Download de presentatie
1
Atoombouw: griekse oudheid
Alle materie is opgebouwd uit een mengsel van: aarde, water, lucht en vuur Als iets in de vloeibare fase was bestond het dus vooral uit water Als iets in de vaste fase was bestond het dus vooral uit aarde Als iets in van de vaste fase naar de vloeibare fase ging (of andersom) werd dus een deel van de aarde omgezet in water (of andersom)
2
Atoombouw: middeleeuwen
Als iets scherp smaakte bestond het dus uit puntige deeltjes Als iets in de vloeibaar fase was bestond het dus uit ronde deeltjes die langs elkaar konden rollen Als iets in de vaste fase was bestond het dus uit harde vaste blokjes die niet langs elkaar konden schuiven
3
Atoombouw: naar een periodiek systeem
Dalton: 1808
4
Atoombouw: naar een periodiek systeem
Triaden van Dobereiner: 1817 Octaven van Newlands: op volgorde van massa (lijkt al wat meer op ‘ons systeem’ Stoffen met zelfde eigenschap onder elkaar !) Metaal en niet-metaal onder elkaar ?? Systeem werd afgewezen !
5
Atoombouw: naar een periodiek systeem
Mendeleev: 1869 op volgorde van massa met open gelaten plaatsen (hier in het roze) voor nog niet bekende elementen !!
6
Atoombouw: naar een periodiek systeem
Moseley: 1913 op volgorde van atoomnummer Onderverdeeld in groepen en perioden (maar nog zonder lanthaniden en actiniden)
7
Atoombouw: naar een periodiek systeem
Moseley: 1945 op volgorde van atoomnummer Onderverdeeld in groepen en perioden incl. lanthaniden en actiniden Tom Lehrer’s element song:
8
Atoombouw: rutherford
Experiment Rutherford
9
Atoombouw: rutherford
Verklaring van het experiment van Rutherford Positief geladen ‘zware’ kern met daar omheen negatief geladen ‘luchtige wolk’
10
Atoombouw: nu Alle atomen zijn opgebouwd uit dezelfde deeltjes Positief geladen ‘zware’ kern met daar omheen negatief geladen ‘luchtige wolk’
11
Atoombouw: dimensies pyramide van cheops : aarde = kern : atoom
atoom : pingpongbal = tennisbal : aarde
12
In de kern zitten positieve deeltjes: protonen
Atoombouw In de kern zitten positieve deeltjes: protonen In de kern zitten ook neutrale deeltjes: neutronen Rond de kern zitten negatieve deeltjes: elektronen
13
in de kern Aantal protonen + neutronen = massagetal
Atoombouw: nummers Aantal protonen = atoomnummer Aantal elektronen = atoomnummer in de kern Aantal protonen + neutronen = massagetal
14
Atoombouw: nummers 4020Ca At.nr = 20 m.g. = 40 20 p en 20e
2311Na 23 – 11 = 12n 17 p en 17 e At.nr = 17 m.g. = 35 3517Cl 35 – 17 = 18n
15
Geef de samenstelling in p+, n0 en e- van de volgende atomen
Atoombouw: p, e, n Geef de samenstelling in p+, n0 en e- van de volgende atomen 19K 19 p en 19 e 3919K 39K 39 – 19 = 20 n 20980Hg 209Hg 80 p en 80 e 80Hg 209 – 80 = 129 n
16
Elektronen zitten in een soort van schillen of banen
Atoombouw Elektronen zitten in een soort van schillen of banen
17
Atoombouw elementen
18
Er bestaan verschillende ‘vormen’ van de zelfde atomen.
