Download de presentatie
GepubliceerdVictor Eilander Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Autonome neuropathie bij diabetes mellitus
Patientdemo Ariane Bour
2
patient Dhr H. 82 jaar VG: DMII, COPD, cataract-ok
Med: Spiriva, foradil, gliclazide, fluimicil RvO: exacerbatie COPD RvC: duizeligheid, gevoel weg te raken
3
anamnese Sinds jaren licht in hoofd, neemt toe
Mn kortdurende aanval bij overeind komen, lang staan, houdingsveranderingen, na mictie Soms gevoel weg te raken, 1x collaps Mictieststoornissen, warmte-intolerantie Voorts geen specifieke lichamelijke klachten
4
LO/NO RR 130/70 in rust, RR 120/65 staan, RR 120/70 1 min, RR 130/75 5 min, p85ra Cor/Pulm/abd ga APR bdz niet opwekbaar, VZR bdz plantair, voorts geen focale neurologische afwijkingen
5
Conclusie Langzaam progressieve klachten van ‘duizeligheid’, orthostase, syncope-gevoel, mictieklachten, warmte-intolerantie bij patient met DM, e.e.a. suspect voor autonome functiestoornis, mgl obv autonome polyneuropathie bij DM.
6
Aanvullend onderzoek Autonome functietest Icc cardiologie
Aanwijzingen voor aandoening in mn parasympathische cardiovasculaire autonome zenuwstelsel uitend in hoog SR 90/min in rust, lage variatie en vrijwel afwezige respiratoire sinusaritmie bij diep in-/uitademen.Voorts frequent VES in ECG. Icc cardiologie Echo cor: iets linker ventrikel hypertrofie Holter: 2e graads AV-block type Wenckebach
7
Diabetische autonome neuropathie (DAN)
Wordt vaak niet goed (h)erkend: forse morbiditeit en mortaliteit Kan gehele autonome zenuwstelsel (AZS) aantasten: vasomotorische, visceromotorische en sensorische vezels naar ieder orgaan Klinisch of subklinisch verloop:systeemziekte waarbij meerdere orgaansystemen zijn aangetast Ontstaat meestal al in beginstadium DM
8
Epidemiologie DAN Prevalentie varieert tussen verschillende studies: verschillende meetmethoden, etc. Cardiovasculair (CAN) 20-90% Blaasfunctiestoornissen 43-87% Erectiestoornissen 30-75% Gastro-enterologische klachten 40-60%
9
Kliniek DAN Cardiovasculair Gastro-enterologisch Uro-genitale stelsel
Rusttachycardie, inspanningsintolerantie, orthostatische hypotensie, stille myocardischemie Gastro-enterologisch Oesophagus dysmotiliteit, gastroparese, obstipatie, diarree, feacale incontinentie Uro-genitale stelsel Neurogene blaas, erectiestoornissen, verminderde vaginale lubricatie
10
Kliniek DAN Metabool Sudomotorische systeem Pupillen
Niet bewust voor hypoglykemie Sudomotorische systeem Anhidrosis, warmte-intoleranie, transpireren bij eten, droge huid Pupillen Stoornis in pupillomotorische functie, Argyll-Robertson pupil
11
Differentiaal diagnose
Idiopathische orthostatische hypotensie (‘pure autonomic failure’) Multi-systeem atrofie met autonome functiestoornissen M. Addison en hypopituarisme Pheochromocytoom Hypovolemie Medicatie (insuline, vasodilatoren, anticholinerge of sympathicolytische werking Perifere autonome polyneuropathieën (amyloid NP, etc.)
12
Cardiovasculaire autonome neuropathie (CAN)
Door schade aan vezels voor innervatie van hart en bloedvaten Kliniek Inspanningsintolerantie Orthostatische hypotensie Stillle myocardischemie Cardiale dysrhythmie
13
inspanningsintolerantie
Verminderde respons in hartfrequentie en RR Verlaagde cardiac output
14
Orthostatische hypotensie
Invaliderend! Duizelig, wazig zien, kokerzien, bewustzijnsverlies Verergerd door houdingsverandering, eten/alcohol, warmte, inspanning, medicatie
15
Orthostatische hypotensie
Definitie: daling RR systolisch > 20 mmHg of diastolisch > 10 mmHg bij verandering van houding van liggend naar staan Relatief laat in beloop Door aantasten sympathische vasomotorische systeem mt verminderde vasoconstrictie perifere vaatbedden (mn splanchnisch) Daarbij door aantasten sympathische en parasympathische vezels van het hart: onvermogen hartfrequentie aan te passen
16
Dysrhythmie Door aantasten N.Vagus rusttachycardie
Door aantasten parasympathische en sympathische innervatie verminderde frequentieschommelingen bij inspanning, inademen, etc.
