevechten tussen gladiatoren. Een gladiator was een beroepsvechter. Zijn beroep was vechten op leven en dood. Maar de meeste gladiatoren deden dit niet vrijwillig. De meeste gladiatoren waren slaven. Een enkele keer waren gladiatoren vrije Romeinse burgers. Zij zochten eer en roem in de gevechten. Gladiatoren waren verbonden aan gladiatorenscholen (ludus). Op de eerste dag legden de nieuwe gladiatoren een plechtige eed af. Daarin beloofden zij alles te doen zonder mopperen. Ook beloofden zij te willen sterven voor hun school. Vervolgens was het oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
13
Duim op of neer Elke dag oefenden de gladiatoren met houten wapens onder toezicht van speciale oefenmeesters. Dit waren meestal oud-gladiatoren. De baas van de school was zuinig op zijn gladiatoren. Daarom kregen zij goed te eten (vooral gerstepap en bonen) en als zij gewond raakten kregen zij een goede medische verzorging. Om de gevechten zo leuk mogelijk te houden waren er verschillende gladiatoren. De bekendste gladiatoren zijn: Traeces: klein krom zwaard + klein schild Murmillones: steekzwaard + langwerpig schild Hoplomachus: lans + kort zwaard + klein schild Retiarius: drietand + werpnet Na een maandenlange oefening waren de rekruten klaar voor hun eerste gevecht. Dan mochten zij voor het eerst optreden in de arena.
14
Er waren verschillende amfitheaters in Rome
Er waren verschillende amfitheaters in Rome. Maar het beroemdste amfitheater was het Colosseum. Het Colosseum was enorm groot. Het gebouw had een omtrek van 527 meter en was 49 meter groot. De tribune kende vier verdiepingen. Er konden wel (!) mensen in. In de ochtend waren er verschillende dierengevechten. Eerst waren er gevechten tussen wilde dieren. Daarvoor werden dieren gekozen waarvan men wist dat de gevechten lekker wild en bloederig waren. De toeschouwers zagen stieren tegen olifanten vechten, leeuwen tegen luipaarden en neushoorns tegen buffels. De Romeinen waren vooral verzot op gevechten tussen beren en stieren. Na gevechten tussen de wilde dieren begon het tweede onderdeel van de ochtend: de gevechten tussen mens en dier. De hoofdrol was nu voor de jagers (venatores) en de vechters (bestiarii). Het begon met een optreden van de jagers in een enorme jachtpartij op ongevaarlijke wilde dieren: struisvogels, antilopen, gazellen, herten en ezels. De dieren renden in grote paniek door de arena. Daar werden zij met pijlen en speren door de jagers afgeslacht. Spoedig lagen er tientallen dode dieren op de bloederige zandvloer. Dan volgden de gevechten tussen woeste wilde dieren (beren, tijgers, leeuwen, wilde zwijnen, etc.) en de bestiarii. Met schild en zwaard vochten deze speciale gladiatoren tegen de wilde dieren. In de pauze was het tijd voor de executie van ter dood veroordeelde burgers en slaven. Er waren verschillende doodstraffen, maar de leukste was de dood door wilde dieren. De veroordeelden werden naakt en met de handen op de rug vastgebonden de arena ingestuurd. Dan werden hongerige leeuwen, luipaarden of beren op hen afgestuurd. De mensen werden door de beesten aangevallen en verscheurd. Als de wilde dieren weer in hun kooien waren gedreven, betrad een man met een gloeiende pook de arena. Hij prikte daarmee in de lichamen om zeker te weten of ze echt dood waren. Vervolgens kwam er een man verkleed als Charon (de overzetter van de zielen) die met een grote hamer de hoofden insloeg. Na dit ritueel werden de lijken met grote haken uit de arena gesleurd en werd er schoon zand gestrooid. ‘s Middags was het tijd voor het hoogtepunt van de dag: de gladiatorengevechten. De gladiatoren kwamen in optocht de arena in. Onder luide muziek deden zij hun opwarmingsoefeningen met houten wapens. Dan stelden de verschillende koppels zich op en begonnen de gevechten. Alles wat de gladiatoren hadden geleerd op de gladiatorenschool gebruikten zij in de strijd op leven en dood. De toeschouwers juichten en moedigden hun favorieten aan. Een gevecht kon op drie manieren eindigen: Werd één van de vechters gedood dan was het gevecht voorbij. De tweede manier was als één van de gladiatoren zich gewonnen moest geven. Dan legde hij zijn wapens neer, ging op de grond liggen en stak zijn arm op ten teken van overgave. Dan besliste de organisator van de spelen of de gladiator genade kreeg of niet. Hij lette daarbij goed op wat het publiek wilde. Als zij vonden dat de verslagen gladiator dapper had gevochten, staken zij hun duim omhoog. Dat was het teken van genade. Maar als het publiek de verslagen vechter dood wensten dan staken zij hun duim naar beneden. Dan strekte de overwonnen gladiator zijn keel zodat iedereen de genadestoot goed kon zien en werd hij door zijn tegenstander doodgestoken.