Atoombouw: isotopen Er bestaan verschillende ‘vormen’ van de zelfde atomen. Verschil: het aantal neutronen in de kern Gelijk: het aantal protonen en elektronen = massagetal = atoomnummer
19
Atoombouw: isotopen in de natuur
Tabel 25: geeft voorkomen van isotopen in de natuur en hun samenstelling De isotopen die niet in de natuur voorkomen kunnen kunstmatig gemaakt worden in bv een kernreactor
20
Atoombouw: isotopen in de natuur
Geef de samenstelling van de isotopen die voorkomen in de natuur van: 126C 6p, 6e en = 6n C 136C 6p, 6e en 13 – 6 = 7n N 147N 7p, 7e en 14 – 7 = 7n 157N 7p, 7e en 15 – 7 = 8n
21
Eigenschappen van stoffen
Alle stoffen Moleculaire stoffen: bestaan alleen uit niet-metalen Metalen: bestaan alleen uit metaal Hebben geen lading geleiden geen stroom Zouten: bestaan uit metaal en niet-metaal ionen Hebben bewegende elektronen geleiden stroom als (s) en als (l) kunnen alleen geleiden als de geladen deeltjes (ionen) kunnen bewegen Geleiden geen stroom als (s) Geleiden wel stroom als en als (l) of (aq))
22
Molecuulbouw In de moleculen zijn er bindingen tussen de atomen, deze noemen atoombindingen Elk atoom heeft een bepaald aantal bindingen, dit noemen we de covalentie van een atoom
23
Molecuulbouw
24
Covalentie en Molecuulbouw
De niet metaal elementen vormen bindingen tussen de atomen. Het aantal bindingen van deze elementen is (meestal) een vast aantal dat we de covalentie noemen. De covalentie kunnen we uit het periodiek systeem afleiden.
25
Covalentie en Molecuulbouw
3 2 1 4
26
Molecuulbouw H H H S C O H H H H C C C O H H C H H H
Maak de onderstaande structuurformules af met het juiste aantal bindingen H H H S C O H H H H C C C O H H C H H H
27
Covalentie en Molecuulbouw
28
Aantrekkende krachten tussen moleculen
In de moleculen zijn er bindingen en tussen de moleculen zijn er ook aantrekkende krachten. Deze aantrekkende kracht tussen de moleculen noemen we: vanderwaals-krachten
29
Vanderwaalskrachten
30
Vanderwaalskrachten De aantrekkende krachten tussen de moleculen worden dus duidelijk niet veroorzaakt door de bindingselektronen want die zijn niet aanwezig tussen de moleculen !!
31
Hierdoor hebben grotere en zwaardere moleculen een hoger kookpunt !
Vanderwaalskrachten De aantrekkende krachten tussen de moleculen worden groter als het molecuul groter en zwaarder wordt ! Hierdoor hebben grotere en zwaardere moleculen een hoger kookpunt !
32
Kookpunt moleculaire stoffen
Massa (u) Tkook (K) methaan 16 112 Propaan 44 231 ammoniak 17 Water 18 373 Ethanol 46 240 351 Bij sommige moleculen is het kookpunt veel hoger dan je kan verklaren met alleen de vanderwaals-krachten
33
Kookpunt moleculaire stoffen
Bij sommige moleculen is het kookpunt veel hoger dan je kan verklaren met alleen de vanderwaals-krachten Hier spelen blijkbaar nog andere krachten een rol ! Water: H-O-H Ethanol: C2H5OH Ammoniak: NH3 propanol: C3H7OH Propaanzuur: CH3CH2COOH Wat valt bij deze stoffen op ??
34
Kookpunt moleculaire stoffen
Water: Ethanol: Ammoniak: Propanol: Propaanzuur: Al deze stoffen hebben een OH- of een NH- groep in het molecuul
35
Kookpunt moleculaire stoffen
Als moleculen een OH- of een NH- groep hebben kunnen deze een waterstofbrug vormen Een waterstofbrug is een sterkere aantrekkingkracht dan vanderwaals hoger Tsmelt of Tkook !!!!
36
Waterstof-brug = H-brug
37
Waterstof-brug = H-brug
Bij carbonzuren kunnen door de H-brug ‘dimeren’ ontstaan waardoor Tkook nog verder verhoogd wordt.
