Download de presentatie
GepubliceerdMartina Groen Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
artrose Els-Heidi Bakker-voetman, medisch trainer
afdeling Medical Services, maart 2002
2
artrose wat is artrose? pathofysiologie epidemiologie risicofactoren
diagnostiek behandeling
3
reumatische aandoeningen
! reumatische aandoeningen ‘reuma’ of ‘reumatische aandoeningen’: het geheel van aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat, omvattende spieren, pezen, gewrichten en botten, die niet door een trauma zijn veroorzaakt (definitie Nationaal Reumafonds)
4
artritis ! artritis = ontstoken gewricht arthron = gewricht
itis = ontsteking indeling artritiden (oorzaak): infectieus bacterieel kristallen jicht auto-immuun reumatoïde artritis (RA) degeneratief ‘osteo-artritis’ (OA) = artrose
5
definite artrose (ACR)
! definite artrose (ACR) aandoeningen die leiden tot objectieve en subjectieve symptomen aan de gewrichten die gepaard gaan met structurele aantasting van het gewrichtskraakbeen en aanverwante veranderingen in het onderliggende bot tot aan de gewrichtsrand American College of Reumatology
6
artrose primair secundair
7
zonder onderliggende oorzaak
primaire artrose zonder onderliggende oorzaak leeftijd-gerelateerd (ouder worden) erfelijke aanleg, raciale verschillen chronische aandoening met sluipend begin degeneratieve verandering gewrichtskraakbeen slechts één of enkele gewrichten aangedaan geen systemische symptomen
8
meest betrokken gewrichten bij primaire artrose
! meest betrokken gewrichten bij primaire artrose hand, vingers en duim DIP PIP MCP (MC 1 = duim) knie heup wervelkolom DIP = distale interphalangeaal gewricht PIP = proximale interphalangeaal gewricht MCP = metacarpophalangeaal gewircht phalanx = vinger ; os metacarpale = middenhandsbeentje DIP PIP MCP
9
onderliggende ziekte/aandoening is oorzaak
secundaire artrose onderliggende ziekte/aandoening is oorzaak trauma, operatie metabole afwijkingen infectie anatomische afwijkingen geen specifieke voorkeurslocalisatie
10
artrose kenmerken en symptomen pathofysiologie epidemiologie
risicofactoren diagnostiek behandeling
11
pathofysiologie (1) kraakbeenbeschadiging
! pathofysiologie (1) kraakbeenbeschadiging verstoring evenwicht afbraak en herstel verhoogde afbraak proliferatie chondrocyten afgifte lytische enzymen en cytokinen (interleukine-1, TNF-) ulceraties, scheurtjes verhoogde synthese, echter abnormale proteoglycanen gevolg afslijting gewrichtskraakbeen versmalling gewrichtsspleet
12
pathofysiologie (2) veranderingen bot
! pathofysiologie (2) veranderingen bot osteoblasten (botaanmaak) gestimuleerd nieuwe botformaties rond gewricht osteofyten Heberden noduli (DIP) Bouchard noduli (PIP) subarticulaire botcysten
13
pathofysiologie (3) synovitis
ontsteking niet altijd aanwezig in vroeg stadium afbraakproducten kraakbeen in synoviaal vocht opname afbraakproducten in synovium immuunmechanisme wordt in gang gezet veroorzaakt chronische ontsteking synovium ontstoken synovium geeft proteasen en cytokinen af verdere afbraak gewrichtskraakbeen
14
pathofysiologie (3) synovitis
! pathofysiologie (3) synovitis ontsteking niet altijd aanwezig in vroeg stadium afbraakproducten kraakbeen in synoviaal vocht opname afbraakproducten in synovium immuunmechanisme wordt in gang gezet veroorzaakt chronische ontsteking synovium ontstoken synovium geeft proteasen en cytokinen af verdere afbraak gewrichtskraakbeen vicieuze cirkel
15
pathofysiologie (4) prostaglandinen
! pathofysiologie (4) prostaglandinen prostaglandinen (PGE2) productie geïnduceerd door IL-1 en TNF- effecten PGE2: remming collageensynthese pro-inflammatoir pijn
16
artrose kenmerken en symptomen pathofysiologie epidemiologie
risicofactoren diagnostiek behandeling
17
epidemiologie artrose
meest voorkomende vorm van ‘artritis’ 50% van alle gewrichtsaandoeningen frequenter bij vrouwen (> 55 jaar) m.n. hand en knie frequentie neemt toe met de leeftijd > 65 jaar circa 1/3 populatie symptomen artrose toename prevalentie (vergrijzing bevolking) betreft > 17 Mio mensen in West Europa
18
epidemiologie artrose
Bewerkt naar Cooper, Rheumatology (chapter 2), 1998
19
artrose kenmerken en symptomen pathofysiologie epidemiologie
risicofactoren diagnostiek behandeling
20
risicofactoren ! toenemende leeftijd vrouwelijk geslacht
overgewicht (artrose knie) erfelijkheid trauma herhaalde belasting (beroep, sport)
21
artrose kenmerken en symptomen pathofysiologie epidemiologie
risicofactoren diagnostiek behandeling
22
diagnose anamnese (symptomen) lichamelijk onderzoek
radiologisch onderzoek laboratoriumonderzoek
23
symptomen ! pijn bij bewegen maar in later stadium soms ook in rust
(start)stijfheid duurt zelden meer dan 30 minuten geen roodheid (ontstekingsverschijnselen) incidenteel zwelling gewrichtsmisvormingen functieverlies
24
lichamelijk onderzoek