15
badhuizen De Romeinen bouwden ook veel badhuizen en ook aquaducten om het schone water voor een stad aan te voeren vanuit meren in de bergen. De badhuizen waren een belangrijke ontmoetingsplaats. Zeep was er nog niet, dus werden de mensen met geurige olie ingesmeerd. Dit werd er met speciale krabbers, samen met het vuil, weer afgekrabd.
16
Het badhuis .
17
Schrapers en olie
18
Aquaducten (filmpje) Aquaducten: waterleiding
Ze hadden zelfs loden pijpen!!!
19
Het bestuur (het forum)
De Romeinen hadden consuls en senatoren om te regeren. Ze hadden ook al opgeschreven wetten, die zo goed in elkaar zaten, dat ze nog als voorbeeld gebruikt worden. Ook de overwonnen landen kregen die wetten.
20
keizers Julius Ceasar Octavianus(=Augustus)
Julius Ceasar werd na de Gallische oorlogen tot dictator benoemd. (soort alleenheerser) Veel senatoren jaloersMoord!! Zijn zoon Octavianus nam de strijd van zijn vader over en won Augustus Ceasar. Hij versterkte het leger en de grenzen en zorgde dat alle ‘provincies’ goed bestuurd werden.
21
Nero: wreedbrand Rome; Vervolging Christenen
86 keizers 53 stierven niet normaal! Nero: wreedbrand Rome; Vervolging Christenen Caligula knettergek; wilde paard senator maken!!; trouwde met zus Keizer zijn in Rome was geen pretje. Meneer Meijer van de Universiteit van Amsterdam heeft vorige maand een boek geschreven dat “Keizers sterven niet in bed”heet. Hierin vertelt hij over de 86 keizers die Rome heeft gehad en hoe die gestorven zijn. Romeins keizer was een gevaarlijk beroep: 53 van de 86 keizers werden vermoord, pleegden zelfmoord of sneuvelden in een burgeroorlog. De moordenaars gingen meestal niet de gevangenis in. Keizer Caracalla werd vermoord toen hij stond te plassen; Domitianus vocht in zijn slaapkamer een doodstrijd met zijn aanvallers; Vitellius werd gruwelijk vermoord, Nero en Otho pleegden zelfmoord; Comodus werd vergiftigd en daarna gewurgd; de kinderkeizers Heliogabalus en Alexander Serverus werden doodgestoken. En dan is er natuurlijk ook nog het einde van de man wiens naam de titel werd van al zijn opvolgers: Caesar. Een groep samenzweerders (waaronder zijn adopteerde zoon Marcus Brutus) besprongen hem tijdens een senaatsvergadering en staken bruut op hem in; de lijkschouwer telde 23 messteken. Er is geen keizer geweest die regeerde zonder samenzweringen. Stuk voor stuk kregen ze te maken met aanslagen, ook van hun eigen mannen. De reden van deze aanslagen liepen sterk uiteen, er waren enkelen die om persoonlijke reden een keizer uit de weg wouden ruimen, daarnaast had je het leger en de keizerlijke garde. Zij probeerden keizer uit te schakelen wanneer ze niet genoeg betaald kregen. Maar ook Romeinse senatoren vermoorden keizers. Bijvoorbeeld als een keizer zich niet aan de Romeinse regels hield. Neem bijvoorbeeld Caligula, die zichzelf tot god verklaarde en een paard tot consul wilde benoemen; die kon het schudden. De bewuste keizer werd op een middag, nadat hij zich in het theater kostelijk had vermaakt met het gooien van fruit naar de toeschouwers, bij een theateruitgang doodgestoken door een groep senatoren. In de eerste en tweede eeuw na Christus slaagden een aanzienlijk deel van de keizers (8 van de 19) er nog in tot hun natuurlijke dood