Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Specialisatiemodule ICT GIS@MBO
V GIS Geografische Informatie Systemen Specialisatiemodule ICT
2
Deel 1 (Herhaling uit inleiding) Wat is een GIS?
3
Wat is een GIS? GIS is een geografisch informatiesysteem
om kaarten te maken met gegevens over rivieren, huizen, vegetatie, bedrijven, adressen, windmolens, …… etc. Definitie van een GIS GIS staat voor Geografisch Informatie Systeem Geografie betekent Aardrijkskunde, maar is ook een wetenschap die als doel heeft “kennis over de aarde”. Een manier om die kennis zichtbaar te maken is via kaarten. “Vroeger” maakte men mooie atlassen met voorbewerkte kaarten met bepaalde thema’s. Deze informatie was star, achteraf niet meer aan te passen en dus al “oud” op het moment dat de kaart klaar was. Nu doet men dit in een GIS. Kaarten geven de werkelijkheid weer en kan altijd up-to-date gemaakt worden. Dit gaat snel en makkelijk, dus flexibel. Bovendien kan er oneindig veel informatie aan een kaart worden gehangen. Informatie kan worden gecombineerd en geanalyseerd om tot nieuwe inzichten en conclusies te komen. Complexe informatie wordt overzichtelijk en lastige problemen kunnen vaak met een GIS worden opgelost.
4
Waaruit bestaat een GIS?
Procedures GIS-gebruikers Dit zijn de 5 componenten waaruit een GIS bestaat. Ze zijn noodzakelijk voor het uitvoeren van GIS-taken en houden het volgende in: Mensen Dit is het belangrijkste component van een GIS. Mensen moeten de procedures ontwikkelen en de taken definiëren die bij een GIS horen. Tekortkomingen in andere componenten kunnen vaak door de mensen (gebruikers) worden gecorrigeerd, maar het tegendeel is niet waar. De beste software en computers kunnen incompetentie niet compenseren. Data De beschikbaarheid en nauwkeurigheid van data kan de resultaten van een analyse of een zoekopdracht (query) beïnvloeden. Hardware De mogelijkheden van de hardware hebben invloed op de snelheid, het gebruiksgemak en de mogelijke outputs die beschikbaar zijn. Software Dit beperkt zich niet tot de GIS-software, maar omvat ook de verschillende database-, teken-, statistische en andere sofware. Procedures Analyse vereist goed opgezette en consistente methoden om correcte en reproduceerbare resultaten te kunnen produceren.
5
Wat doet een GIS? Data verzamelen Analyseren
Kaarten en grafieken maken Data opslaan GIS-functies Ieder geografisch informatiesysteem moet het volgende kunnen uitvoeren, wil het nut hebben bij het zoeken naar oplossingen voor de problemen in de wereld om ons heen: Data verzamelen Een GIS moet methoden bezitten om geografische (coördinaat) en tabel (attribuut) data te kunnen verzamelen en inlezen. Hoe meer van deze methoden het heeft, hoe beter het gebruikt kan worden. Data opslaan Er zijn twee fundamentele datamodellen voor het opslaan van geografische data – vector en raster. Een GIS zou beide opslagmogelijkheden moeten bezitten. Identificeren en bevragen Een GIS moet de mogelijkheid hebben om features te selecteren uitgaande van locaties of attributen. Ook moet de mogelijkheid bieden informatie van geografische objecten (features) weer te geven (identificatie). Data analyseren Een GIS moet de mogelijkheid bieden antwoord te geven op kwesties aangaande de interactie van ruimtelijke relaties tussen meerdere datasets. Kaarten en grafieken maken: data weergeven Het moet mogelijk zijn kaarten en grafieken te maken die voldoen aan de wensen van de maker, gebruikmakend van verscheidene kleuren en symbolen. Eindproduct: output De output van de resultaten moet kunnen worden gedaan in verschillende formaten zoals bijvoorbeeld MXD en JPG. Publiceren van eindproduct Identificeren en bevragen
6
Twee vormen van geometrie
Rasterdata Vectordata Vormen van geometrie Dit zijn de twee belangrijkste typen geografische data. Raster data en Vector data zijn beide een weergave van de werkelijkheid. Raster data bestaat uit vlakjes waar aan elk vlakje een bepaalde waarde is gekoppeld. Vector data bestaat uit punten die verbonden zijn door lijnen. Er bestaan nog meer datatypen: Grid TIN CAD Coördinaten Alleen op coördinaten zal later nog worden ingegaan.