17
Mortaliteit CAN Wisselend, geschat 27-56% in 5-10 jaar
15 studies, 95% CI voor CAN+ vs CAN-. Voorts Autonome dysfunctie onafhankelijke risicofactor met slechte prognose Mn bij andere cardiovasculaire risicofactoren oppassen
18
Mortaliteit CAN
19
Mogelijke oorzaken Meerdere theorieën, causaal verband CAN en mortaliteit niet duidelijk Verlaagde respiratoire respons op hypoxie Minder herkenning hypoglykemie en slechter herstel van hypoglykemie Associatie nierfunctiestoornissen en microvasculaire complicaties leidt tot cardiovasculair lijden Verstoring in dag-nachtritme van RR, waarbij nachtelijke dip wegvalt en sympathische activiteit op de voorgrond staat met hogere RR en li-ventrikelhypertrofie tot gevolg
20
Sudden death Enkele studies meer sudden death bij patienten met CAN dan patienten zonder CAN Oorzaak ‘Direct’ : onafhankelijke factor Ernstige, asymptomatische ischemie Arrhythmieën, mogelijk veroorzaakt door verlengde QT-tijd ‘Bijkomende factor’: geen onafhankelijkefactor Mn als er ernstige nierfunctiestoornissen zijn Meer coronairlijden en ventriculaire dysfunctie
21
Diagnostiek Meting hartfrequentie variatie Bloeddrukregeling
Diep in- en uitademen Staan Valsalva Bloeddrukregeling Handgreep Testen goede sensitiviteit en specificiteit
22
Hartfrequentie bij diep ademen
Mn parasympathicus Patient ademt 6x/min Tijdsintervallen QRS complexen (R-R) Mean langste R-R exp en mean kortste R-R insp: E:I ratio Normaal: langer bij exp, korter bij insp CAN: minder variatie
23
Hartfrequentie bij staan
Parasympathisch Patient liggend naar staand Kortste R-R interval na 15e slag en langste R-R na 30e slag: ratio Normaal: snelle tachycardie na staan (max na 15e slag, gevolgd door bradycardie bij 30e slag CAN: geleidelijke stijging in frequentie
24
Valsalva Parasympathisch, maar ook sympathisch
Patient ademt 15 sec uit tegen weerstand met open glottis (op hand blazen) Tachycardie en perifere vasoconstrictie met RR stijging, later normaliseren gedurende actie, gevolgd door forse RR stijging en bradycardie na actie Meet langste R-R interval (bradycardie) na actie vs kortste R-R gedurende of kort na actie
25
Valsalva Normaal: Fase I: tijdelijke stijging in RR en langzamere frequentie Fase II: vroege RR daling en herstel, toename hartfrequentie Fase III: RR daalt na stop actie RR stijgt tot boven uitgangswaarde CAN:minder frequentie variatie en lager dan normale RR daling en langzamer herstel
26
RR meting bij staan Sympathicus Meet RR liggend vs staand
Daling in RR meteen gevolgd door perifere vasoconstrictie en tachycardie. Normaal: syst RR daalt < 10 mmHg binnen 30sec CAN: daling diast RR 10 mmHg of syst 30 mmHg binnen 2 min na staan Orthostatische hypotensie: daling syst RR > 20 mmHg of diast > 10 mmHg met klachten
27
diagnostiek 3 stadia Valsalva beste meting om progressie te meten
Vroeg: stoornis in frequentievariatie bij diep ademen Matig: gestoorde Valsalva Ernstig: orthostatische hypotensie Valsalva beste meting om progressie te meten
28
Diagnostiek Niet afhankelijk van leeftijd of type DM
Relatie met duur van DM niet duidelijk Sommige symptomen DAN vertonen geen progressie Functiest gerelateerd aan sympathicus (orthostase) meestal pas later, echter schade aan parasympathicus en sympathicus gelijk in beloop. Parasympathicus beter te testen. Subklinische functiestoornissen kunnen aangetond worden
29
Wie testen en waarom? Eigenlijk iedereen met DM: vroegdiagnostiek belangrijk. Slecht ingestelde DM belangrijkste oorzaak Mn CAN grotere morbiditeit Ook subklinische patienten kunnen gedetecteerd worden
30
behandeling Mn gericht op preventie: goed instellen DM
Mn tav CAN is belangrijk andere cardiovasculaire risicofactoren te behandelen Mogelijk β-blokker bij tachycardie Studies: antioxidantia Leefregels: Dieet en beweging (NB: voorzichtig met inspanning bij CAN) Houdingsadviezen en oefeningen Evt steunkousen
31
literatuur Vinik A. et al. Diabetic autonomic neuropathy. Diabetes Care 2003:26(5): Freeman R. Autonomic peripheral neuropathy.Lancet 2005;365: Suarez GA et al. Sudden cardiac death in diabetes mellitus: risk factors in de Rochester diabetic neuropathy study. JNNP 2005;76; Takahashi N et al. Regulation of QT indices mediated by autonomic nervous function in patienst with type 2 diabetes. Int J Cardiol 96(2004) Veglio M et al. QT interval , cardiovascular risk factors and risk of death in diabetes. J Endocrinol Invest.2004 Feb(2): abstract Bradley
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.