te regeren. In de derde eeuw werd het gevaarlijker om keizer te zijn. Als gevolg van de invallen van de Barbaren en verschillende besmettelijke ziektes, komt het keizerrijk in een ernstige crisis terecht. Langzaam valt het Rijk uit elkaar, zonder dat de zittende keizers het kunnen verhinderen, als dan in 235 na Christus keizer Alexander Serverus in de armen van zijn moeder wordt doodgestoken nemen de legers het heft in handen. Zij benoemen voortaan de keizers. Zij zijn het echter niet altijd met elkaar eens. Romulus Augustus, Rome’s laatste keizer werd in 476 na Christus vermoord.
22
Godsdienst De Romeinen geloofden in vele goden. Eerst hadden ze geen beelden, maar na verovering van Griekse steden in Zuid-Italië namen ze stenen beelden van de goden over. Overal hadden ze een aparte god voor: donder Jupiter; oppergodApollo; wijn Bacchus; jacht Diana; het lotFortuna; Junovrouwen; Neptunes, Nehalenniumzee. Ook aanbaden ze goden van de overwonnen volkeren.
23
Goden (filmpje) Ze geloofden, dat de goden in de stenen beelden leefden, dus mochten alleen priesters daarmee omgaan. Hoe meer je dan offerde, hoe beter de goden naar je zouden luisteren.
24
Villa
25
De keuken.
26
Er werd veel op houtskool gestookt: minder rook
Er werd veel op houtskool gestookt: minder rook!!! Let op de amfora's handgrepen en punt van onder!
27
Eten Op de tafel in de eetkamer (triclinium) stonden schalen van versierd rood aardewerk en glazen wijnbekers. Deze Romeinse aardewerken kom (40-80 n. Chr.) is gevonden in een rivierbedding van de Rijn bij Woerden. De kom heeft de vorm van een gezicht van een man die zijn lippen aflikt. "Over smaak valt niet te twisten" gold zeker ook voor het voedsel van de Romeinen. Scherpe en heel zoete smaken, als azijn en honing werden bij het bereiden van een gerecht door elkaar gebruikt. Eetbare paddestoelen werden klaargemaakt met honing, perziken werden ingelegd in azijn. Zeer geliefd was een soort vissaus, die werd gebruikt om het eten "smakelijker" te maken.
28
voedsel In een groot vat werden ingewanden van vis, stukjes vis en kleine visjes door elkaar geroerd tot een papje. Dat werd vervolgens in de zon gezet tot de vis "gistte" (lees: bedierf). Dan werd de gistende massa met een korf gezeefd, en het op die manier verkregen vocht was de saus. Ze werd letterlijk overal in verwerkt en moet een voor onze begrippen weinig aantrekkelijke smaak hebben gehad. Vooral in de winter was het moeilijk om verse groente en vers fruit te eten, want het was er gewoon niet. Je kon het voedsel niet lang bewaren. Er waren natuurlijk geen vriezers of koelkasten ! Er waren wel manieren om het voedsel wat langer te kunnen bewaren, zoals drogen, roken, inzouten of inmaken. Toch aten veel Romeinen vaak bijna bedorven voedsel. Vandaar dat de Romeinen van sausjes hielden. In de morgen aten de Romeinen water en brood. Het middageten bestond uit vlees, vis, fruit en wijn. De Rijke Romein ging al om 2 of 3 uur 's middags naar huis. Dan begon het diner, de hoofdmaaltijd. Het diner duurde vaak meerdere uren. Soms waren er vrienden uitgenodigd die mee aten. Men kleedde zich om voor het diner en men at liggend op een bank. De Romeinen gebruikten geen vorken, dus moesten de handen regelmatig gewassen worden.