7
Vectordata De werkelijkheid opgesplitst in drie basisvormen Lijnen
(Straten) Vlakken (Landgebruik) Punten (Winkels) Benadering van de werkelijkheid Het is onmogelijk om de werkelijkheid perfect weer te geven door middel van een computer. In plaats daarvan moeten GIS-gebruikers die werkelijkheid op de een of andere manier zien te benaderen en weer te geven in een geografische representatie. Er worden drie geometrische basisvormen gebruikt: punten, lijnen en vlakken. Deze vormen worden vaak geometrische objecten, geometrische features of featuretypen genoemd. Merk op dat er verschillende methoden zijn om deze vormen digitaal weer te geven, inclusief scannen en digitaliseren.
8
Vectordata Vlakken bestaan uit Lijnen die bestaan uit
Punten die bestaan uit Coördinaten (x,y) Vectordata De verschillende type vectorformaten zijn: punten, die gecombineerd lijnen vormen, die gecombineerd vlakken vormen. Elk vectorformaat geeft een type object weer, ieder type formaat kan ook beschrijvende informatie (attributen) opslaan.
9
Vectordata: drie datacomponenten
Straten Attributen Geometrie Topologie Regels Straten en snelwegen mogen niet snijden Datacomponenten In een GIS worden drie datacomponenten onderscheiden. Attributen Dit is aanvullende en beschrijvende informatie over de elementen (features) uit de kaart. Geometrie De ligging van de kaartelementen ten opzichte van de X-as en de Y-as en/of ten opzichte van elkaar. De geometrie geeft de geografische features weer die zijn geassocieerd met de werkelijke locaties. Geografische features worden benaderd door punten, lijnen of vlakken. Topologie: het gedrag De regels waaraan deze kaartelementen moeten voldoen. Het gedrag houdt in dat geografische features bepaalde bewerkingstypes, weergaven of analyseregels kunnen volgen, afhankelijk van de omstandigheden die de gebruiker definieert.
10
Attributen Beschrijvende informatie over de
geografische objecten (features) In tabelvorm te raadplegen Om selecties mee uit te voeren (Select by Attributes) Attributen Dit is aanvullende en beschrijvende informatie over de elementen (features) uit de kaart. Een gebruiker kan zelf de mogelijkheid uitbreiden beschrijvende informatie op te slaan, door nieuwe velden in de attribuuttabel te definiëren. Belangrijk is dat daarbij het juiste dataformaat (tekst, numeriek, etc.) wordt gekozen. Attributen bevatten de gegevens die de kaartelementen een betekenis geven. Zo kunnen de attributen van een rivier de naam bevatten, de lengte, gemiddelde diepte, stroomsnelheid, enzovoort.
11
Geometrie Ruimtelijke weergave van features
Afhankelijk van type object: punt, lijn of vlak Richting, positie ten opzichte van elkaar Geometrie De geometrie bepaalt hoe de geografische features worden weergegeven. Geografische features worden benaderd door punten, lijnen of vlakken. Om objecten uit de werkelijkheid geografisch weer te geven (te benaderen), is het belangrijk dat er nauwkeurig kan worden getekend (gedigitaliseerd). In een GIS zijn meerdere hulpmiddelen voor het digitaliseren van geografische objecten aanwezig. De uiteindelijke geometrie (vorm) wordt bepaald door die hulpmiddelen.
12
Topologie Modelleert ruimtelijke relaties tussen features
De ruimtelijke relaties betreffen nabijheid, verbondenheid en mate van samenvallen Percelen Bodem Nabijheid Buizen Beken Verbondenheid Topologie De topologie betreft ruimtelijke relaties van features die geometrie delen, zoals (lijn)grenzen en hoekpunten. Voor die ruimtelijke relaties kan een gebruiker gedragsregels opstellen, aan de hand waarvan analyses kunnen worden uitgevoerd. Die regels zorgen er ook voor dat de kwaliteit van de data hoog blijft. Bijvoorbeeld, een weg grenst aan een stoep. De grens van de weg en van de stoep vallen dus samen. Indien een uitbreiding of wijziging van de weg wordt ingetekend, is het belangrijk dat de grens van de stoep automatisch mee verandert. Nog een voorbeeld: ieder huis bevindt zich binnen een kadastraal perceel. Als daarvoor een toplogische regel is gedefinieerd, kan een GIS controleren of die regel overal klopt.
