De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Boekvergelijking lessenserie.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Boekvergelijking lessenserie."— Transcript van de presentatie:

1 Boekvergelijking lessenserie

2 Les 1 - introductie Uitleg periode C met eindopdracht Boeken uitzoeken
Planner invullen

3 Uitleg periode C Twee boeken lezen
Boeken met elkaar vergelijken op een onderdeel uit de literaire begrippen Herhalen en toepassen literaire begrippen in de les Lezen in de lessen!

4 Boek uitzoeken Op je hele lijst, maximaal twee boeken van dezelfde auteur Gebruik de boekenlijst Tips van andere leerlingen / docent ALTIJD controle bij docent Stuur eventueel een met titel en auteur

5 Invullen planner Bladzijden tellen Per week aantal blz. invullen

6 Les 2 - perspectief Herhaling periode A – perspectief Korte oefening
Lezen stencil Dorrestein Toepassen op boek

7 Vertelperspectief Wat is het vertelperspectief van een boek?

8 Vertelperspectief Welke soorten perspectief ken je nog?
Auctoriaal vertelperspectief Personaal vertelperspectief (let op: geen hij/zij perspectief!) Ik-perspectief

9 Vertelperspectief Welke variaties zijn er? Perspectief wisseling
Meervoudig ik-perspectief Meervoudig personaal perspectief

10 Welk vertelperspectief?
Al voordat hun auto op de dijk uit de bocht vloog en in het water belandde, voelden Max en Laurie zich bedrukt. Ze hadden ruzie. AUCTORIAAL VERTELPERSPECTIEF

11 Welk vertelperspectief?
Toen hij buiten het station kwam, zag Roel Karel nergens meer. Wel zag hij Simon. Hoe licht voelde Roel zich op zijn tennisschoenen, in vergelijking met Simon! Het was of hij op een andere planeet liep, waar de zwaartekracht maar een fractie van die op aarde bedraagt. PERSONAAL VERTELPERSPECTIEF

12 Perspectief Dorrestein
Lees het stencil over perspectief Discussieer over (een van) de volgende stellingen Als het plot goed is, maakt het niet uit bij welk personage het perspectief ligt. Dan is het altijd spannend. Ik kan me alleen in een personage inleven bij een ik-perspectief. Bij een auctoriaal perspectief krijgt de lezer een objectief beeld van het verhaal.

13 Toepassen op eigen boek
Bekijk je eigen boek(en) Wat is het vertelperspectief? Gebeurt er nog iets bijzonders met het perspectief? Wat is het gevolg van de keuze van het perspectief voor jou als lezer? Wat zou er gebeuren als er een ander perspectief zou zijn gekozen? Is perspectief voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel of niet?

14 Les 3 - Ruimte Wat verstaan we allemaal onder ruimte?

15

16 Ruimte Waarom kan ruimte van belang zijn? Sfeer oproepen
Relatie met het thema Karakterisering personages Symbolische betekenis

17 Wat is hier de betekenis van ruimte?
De hoofdpersoon Willem Bleeker woont met zijn gezin in Den Haag. Na een conflict op zijn werk neemt Bleeker de trein naar Amsterdam, de stad waar hij is opgegroeid. Den Haag staat voor burgerlijk en Amsterdam voor spannend. Bleeker voelt zich in Amsterdam niet thuis, hij blijkt een burgermannetje te zijn dat het liefst thuis zit. Hij verhuist weer terug naar zijn gezin in Den Haag. SYMBOLISCH

18 Wat is hier de betekenis van de ruimte?
In het boek Frankenstein van M. Shelley is de ruimte angstaanjagend. Bijvoorbeeld huiveringwekkende ruines of duistere kloostergangen. SFEER OPROEPEN

19 Wat is hier de betekenis van de ruimte?
De hoofdpersoon, Maarten Klein, wordt dement, hij vereenzaamt en vervreemdt van zijn omgeving. Maarten is een oude Nederlandse man die al jaren op een vrij afgelegen plek in de VS woont. Door zijn dementie neemt hij zijn omgeving steeds minder nauwkeurig waar. RELATIE MET THEMATIEK (eenzaamheid, vervreemding)

20 Wat zegt dit interieur over het personage?

21 Toepassen op eigen boek
Bekijk je eigen boek(en) Noteer drie ruimtebeschrijvingen kort. Geef aan op welke pagina in het boek je die ruimtebeschrijvingen kan vinden. Welke betekenis heeft de ruimtebeschrijving? Is ruimte voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?

