Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdVera Desmet Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Geld speelt (g)een rol Kennislunch, 20 mei 2014
Gebaseerd op rede, uitgesproken op 11 oktober 2014, bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de Economische en Monetaire Politiek aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de VU te Amsterdam.
3
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid en vermogensobject.
11
David Hume
12
Geldgebruik bevordert de keuzevrijheid van mensen.
Geldgebruik kan als het ware worden gezien als een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor vrijheid.
13
Mensen die geldgebruik willen afschaffen en terug willen naar ruilhandel kun je maar beter niet vertrouwen.
14
“A Government can live for a long time, even the German Government or the Russian Government, by printing paper money.” John Maynard Keynes, A Tract on Monetary reform (1924)
16
Bron: Bresciani-Turroni (1937)
17
Bron: Bresciani-Turroni (1937)
19
Waaraan ontleent geld zijn waarde?
Het materiaal waarvan het gemaakt is? De status van wettig betaalmiddel? De status van de emittent (de uitgevende instelling)? Algemene acceptatie
20
Geldschepping Wie brengt geld in omloop en wie verdient eraan? (1)
Volwaardig muntgeld Grondstof (bijv. metaal) wordt gedolven en in muntgeld omgezet. Materiaalwaarde (intrinsieke waarde) bepaalt geldwaarde. Overheid (munt) slaat geld (verdient provisie) en brengt het in omloop. Geldscheppingswinst is voor delver metaal. Beschikbaarheid materiaal zet rem op omvang geldhoeveelheid Onvolwaardig muntgeld Geldwaarde is groter dan materiële waarde. Productiekosten geld zijn daarmee lager dan economische waarde. Verschil is geldscheppingswinst. Vrijwel geen rem meer op geldproductie, want edelmetaalgehalte kan verder worden verlaagd. Papiergeld Zie onvolwaardig muntgeld, maar dan extremer.
22
Voorbeelden van ‘geld’
Cowrie schelp Yap stenen Graan Rijst Tabak IJzer Edelmetaal (zilver, goud, koper) Papiergeld Giraal geld Digitaal geld
27
Geldschepping Wie brengt geld in omloop en wie verdient eraan? (2)
Giraal basisgeld Dit wordt in omloop gebracht door de centrale bank. Dit gebeurt via een administratieve ingreep. De centrale bank creëert als het ware een claim op zichzelf. Geen natuurlijke rem. Geldscheppingswinst is daarmee vrijwel 100%. Giraal geld ‘in handen publiek’ (M1, M2) Dit wordt gecreëerd door commerciële banken via zogeheten ‘wederzijdse schuldaanvaarding’, oftewel via het proces van kredietverlening. Dit is op afstand het grootste deel van de geldhoeveelheid. Er is géén sprake van geldscheppingswinst in de gebruikelijke zin van het woord. Het door de banken gecreëerde geld is niet van henzelf, maar van hun klanten Het geld is gedekt door de inspanning van de debiteur om zijn schuld af te betalen.
29
Irving Fisher
30
“When the uninitiated first learn that the number of dollars which note holders and depositors have the right to draw out of a bank exceeds the number of dollars in the bank, they are apt to jump to the conclusion that there is nothing behind the notes or deposit liabilities…. Yet behind all these obligations there is always, in the case of a solvent bank, full value; if not actual dollars, at any rate dollars’ worth of property” Irving Fisher, The Purchasing Power of Money (1911)
31
Definitie geldhoeveelheid
Geldhoeveelheid is de hoeveelheid chartaal en giraal geld in handen van het publiek In formule: M = Mc + Mg Let op: chartale en girale tegoeden van de banken en van de overheid horen niet tot de geldhoeveelheid Monetaire aggregaten: rol van “near money”
32
Monetaire aggregaten (definities ECB)
monetaire basis, centrale bankgeld (high powered money totale hoeveelheid chartaal geld (munten en bankbiljetten) plus de bancaire reserves M1 hoeveelheid chartaal geld in omloop plus giraal geld in de vorm van bank- of betaaalrekeningen. M2 M1 plus kortlopend spaargeld (deposito’s met een looptijd van maximaal twee jaar of een resterende looptijd van maximaal drie maanden). M3 M2 plus langer lopende spaargelden en bepaalde zeer liquide effecten (zoals kortlopende (maximaal twee jaar) obligaties of aandelen in geldmarktfondsen).