29
Openbare toiletten
31
Kleinste legergroep: Contibernium
Het leger Contibernium8 man Centuria honderd man Cohort 5 centuria Legioen 10 cohorten 5000 man
32
Centuria 100 man Helm centurion
33
De wapens en soldaten. Dit is een Romeinse legionair.
En een centurion. De centurion kreeg Een bijnaam. Haal een nieuwe!
34
En de anderen De vaandeldragers. En de keizer. Augustus.
35
de tactiek. Dit is de schildpadformatie. Geleid door de centurion.
Op het slagveld stelde het legioen zich op in drie linies/rijen. De voorste rij werd gevormd door de Hastati. Bewapend met zwaard en twee werpsperen rukten zij op naar de vijand. Zij wierpen hun speren en vochten dan met het zwaard. Als de tegenstand te sterk was, lieten zij zich terugvallen en kwam de tweede linie in actie. Dit waren de Principes. Dit was zwaar bewapende infanterie. Zij vochten ook met speer en zwaard. Het was heel belangrijk dat er geen gaten in de linies vielen. Daarom vochten de Romeinen zoveel mogelijk als een gesloten front. De laatste linie was de Triarii. Als de eerste twee linies teruggeslagen werden, stormden zij naar voren met hun lange lansen. Ook moesten zij de eerste twee linies afschermen als de veldslag verloren was. Alle linies werden geholpen door licht bewapende hulptroepen van boogschutters en slingeraars. Op de flanken werden de soldaten gesteund door de ruiters.
36
de tactiek Deze tactieken zijn: cavalerie terugdrijven; omsingeling; aanvalsdriehoek. De oorlogsmachines waren eigenlijk ook Tactiek.
37
de Romeinen vochten niet alleen veldslagen, zij moesten ook steden en burchten veroveren. Ook in belegeringen toonden de Romeinen zich ware meesters. Met enorme belegeringswapens als belegeringstorens, stormrammen en katapults in alle soorten en maten belegerden de Romeinen steden en forten. Had de vijand zich goed verschanst dan duurde een belegering maandenlang.
38
Belegering
40
kamp Iedere dag maakte een reizend leger een kamp met palen er omheen. Ook werden er greppels en valkuilen omheen gegraven. Aan het eind van de dag bouwden de soldaten een kamp. Daarvoor droeg iedere soldaat twee houten palen. Daarmee werd een palissade (=houten muur) gebouwd. Verkenners zochten de juiste plek. Doormiddel van gekleurde speren werd aangegeven waar het kamp kwam. De soldaten hadden allemaal een taak. Eerst groef men een greppel. De aarde uit de greppel vormde een wal waarin de houten palen gezet werden. Vervolgens werden de tenten van dierenhuiden opgezet. Dan pas konden de soldaten gaan eten en rusten. De volgende dag werd het kamp weer afgebroken en marcheerden de soldaten verder.
41
de vijand Dit zijn de kelten En dit zijn daciërs.
42
de vijand 2 Vercingetorix van de Galliërs.
43
De wapens Een van de wapens is een gladius. Dit is een pilum
44
De Marine
45
Door slaven geroeid.
46
Geneeskunde Hippocrates (Griek) 5de eeuw v.C.
Grondlegger “wetenschappelijke geneeskunde” Evenwicht van de lichaamsvochten Eed van Hippocrates
47
Tempel van Aesculapius (Rome)
48
Gereedschap
49
Handel Heel belangrijk: werd veel geld mee verdiend!
50
Handel + munten
51
Bouwen Romeinse boog hier uitgang riool Muur rond Rome
52
De paleizen Dit is een Romeins paleis.
Deze is gebouwd van steen en marmer.
53
De Romeinen in ons land Filmpje1 Filmpje2(Moordrecht)
Filmpje3(opstand van de Bataven) Filmpje4 (taaloverblijfsels)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.