13
Topologie Bestaat uit regels aan de hand waarvan de werkelijkheid beter is weer te geven Voorbeelden: Percelen moeten naast elkaar liggen, ze kunnen niet overlappen of ruimtes bevatten. Buizen van een afvoerstelsel moeten met elkaar zijn verbonden, anders is er geen afvoer mogelijk.
14
Rasterdata De werkelijkheid weergeven in een
regelmatig raster van cellen: elke cel heeft een label dat aangeeft tot welk object het behoort meestal geen attribuutdata Tiff, Bmp, Gif, Jpeg, etc. Rasterdata Een raster bestaat uit cellen van uniforme afmetingen. De grootte van een rastercel kan door de gebruiker meestal zelf worden bepaald. In zo’n cel is een label opgeslagen dat aangeeft tot welk het object het behoort, oftewel welk object daarmee wordt weergegeven. Voorbeelden van rasterbestanden zijn digitale foto’s, satellietbeelden, gescande kaarten etc. Veel voorkomende formaten zijn TIFF, JPEG, BMP.
15
Rasterdata: coördinaten
De ligging van cellen wordt vastgelegd met rastercoördinaten. Rasterdata: coördinaten Het coördinaatstelsel van een raster werkt met rijen en kolommen. De oorsprong van dat stelsel is linksboven. In het voorbeeld hierboven is de coördinaat (5,3), te weten de vijfde kolom en de derde rij. De coördinaten van deze cel zijn (5,3)
16
Rijksdriehoeksstelsel
Middelpunt oorspronkelijk Amersfoort (O.L. Vrouwetoren) Sinds 1970 verplaatst: False Easting m False Northing m Azimutale stereografische projectie Rijksdriehoeksstelsel (1) Sinds 1932 wordt het RD gebruikt in Nederland. Het is een zogenaamde conforme projectie (Azimutaal Stereografisch). Voordeel van een projectie is dat men daarmee met afstanden en oppervlakten kon rekenen. De kwaliteit van het RD vond men vroeger erg goed, men was daar tevreden over. Eén ding zat de landmeters echter dwars: er werden veel fouten gemaakt door het vergeten van min-tekens. Omdat Amersfoort het nul-punt was, hadden coördinaten in Groningen een positieve X- en een positieve Y-waarde. In Limburg was de X plus, maar de Y was min. Zeeland had een negatieve X en een negatieve Y. Een min-teken werd nogal eens vergeten of bijverzonnen, met als gevolg dat een coördinaat door heel Nederland heen kon springen.
17
Rijksdriehoeksstelsel
In 1968 besloot men daarom een verandering aan te brengen aan het RD. Het nulpunt werd verschoven. Vanaf 1970 kwam heel Nederland daardoor in het eerste kwadrant te liggen, alle coördinaten waren vanaf toen positief. Verder verschoof men de X-as zo ver naar beneden, dat het grootst mogelijke X-coördinaat in Nederland (in Drenthe, zo’n X=280000m) nog altijd kleiner was dan de kleinst mogelijke Y-waarde (Zuid Limburg, zo’n Y=306000m). Men kan dus ook niet meer de X en de Y verwarren, de Y is altijd de grootste van de twee. De wat “rare” verschuivingswaarden (X=155000m, Y=463000m) zorgen ervoor dat de bladranden van de topografische kaarten ronde getallen worden.
18
Deel 2 Werken met ArcGIS
19
Overzicht van applicaties
Alle ArcGIS-producten delen overeen- komstige applicaties: ArcMap, ArcCatalog Command Line window en Toolbox in beide geïntegreerd Overzicht van de applicaties van ArcGIS Alle ArcGIS producten (ArcView, ArcEditor en ArcInfo) zijn samengesteld uit de ArcMap en ArcCatalog applicaties, en beide bevatten de Toolbox en Geoprocessing schermen. ArcMap is de applicatie om analyses mee uit te voeren en kaarten te maken. ArcCatalog is een tool om gegevens te bewerken en te beheren. De Toolbox bevat tools voor dataconversie en beheer. Met het Geoprocessing scherm kunnen scripts worden geschreven, geïmporteerd, uitgevoerd en individuele commando’s benaderd.
20
ArcMap Primaire weergave applicatie Uitvoeren kaart- gebaseerde taken
Bewerken Bevragen Analyseren Grafieken Rapporteren ArcMap ArcMap biedt tools om data te visualiseren, te bevragen en om kaarten te maken die geschikt zijn voor presentaties. Met ArcMap is het eenvoudig om een lay-out van je kaarten te maken om te printen, om een kaart in documenten te voegen of voor elektronische publicatie. Ook heeft ArcMap functies voor analyse, het maken van rapporten en een uitgebreide set tools voor het creëren en bewerken van geografische data. Als je een kaart opslaat, worden de lay-out, de symbolen, tekst en grafieken automatisch bewaard. ArcMap is de primaire ArcGIS applicatie voor het weergeven, bevragen, bewerken, creëren en analyseren van data.
