Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Structuur Hoofdstuk 4
2
BNP Afhankelijk van: Productiecapaciteit (wat kan ik maken): aanbodkant van de economie Bestedingen (wat is de vraag): vraagkant van de economie (bestedingen zijn C + I (E – M)
3
Productiefactoren Productiecapaciteit is afhankelijk van kwaliteit en kwantiteit productiefactoren: Arbeid (loon) Kapitaal (rente en huur) Natuur (pacht) Ondernemerschap (winst)
4
Arbeid Productiecapaciteit is afhankelijk van: Scholing
Doelmatigheid organisatie Mentaliteit Kwantiteit: aantal werknemers (vergrijzing), participatie vrouwen en allochtonen, polen, pensioenleeftijd
5
Kapitaal Kapitaal: geleend geld = vermogen Kapitaal: machines/gebouwen
Betere machines, nieuwe technologie maken het mogelijk meer en beter te produceren (innovatie). De arbeidsproductiviteit stijgt
6
Arbeidsproductiviteit
Het aantal producten dat je in een bepaalde tijdseenheid (maand, dag, uur of maand) kan maken Door productiviteitsstijging nemen de loonkosten per product af (bij gelijk blijvende lonen)
7
Arbeidsproductiviteit
Aantal auto’s (arbeidsproductiviteit) 10 11 Loonkosten 100 Prijs per auto 9,09
8
Natuur Gas en olie Goede landbouwgrond Veredeling van planten
Gebruik kunstmest Inpolderen
9
Ondernemerschap Ondernemers nemen risico en zorgen voor goed gemotiveerd personeel en de juiste investeringen
10
Inkomensverschillen Worden arme landen armer en de rijke landen rijker
Convergentie: inkomensverschillen worden kleiner. Divergentie: inkomensverschillen worden groter.
11
Inkomensverschillen Meten via BNP per hoofd van de bevolking
Inkomensratio. Stel dat BNP in Ierland in 1980 is € en in Nederland € , dan is de inkomensratio van Ierland t.o.v. Nederland: / = 0,25. Stel dat BNP in Ierland in 2010 is € en in Nederland € , dan is de inkomensratio: / = 0,90
12
Opdrachten 4.12 en 4.13
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.