! lichamelijk onderzoek benige zwellingen rond gewrichtsranden pijnlijkheid bij bewegen crepitaties bij bewegen (lichte) ontstekingsverschijnselen ‘koele effusie’ bewegingsbeperking instabiliteit Heberden noduli
25
radiologisch onderzoek
! radiologisch onderzoek röntgenfoto(s) van aangedane gewricht(en) versmalling gewrichtsspleet subchondrale sclerose osteofyten (pseudo)cysten subchondrale bot slechte correlatie ernst afwijkingen foto en klinische verschijnselen
26
röntgenfoto normale knie
27
röntgenfoto bij artrose knie
osteofyten cysten smalle gewrichtsspleet
28
röntgenfoto normale knie + artrose
29
röntgenfoto bij artrose hand
30
laboratoriumonderzoek
bloedonderzoek urine-onderzoek onderzoek synoviaal vocht geen afwijkingen bij artrose (normale BSE!) ter uitsluiting andere aandoeningen evt. in synoviaal vocht: lichte verhoging leucocyten kraakbeenfragmenten
31
artrose kenmerken en symptomen pathofysiologie epidemiologie
risicofactoren diagnostiek behandeling
32
niet-farmacologische behandeling
! niet-farmacologische behandeling dieet bij overgewicht lichaamsbeweging instandhouden spierkracht houding evt. onder begeleiding fysiotherapeut ondersteunende hulpmiddelen stok, schoenaanpassing e.d. thermotherapie, hydrotherapie chirurgie knie-, heupprothese
33
farmacologische behandeling
gewone pijnstillers paracetamol niet steroïdale anti-inflammoire drugs (NSAID’s) COXIBs corticosteroïden, per injectie (cremes, balsems)
34
paracetamol ! analgetisch en antipyretisch niet anti-inflammatoir
eerste keus bij (poly)artrose dosering maximaal 3 (2?) gram per dag paracetamol is zwak, maar veilig analgeticum
35
NSAID’s ! meest voorgeschreven bij artrose werkingsmechanisme:
remming cyclo-oxygenase verminderde synthese prostaglandinen vermindering pijn vermindering ontstekingsverschijnselen anti-inflammatoire werking alleen in hoge doseringen bijwerkingen (dosis-afhankelijk) vormen beperking
36
voorbeelden NSAID’s
37
(bij)werkingsmechanisme: COX-remming oude theorie
arachidonzuur cyclo-oxygenase (COX) prostaglandinen mediëren pijn, ontsteking, koorts gastro-intestinale bescherming, stolling
38
(bij)werkingsmechanisme: COX-remming nieuwe hypothese
! (bij)werkingsmechanisme: COX-remming nieuwe hypothese arachidonzuur COX-1 constitutief COX-2 induceerbaar prostaglandinen prostaglandinen mediëren gastro-intestinale bescherming, stolling, nierdoorbloeding mediëren pijn, ontsteking, koorts
39
(bij)werkingsmechanisme NSAID’s
! (bij)werkingsmechanisme NSAID’s oudere NSAID’s remmen zowel COX-1 als COX-2 remming COX-2: anti-inflammatoir antipyretisch pijnbestrijding echter ook remming COX-1: gastro-intestinale bijwerkingen plaatjesdysfunctie verminderde nierfunctie
40
NSAID’s en gastropathie
! NSAID’s en gastropathie hindersymptomen (20%): misselijkheid, dyspepsie complicaties gastropathie: PUB’s perforaties ulcera bloedingen 2-4% patienten in eerste jaar grootste risico eerste 3 maanden doden jaarlijks in VS slechte correlatie hindersymptomen en PUB’s
41
NSAID geïnduceerde gastropathie morbiditeit, mortaliteit en kosten in VS
Singh, Am J Med 1998;105(Sup 1B):
42
NSAID mortaliteit vs andere doodsoorzaken VS
# # # geschatte jaarlijks aantal doden * NSAID AIDS diabetes verkeer * Singh, Am J Med 1998;105(Sup 1B): # National Center for Health Statistics, based on 1991 data
43
NSAID’s en gastro-intestinale beschadiging gezonde vrijwilligers
korte termijn gebruik aspirine 650 mg (1 dag) aanwijzing oppervakkige bloedingen bij 100% aspirine 650 mg 4 dd (1 dag) erosies bij 100% proefpersonen regelmatig gebruik (> 7 dagen) erosies bij 40-60% ulcera bij 15-30% Laine, Gastrointest Endosc Clin N Am 1996;6:
44
erosie versus ulcus erosie ulcus perforatie mucosa spierlaag serosa
m sp.l s sp.l s perforatie
45
duur NSAID-gebruik en risico GI complicaties meta-analyse
odds ratio < 1 maand maanden > 3 maanden Gabriel et al, Ann Inter Med 1991;115:
46
dagelijks aspirine-gebruik en ziekenhuisopname voor ulcus
Weil et al. BMJ 1995;310:
47
locale versus systemische effecten
parenterale en rectale toediening NSAID’s geven ook ulcera! prodrug sulindac geeft weinig acute beschadiging, maar geeft ook aanleiding tot ulcera en bloedingen
48
NSAID-gebruik en dyspepsie
dyspepsie veel voorkomende bijwerking frequent endoscopische laesies slechte correlatie dyspepsie en endoscopische afwijkingen correlatie dyspepsie en PUB’s onduidelijk
49
strategie bij NSAID-geïnduceerde dyspepsie
stop NSAID, gebruik alternatieve pijnstiller verlaag dosering NSAID neem NSAID in tijdens maaltijd gelijktijdig gebruik antacidum eradicatie Helicobacter Pylori endoscopie bij ernstige pijn of alarmsymptomen switch andere klasse ….
50
risicofactoren PUB (!) ! PUB in verleden hogere leeftijd
vrouwelijk geslacht co-morbiditeit (RA > OA) co-medicatie (prednison, bloedverdunners) hogere dosering NSAIDs combinatie meerdere NSAIDs
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.