22 Les 4 - Tijd Wat verstaan we onder het begrip tijd?

23 Vier aspecten van tijd Tijd waarin het verhaal zich afspeelt (historische tijd) Tijd waarin het boek geschreven is Snelheid van (het) verhaal(fragmenten) Chronologie

24 Historische tijd Waarom is het belangrijk om te weten wanneer een verhaal zich afspeelt?

25 Tijd waarin het boek is geschreven
Waarom is het belangrijk om te weten in welke tijd een boek geschreven is?

26 Snelheid VERTELTIJD Tijd die nodig is om het verhaal te vertellen
Regels, pagina´s en hoofdstukken VERTELDE TIJD Tijd die het verhaal omvat Minuten, uren, dagen, jaren

27 Verteltijd > vertelde tijd
Snelheid Tijdverdichting Verteltijd < vertelde tijd Tijdvertraging Verteltijd > vertelde tijd

28 Verdichting of vertraging?
Het lezen van Ulysses van James Joyce kost meerdere dagen, terwijl het boek de beschrijving van een dag is. Tijdvertraging

29 Verdichting of vertraging?
De Aanslag van Harry Mulisch beschrijft 36 jaar uit het leven van Anton. Dit wordt in nog geen 300 pagina´s verteld (een paar dagen doorlezen). Tijdverdichting

30 Verdichting of Vertraging?
`Theo, een paar meiden hebben je een bijnaam gegeven en ze kletsen over je.´ `Heb jij eigenlijk een bijnaam?´ Dat was niet aardig. Hij wist het antwoord, terwijl zij slechts haar vermoedens kon hebben. Iris trok een vertel-mij-wat-gezicht en gaf geen antwoord. Zij had er veel, veel bijnamen, maar zij kende er waarschijnlijk niet een van. Uit piëteit had Theo haar er nooit over verteld. Ze hadden allemaal betrekking op haar kleur. `Blackie` was nog een onschuldige… tijdvertraging

31 Verdichting of vertraging?
Mijn vaders geheimzinnige reizen voerden hem niet naar Duitsland. Na 1937 is hij in dat land slechts eenmaal teruggeweest. Samen is hij toen met een vriend naar de Moezelstreek, of ergens daar in de buurt geweest. Toen hij terugkwam was hij wekenlang van streek. De dokter moest vaak komen en die vriend hebben we nooit meer gezien. tijdverdichting

32 Chronologie Wanneer is een verhaal chronologisch?
Als het verhaal precies verteld wordt in de volgorde waarin het gebeurd is. Wanneer is het verhaal niet chronologisch? Als er tijdsprongen in voorkomen. Flashbacks of flashforwards

33 Waarom? Waarom maakt een schrijver gebruik van flashbacks?
Waarom maakt een schrijver gebruik van de flashforward? Waarom is het belangrijk om tijdvertraging en tijdverdichting op te sporen?

34 Toepassen op eigen boek
Bekijk je eigen boek(en) Ga voor alle vier de aspecten van tijd na of ze een belangrijke rol hebben in je boek. Dus: In welke historische tijd speelt het, is dat belangrijk voor het verhaal? In welke tijd is het geschreven, is dat belangrijk voor het verhaal? Zoek een fragment waarin sprake is van tijdverdichting en een fragment met tijdvertraging? Zijn ze belangrijk of opvallend? Noteer twee flashbacks. Zijn die uitgebreid of kort? Zijn ze belangrijk voor het verhaal? Kun je ook een flashforward vinden? Noteer waar. Is tijd voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?