21
ArcCatalog Een venster van de database Bladeren in data
Beheren van data Maken en bekijken van document- informatie (Metadata) ArcCatalog De ArcCatalog applicatie helpt je bij het organiseren en beheren van al je GIS-data. Het heeft ook tools om te browsen, geografische informatie te zoeken, metadata op te nemen en te tonen, snel iedere dataset te bekijken en de structuur van je geografische data te definiëren. ArcCatalog biedt in feite een GIS-venster naar je databestanden op het netwerk. Niet-GIS-formaten worden niet weergegeven.
22
ArcCatalog gebruiken Geeft een overzicht van al je GIS-data
Definiëren of aanpassen tabellen en feature classes Beheren van data: copy, rename, delete Gebruiken van ArcCatalog ArcCatalog is de applicatie waarin je alle connecties kunt verzamelen naar alle data die je wilt gebruiken. Wanneer je een connectie selecteert, kan je de data benaderen waarnaar het gelinkt is, of het nu op een locale schijf of in een database op het netwerk staat. Samen maken de connecties een ‘catalog’ van geografische data bronnen. Je kunt je data op drie manieren bekijken in ArcCatalog gebruikmakend van drie tabbladen: de Contents tab, de Preview tab, en de Metadata tab. De Contents tab laat zien wat een geselecteerd item, zoals een folder of database file, bevat. De Preview tab geeft een preview van de geografische data of de tabelvorm van het geselecteerde item. De Metadata tab geeft de metadata voor het geselecteerde item. In ArcCatalog kunnen geografische data verplaatst, gekopieerd, hernoemd en verwijderd worden. Metadata kan gemaakt, beheerd en bewerkt worden en er kan ook een aantal modificaties gedaan worden zoals het toevoegen van velden aan tabellen en tabelrelaties.
23
Aanmaken Folderconnecties
Geef eenmalig aan waar de GIS-data zich bevindt Eén niveau hoger Aanmaken folderconnectie Folderconnectie verwijderen Verbindingen naar folders In tegenstelling tot Windows Explorer toont ArcCatalog niet alle files die opgeslagen zijn op de schijf, zodat hij leeg kan lijken te zijn als je in een folder kijkt. Default laat ArcCatalog alleen geografische data files zien. Wanneer een connectie gekozen wordt kun je de data en de bijbehorende metadata benaderen waarnaar die gelinkt is. Meerdere connecties maken een ‘catalog’ van geografische databronnen die toegankelijk zijn. Default kan ArcCatalog verschillende type geografische data files (bv. Shapefiles en coverages) benaderen. Bij de eerste keer opstarten van ArcCatalog bevat het folderconnecties die het mogelijk maakt om de harde schijven van de lokale computer te benaderen samen met andere folders genaamd Database Connections en Coordinate Systems. Extra connecties naar specifieke folders of directories op een lokale schijf of op het netwerk of naar de inhoud van een floppy of CD-Rom drive kunnen aangemaakt worden. Tenslotte kunnen folderconnecties verwijderd worden en folders die niet nodig zijn verborgen worden.
24
Het Preview tabblad Geography of Table venster
Kies uit het pulldown menu Het Preview tabblad Wanneer een item geselecteerd is in de Catalog tree, zal de Preview tab een voorbeeld van de geografische of tabel data laten zien. Beneden op het scherm is een dropdown menu die het de gebruiker mogelijk maakt om tussen de verschillende views te kiezen (geografisch of tabel). Geografisch is de default view, waarbij de data getoond wordt met een willekeurige kleur en/of symbool set. De tabel view optie laat de attribuut data (in tabelvorm) geassocieerd met het geselecteerde item zien.
25
Aanmaken bestanden Rechtermuisklik op de folder waar je
een nieuwe geodatabase wilt maken => New => Personal Geodatabase Rechtermuisklik op een Geodatabase: maak een nieuwe feature class of feature dataset aan Aanmaken bestanden Het aanmaken van nieuwe bestanden gebeurt via het contextmenu. Rechtermuisklik op de folder waar je een nieuw bestand wilt maken. Je kunt o.a. kiezen uit een (Personal) Geodatabase en Shape files. Maar je kunt ook een nieuwe folder of tabel (DBF) aanmaken. Binnen een nieuwe Geodatabase kun je dan een geschikte feature class aanmaken. Bijvoorbeeld een lijnenbestand voor wegen of een vlakkenbestand voor percelen.