38
Polair en Apolair Een stof wordt apolair genoemd als er veel C en H-atomen in zitten en geen (of heel weinig) andere groepen die bv NH of OH bevatten
39
Polaire en Apolaire oplosmiddelen
Polaire stoffen lossen op in polaire oplosmiddelen (kunnen meestal H-brug maken) Apolaire stoffen lossen op in apolaire oplosmiddelen (kunnen geen H-brug maken)
40
Oplossen, smelten en koken
Bij het oplossen en het smelten of koken van stoffen verandert alleen de afstand tussen de moleculen. De moleculen zelf blijven gelijk en veranderen niet!!
41
Reacties Bij een reactie tussen stoffen worden de bindingen in de moleculen verbroken en worden er nieuwe bindingen gemaakt waardoor andere moleculen ontstaan. !!
42
Verschil tussen reactie en smelten, koken of oplossen
Bij smelten, koken en oplossen blijven de moleculen het zelfde en worden alleen de afstanden tussen de moleculen veranderd veranderingen bij vdWaals en H-brug Bij een reactie veranderen de moleculen en worden naast de afstanden tussen de moleculen ook bindingen verbroken en nieuwe gemaakt veranderingen bij vdWaals, H-brug én bindingselektronen.
43
Ionen en ionogene stoffen
Naast moleculaire stoffen bestaan er ook nog zouten en metalen Zouten zijn opgebouwd uit geladen deeltjes: ionen Ionen zijn deeltjes met te veel elektronen (negatieve ionen) of te weinig elektronen (positieve ionen)
44
Ionen en ionogene stoffen
45
Ionen en ionogene stoffen
Ionen zijn deeltjes met te veel elektronen (negatieve ionen) of te weinig elektronen (positieve ionen) 3- 2- 1- Metalen vormen + ionen (staan dus elektron af) Niet metalen vormen een – ion (nemen elektron op) 1+ 2+
46
Ionen en ionogene stoffen
Metalen ionen reageren met niet metaal-ionen (tot een zout) in een verhouding zodat de totale lading weer 0 wordt. Na+ + Cl- NaCl 2 K+ + O2- K2O Ca2+ + O2- CaO Mg F- MgF2
47
De ionen vormen een ionrooster zoutkristal
Ionen en zouten De ionen vormen een ionrooster zoutkristal
48
Ionen en zouten Uit het rooster kan je ook de formule van het zout afleiden
49
Ionen en zouten Zoutkristal als kubus afgebeeld
Elke hoek zit in 8 kubussen telt voor 1/8 mee. Elk vlak zit in 2 kubussen telt voor 1/2 mee. Midden in de kubus zit maar in 1 atoom telt voor 1. Elke rib zit in 4 kubussen telt voor 1/4 mee. 8 * 1/8 + 6 * ½ = = 4 Verhoudingformule = 12 * 1/4 + 1 = = 4 4 : 4 = 1 : 1 (bv) NaCl
50
Geleiding van stroom Simulatie: stroomgeleiding
51
Metalen
52
Metalen Bij metalen is een rooster gemaakt van de atomen. Hiertussen in ‘zwerven’ losse elektronen die voor de geleiding zorgen. e- e- e- e- e- e- e-
53
Zouten vs metalen - + - + - + + - + - + -
Bij vaste zouten is ook een vast rooster maar dan gemaakt van de ionen. Hiertussen in ‘zwerven’ geen losse elektronen geen geleiding - + - + - + + - + - + -
54
Zouten vs metalen
55
Zouten vs metalen
56
Zouten vs metalen
57
BUIGT KRAK BREEK BROKKEL Zouten vs metalen + - + - + - + - + - + - + -
Metalen buigen: deeltjes tegenover elkaar met elektronen zwervend ertussen geen probleem: buigt. Zout buigen: gelijk geladen deeltjes direct tegenover elkaar stoten elkaar af buigt niet. e- e- e- + - + - + - + - e- e- e- + - + - + - + - BUIGT KRAK BREEK BROKKEL + - + - + - + - e- e- e- + - + - + - + - e- e- e-
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.