Download de presentatie
1
Brugklas hoofdstuk 4
2
De overheid streeft ernaar dat er meer mensen in de stad gaan wonen, de overheid wil een compacte stad. (Meer flatgebouwen, oude industrieterreinen volbouwen, meer metroprojecten, eventueel dubbellaags autowegen)
4
LANDELIJKE EN STEDELIJKE GEBIEDEN
Nederland is maar een klein land maar er wonen toch zestien miljoen mensen. Dat betekent dat er maar weinig ruimte is om met z'n allen op te leven. Je kunt dus het beste het land zo goed mogelijk inrichten, en dan niet alleen de steden maar ook het platteland. Het inrichten van het land noemen we ruimtelijke ordening.
5
DORPEN EN STEDEN Dorpen en steden zijn nederzettingen. Een nederzetting is een concentratie van gebouwen en infrastructuur. Steden zijn meestal grotere nederzettingen dan dorpen en hebben meer inwoners, meer voorzieningen, meer werkgelegenheid (vooral in de industrie en dienstensector) en een dichtere bebouwing met hoogbouw. Een agglomeratie is een stad met de daaraan vastgegroeide randgemeenten. Een stadsgewest is een gebied waar aangrenzende gemeenten met elkaar samenwerken. Een stedelijke zone is een gebied met een concentratie van stadsgewesten.
6
Agglomeratie stadsgewest stedelijke zone
7
DE OPBOUW VAN EEN STAD In Nederland zijn veel steden, en elke stad is anders. Dat is niet helemaal waar. Natuurlijk zijn er verschillende winkels, woningen en sportscholen, maar de ruimtelijke geleding van de Nederlandse steden is vrijwel overal hetzelfde. De ruimtelijke geleding is de manier waarop de stad is opgebouwd. Die opbouw kan je weergeven in een stadsmodel.
8
1. Het stadscentrum Oudste deel van de stad Tegenwoordig vooral winkel en zakenfunctie Ook wel het CBD genoemd, Central Business District
9
2. 19e eeuwse bebouwing Slechte woningen Zeer weinig groen Dicht op elkaar gebouwd
10
3. Vooroorlogse bebouwing (1900-1940)
Woningen van betere kwaliteit dankzij de Woningwet uit 1901 Kleine tuinen Kleine woningen Dichte bebouwing
11
4. Naoorlogse bebouwing tot 1970
Veel hoogbouw door woningnood Veel groen
12
5. Woongebieden Gevarieerde bebouwing Veel eengezinswoningen Veel groen
13
6. Woongebieden na 1980 Sobere bebouwing naast luxe villabouw Veel open ruimtes
14
7. Bedrijfsterreinen Rondom de stad Grondprijzen zijn laag Veel ruimte voor grote bedrijven
15
Problemen in de stad Het grootste deel van de Nederlandse bevolking woont in de stad. Natuurlijk heeft een stad veel voordelen zoals veel werkgelegenheid, veel uitgaansgelegenheden, veel verschillende woningen en zo kunnen we nog wel even door gaan. Maar de stad heeft ook veel nadelen: Verkeersproblemen: - weinig parkeerplaatsen - files - drukte door forensisme - slechte bereikbaarheid
16
Ruimtelijke segregatie > bepaalde bevolkingsgroepen wonen in dezelfde buurt
Er zijn twee soorten ruimtelijke segregatie: - sociale segregatie: lage en hoge inkomensgroepen wonen gescheiden van elkaar. Vaak trekken welvarende mensen de stad uit om rustiger en groter te kunnen wonen. De lage inkomensgroepen blijven in de stad achter. Zij hebben het geld vaak niet om de huizen en de wijk goed te onderhouden, hierdoor verslechterd de wijk. Dit noemen we verpaupering.
17
- raciale segregatie: het komt ook voor dat allochtone groepen bij elkaar komen te wonen. Vaak heeft dit ook te maken met het lage inkomen van veel allochtonen. Veel luchtverontreiniging door industrie en verkeer Ontgroening en vergrijzing: veel jonge gezinnen trekken uit de stad (suburbanisatie) Hoge grondprijzen: hierdoor trekken grote bedrijven die veel ruimte vragen weg uit de stad
18
Het Landelijk Gebied Het landelijk gebied van Nederland kan je verdelen in twee soorten: - landbouwgebieden - natuurgebieden
19
LANDBOUWGEBIEDEN De landbouwgebieden in Nederland zijn de laatste jaren ingrijpend veranderd door: specialisatie: boeren leggen zich toe op 1 of enkele producten mechanisatie: meer gebruik van machines schaalvergroting: grotere bedrijven Door de mechanisatie was schaalvergroting noodzakelijk. Hierdoor kreeg het landschap een saaier uiterlijk.
20
NATUURGEBIEDEN De gebieden die voor de landbouw niet aantrekkelijk waren werden niet ontgonnen. Dat zijn later natuurgebieden geworden. De natuurgebieden zijn klein en versnipperd. De grootste problemen zijn verdroging en overbemesting.
21
De landelijke gebieden kennen grote problemen:
De oprukkende stad: de stad vraagt steeds meer ruimte ten koste van het landelijk gebied. Voorbeelden: - meer infrastructuur (mogelijkheden om mensen, goederen en informatie te vervoeren) - recreatiegebieden worden ingenomen - meer woonruimte nodig. Jonge mensen verhuizen veel naar de stad (bijvoorbeeld om te studeren) waardoor het platteland vergrijsd. - drempelwaarde wordt niet meer gehaald. Doordat veel mensen wegtrekken bestaat het risico dat ook bepaalde voorzieningen verdwijnen omdat ze niet meer winstgevend zijn. Elk bedrijf heeft een bepaald aantal mensen nodig om te kunnen bestaan, dat noemen we de drempelwaarde.
22
MIGRATIE Migreren is een moeilijk woord voor verhuizen. Voor bepaalde mensen is wonen in de stad aantrekkelijk, anderen vinden het er maar vreselijk. In Nederland kan je trends in verhuizingen uit en naar de stad waarnemen. Na de industriële revolutie was er weinig werk op het platteland, maar juist heel veel in de stad. Daardoor verhuisden er veel mensen naar de stad. De trek van de het platteland naar de stad noemen we urbanisatie of ook wel verstedelijking.
23
Na de jaren 50 ging het goed met de Nederlanders
Na de jaren 50 ging het goed met de Nederlanders. Veel mensen konden zich een auto veroorloven. Hierdoor groeide de mobiliteit. De mobiliteit is de mogelijkheid om je eenvoudig over langere afstanden te verplaatsen. Hierdoor konden mensen verder van hun werk wonen. Zodoende ontstond er een golf van verhuizingen naar de randen van de steden of zelfs verder van de steden af. De trek van de stad naar het platteland noemen we suburbanisatie. Kort gezegd: door de toegenomen mobiliteit kwam de suburbanisatie op gang. Sinds enige jaren zien we dat mensen weer naar de stad verhuizen. Dat noemen we re-urbanisatie.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.