26
Bestandsbeheer Bestanden kunnen worden: Gekopieerd Geplakt Verwijderd
Hernoemd Ververst Geïmporteerd Geëxporteerd Gezocht Eigenschappen kunnen worden onderzocht Bestandsbeheer ArcCatalog biedt tevens de mogelijkheid om bestanden te verwijderen, kopiëren, hernoemen, etc. Ook ditmaal via het contextmenu (rechtermuisklik). ArcCatalog is tevens de applicatie voor het beheer van bestaande data. Indien van een databestand de structuur moet worden gewijzigd, gaat dat door de eigenschappen (Properties) te openen. Daarmee kunnen bijvoorbeeld velden worden toegevoegd of verwijderd. Let op: een eenmaal gekozen datatype (tekst, numeriek, etc.) kan achteraf niet worden veranderd! ArcMap en ArcCatalog hebben invloed op elkaar. Om bestanden te verwijderen of te wijzigen, mogen ze niet gebruikt worden in ArcMap. Het is het beste ArcMap af te sluiten tijdens het aanpassen of verwijderen van data met ArcCatalog.
27
Metadata Raadplegen via FGDC ESRI: Beschrijving Ruimtelijk Attributen
Introductie metadata Vaak is de definitie die gegeven wordt voor metadata data over data. Deze definitie is niet incorrect maar zegt ook niet zoveel. Om wat preciezer te zijn, metadata is ondersteunende beschrijvende informatie over data. Tekst die achter op een foto is geschreven met de datum en het onderwerp en voedingslabels op etenswaren zijn voorbeelden van alledaagse metadata. Metadata omvat beschrijvende informatie zoals datum, maker, geografisch extent, coördinaatsysteem en attribuut domeinen. Metadata geeft je data geloofwaardigheid en in veel gevallen kan je data niet te interpreteren of zelfs onbruikbaar zijn. De Metadata tab in ArcCatalog toont de metadata voor een geselecteerde dataset. Als de metadata nog niet bestaat voor de geselecteerde dataset zal ArcCatalog zoveel mogelijk metadata aanmaken als het kan met de beschikbare informatie. De Metadata tab is verdeeld in drie categorieën. De beschrijvende informatie bevat basis beschrijvende informatie over de dataset. Onder andere bron, organisatie, datum, gebruik en beperkingen. De ruimtelijke informatie bevat coördinaat informatie en de geografische gebied (extent) van de dataset. De attribuutinformatie bevat velden, attribuut domeinen en gerelateerde tabel informatie.
28
Metadata Bewerken en toevoegen via Metadata toolbar
Bewerken van Metadata Voor elke dataset kan de metadata aangemaakt, bewerkt, geïmporteerd en geëxporteerd worden. Gebruik daarvoor de Metadata Toolbar. Metadata wordt opgeslagen in XML-formaat zodat het gebruikt kan worden met andere software die XML-documenten kunnen lezen. De metadata kan in ArcCatalog weergegeven worden met het ESRI default formaat, FGDC of ruwe XML.
29
Metadata Zoeken via Search knop Tabblad Advanced
Geef zoekterm en voorwaarden op Zoeken in Metadata Op metadata kan worden gezocht zodat je heel snel geschikte kaarten kunt vinden. Je kunt de zoekterm zo algemeen of specifiek maken als je zelf wilt. Ook is het mogelijk voorwaarden te stellen.
30
ArcMap Primaire weergave applicatie Uitvoeren kaart- gebaseerde taken
Bewerken Bevragen Analyseren Grafieken Rapporteren ArcMap ArcMap biedt tools om data te visualiseren, te bevragen en om kaarten te maken die geschikt zijn voor presentaties. Met ArcMap is het eenvoudig om een lay-out van je kaarten te maken om te printen, om een kaart in documenten te voegen of voor elektronische publicatie. Ook heeft ArcMap functies voor analyse, het maken van rapporten en een uitgebreide set tools voor het creëren en bewerken van geografische data. Als je een kaart opslaat, worden de lay-out, de symbolen, tekst en grafieken automatisch bewaard. ArcMap is de primaire ArcGIS applicatie voor het weergeven, bevragen, bewerken, creëren en analyseren van data.