35 Les 5 - Personages Welke soorten personages onderscheiden we?
Karakters: gedachten en gevoelens zijn bekend. Karakter maakt ontwikkeling door. Type: oppervlakkig, vooral uiterlijk

36 Hoe leer je het personage kennen?
Door de dingen die ze doen, zeggen of denken Via de verteller Via een ander verhaalfiguur

37 Hoe noem je onderstaande namen?
Phileine Uit: Phileine zegt sorry, R. Giphart Diana Uit: Godin van de jacht, H. van Royen Anton Steenwijk Uit: De aanslag, H. Mulisch Speaking names

38 Karakter omschrijven Het kan soms moeilijk zijn om echt karaktereigenschappen te noemen van personages. Even oefenen… Omschrijf het karakter van de volgende personen eens in minimaal drie steekwoorden. Telkens andere! Tot welke sociale klasse of groep horen de personen?

39 Kies een van de twee

40 Persoon 3

41 Persoon 4

42 Ontwikkeling De hoofdpersonages maken bijna altijd een ontwikkeling door in het verhaal. In een psychologische roman is die ontwikkeling psychologisch. De ontwikkeling speelt zich af in de gevoelens, gedachten en emoties van de hoofdpersoon. De ontwikkeling kan ook te maken hebben met het bereiken van een doel in het verhaal.

43 Ontwikkeling Lees het gedicht ´Wolken´ van M. Nijhoff
Welke ontwikkeling(en) maakt de hoofdpersoon door?

44 Toepassen Bekijk je eigen boek(en) Wie zijn de hoofdpersonages?
Noteer van ieder hoofdpersonage drie karaktereigenschappen. Welke ontwikkeling maakt jouw hoofdpersonage door, denk je? Probeer de personages eens te vergelijken. Vind je opvallende verschillen of overeenkomsten? Is personages voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?

45 Les 6 – Thema en motieven Wat is het thema?
Kortste aanduiding van het centrale probleem waar het verhaal over gaat. Hoe kom je tot het thema? Het verhaal eerst samenvatten en van deze samenvatting de kern weergeven. Als het boek een motto heeft, kan het je helpen bij het aanwijzen van een thema.

46 Motto Een kort stukje tekst, vaak een citaat, meestal voor in het boek of hoofdstuk

47 Thema Het thema kun je niet concreet in de tekst aanwijzen of benoemen, maar moet je afleiden uit het verhaal. Het is de betekenis achter het verhaal. Kun je voorbeelden van thema´s geven? Dood, ongelukkige liefde, schuld, vriendschap, overspel, zoektocht naar identiteit, ouder-kindrelatie, machteloosheid tegen het lot etc.

48 Motieven Wat is een motief?
Elementen die in het verhaal telkens terugkomen. Ook wel herhalingen genoemd.

49 Motieven Concrete motieven
Voorwerpen, zoals een spiegel, een sleutel, een boek, dobbelstenen, een schilderij, een foto etc. Gebeurtenissen Beschrijvingen Waarnemingen Kan ook samenhangen met een abstract motief. Abstracte motieven ideeën, afkeer tegen burgerlijkheid, kritiek op (een deel van) de samenleving, een bepaalde visie op het leven. gevoelens, zoals een terugkerend gevoel van eenzaamheid, bedrog, overspel, verraad

50 Motief en thema Motief en thema hangen met elkaar samen. Bepaal van de volgende voorbeelden wat het thema zou kunnen zijn.

51 Veertig Veertig is een bundel van Kees van Kooten. Het zijn drie verhalen: Verhaal 1: Het motief ´ouder worden´ staat centraal, de ik-figuur is 40 geworden. Verhaal 2: De hoofdpersoon heeft steeds terugkerende klachten door een oudemannenkwaal. Verhaal 3: De dood van de hond van de ik-figuur.

52 Thema? Verval of aftakeling

53 Wat is het thema?

54 Thema Het lot

55 Toepassen Bekijk je eigen boek(en) Wat is het thema?
Hoe is de relatie van de hoofdpersoon met het thema? Worstelt hij ermee? Welke motieven kun je ontdekken? Minimaal een concreet en een abstract motief. Welke relatie hebben de motieven met het thema? Is thema of motieven voor jou een goede keuze voor de boekvergelijking? Waarom wel/niet?


Download ppt "Boekvergelijking lessenserie."

Verwante presentaties


Ads door Google