31
ArcMap Interface Weergave-gebied Titelbalk Menubalk Standaard toolbalk
Inhoud (TOC) De ArcMap interface Eigenschappen van de ArcMap interface De titelbalk laat de projectnaam zien (Nederland.mxd in het voorbeeld hierboven). De werkbalken zijn verplaatsbaar en kunnen vastgezet worden. De inhoudsopgave toont de dataframes en de legenda’s van de lagen. De inhoudsopgave kan vastgezet worden en kan van grootte veranderd worden. In het weergavegebied worden de kaarten getekend. De statusbalk toont naast de coördinaten een beschrijving van geselecteerde knoppen en menu’s. Toolbalk: verplaatsbaar Tekenbalk Statusbalk
32
ArcMap Maken van koppelingen tussen tabellen Vanuit contextmenu
Twee mogelijkheden: Join (1:1 en N:1) Relate (1:N en N:N) In beide gevallen is een sleutelveld nodig Hiermee kunnen extra gegevens worden toegevoegd Geassocieerde tabellen Twee tabellen kunnen verbonden of geassocieerd zijn als er een gemeenschappelijk veld is die sleutelwaarden bevat. Het contextmenu van een feature class biedt de mogelijkheid tabellen te koppelen. Wanneer je twee tabellen verbindt moet je weten hoe de waarden van de individuele rijen aan elkaar relateren. De rij relaties (cardinaliteiten) zijn: één-op-één (1:1), één-op-veel (1:N) of veel-op-één (N:1) en veel-op-veel (N:N). Het weten van welk relatietype je hebt, zal potentiële rij-omissiefouten voorkomen. Als je bijvoorbeeld een één-op-veel relatie hebt en je verbindt de tabellen alsof ze een één-op-één relatie hebben dan zul je bepaalde informatie weglaten van de verbonden tabel omdat een één-op-één rij zoekopdracht stopt met zoeken naar meer overeenkomsten na de eerste koppeling. Dit soort problemen is te voorkomen door bekend te worden met tabel database beheer strategieën – strategieën die je ook een betere GIS-gebruiker maken.
33
Open Attribute table vanuit contextmenu
ArcMap: Join Open Attribute table vanuit contextmenu Tabellen zijn gekoppeld Uit kolomnamen blijkt welk veld bij welke tabel hoort Kan o.a. worden gebruikt bij: Labelling Selecties Tabellen met een “Join” verbinden In het voorbeeld zijn de tabellen verbonden via een Join door het gemeenschappelijke veld PROVNAAM. Een Join is hier mogelijk omdat iedere provincie maar één keer in de gekoppelde tabel voorkomt (1:1). Als de tabellen verbonden zijn kunnen de inwonersaantallen van iedere provincie worden toegevoegd aan de feature class. Omdat ruimtelijke elementen vaak veel attributen hebben, wordt aanbevolen een database op te splitsen in meerdere tabellen – elke afgestemd op een speciaal onderwerp – in plaats van één grote tabel die alle benodigde velden bevat aan te maken. Dit voorkomt verdubbeling van informatie omdat de informatie slechts één keer in één tabel wordt opgeslagen. Tabellen kunnen verbonden worden zodat als je informatie nodig hebt die niet in de huidige tabel staat deze bereikt kan worden via een geassocieerde tabel.
34
ArcMap: Relate Tussen de tabellen bestaat een relatie
1. Maak een selectie 2. Open Feature Class Attribute Table Vanuit “Options” kan gerelateerde tabel worden geraadpleegd Tabellen met ‘Relates’ verbinden Een andere manier om tabellen in ArcMap te verbinden is door een Relate aan te maken. Net zoals een Join definieert een Relate een relatie tussen twee tabellen en is deze gebaseerd op een gemeenschappelijk veld. In tegenstelling tot een Join voegt een Relate niet de velden van de ene tabel toe aan de andere. In plaats hiervan blijven de tabellen los van elkaar. ArcMap weet dat er een verbinding bestaat en je kunt de data in de gerelateerde tabel benaderen wanneer dat nodig is. Dat kun je doen via de Options van de attribuut tabel. Je maakt een Relate in plaats van een Join wanneer er sprake is van een één-op-veel (1:N) of een veel-op-veel (N:N) relatie tussen de tabellen of wanneer je de informatie in de gerelateerde tabel onafhankelijk van de attribuuttabel nodig hebt. In het voorbeeld dat hier gegeven wordt, liggen in de feature class met provincies meerdere gemeenten, die zich in een aparte tabel bevinden. Hier is dus sprake van een 1:N relatie.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.