35
Geldschepping door banken (1)
wet van de grote aantallen: ==> kasreserve < 100% (niet iedereen komt tegelijkertijd zijn geld opnemen) kasreserve is niet (volledig) rentedragend (dus banken verdienen er niet zoveel aan) banken streven daarom naar een zo klein mogelijke kasreserve overschotreserve: verschil tussen feitelijke en beoogde kasreserve ==> dit bepaalt het kredietpotentieel
36
Geldschepping door banken (2)
Een bank verleent een vast voorschot (krediet) Krediet in rekening courant Aankoop van effecten
39
Waardoor verandert de samenstelling van de geldhoeveelheid?
Dispositie/storting per kas: samenstelling M verandert omvang blijft gelijk Dispositie per overschrijving van de ene particulier naar de andere: samenstelling M verandert niet Geld overmaken van betaalrekening naar spaarrekening: M1 daalt, M2 blijft gelijk Samenstelling M2 verandert
40
Meervoudige kredietexpansie
Toename kasreserves banken (bijvoorbeeld door actie centrale bank ==> toename M0) Overreserves banken stijgen ==> grotere kredietverlening Kredietverlening lekt -via overschrijvingen- weg naar andere banken ==> andere banken ruimer in reserves Verdere stijging kredietverlening door andere banken
41
Het Chicago Plan: 100% gedekt geld
Achtergrond: depressie jaren 1930 Voorstel: banken moeten 100% dekking aanhouden tegenover banksaldi Geen intrinsieke waarde: in dit voorstel wordt de ene fiduciaire geldsoort (giraal geld) door de andere (papiergeld) gedekt Einde geldschepping door banken overheid krijgt monopolie op geldschepping terug. Leningen alleen te financieren uit reeds bestaand spaargeld en eigen vermogen bank
42
Effecten Chicago Plan Acute bank runs kunnen niet meer.
Liquiditeitsrisico bank neemt scherp af, maar verdwijnt niet helemaal Spaargeld moet voor langere tijd vaststaan. Direct opvraagbaar spaargeld kan niet meer. Banken verliezen belangrijke bron van inkomsten. Overheid krijgt monopolie op geldschepping Banken worden stabieler gemaakt door risico’s op spaarders af te wentelen.
43
Friedrich Hayek (Nobelprijs 1974): de geestelijke vader van het private geld
“History is largely inflation engineered by government “ Friedrich Hayek, Denationalization of Money (1990)
44
Hayek: denationalization of money (1975, 1990)
Wil iedere overheidsbemoeienis uitsluiten (want die veroorzaakt volgens Hayek inflatie) Gelduitgifte uitsluitend door private banken Private geldsoorten moeten met elkaar concurreren om de gunst van de klant In het verleden: omslachtig en niet eenvoudig werkbaar systeem Toch invloed gehad: Centrale banken uit invloedssfeer dagelijkse politiek gehaald Brits voorstel voor ‘competing currencies’ in aanloop naar de euro Met vrij kapitaal verkeer kunnen mensen vluchten in buitenlands geld Tegenwoordig een herwaardering: ‘virtual currencies’ zoals de bitcoin
46
Bitcoin heeft geen enkele dekking
Volwaardig (munt)geld wordt gedekt door materiaalwaarde Fiduciair muntgeld, papiergeld en basisgeld wordt normaal gesproken gedekt door status wettig betaalmiddel (verplichte algemene acceptatie) en claim op overheid Giraal geld wordt gedekt door actiefzijde balans bankwezen en door directe link met chartaal geld dat wél status van wettig betaalmiddel heeft. Bitcoin wordt nergens door gedekt. Hiermee wijkt het dus ook duidelijk af van de ideeën van Hayek
47
Geldschepping Wie brengt bitcoins in omloop en wie verdient eraan?
De bitcoin wordt in omloop gebracht d.m.v. een delvingsproces De hoeveelheid bitcoins die jaarlijks kan worden gedolven is met een algoritme vastgesteld, net als de totale hoeveelheid bitcoins. De geldscheppingswinst is dus voor de delvers, maar het is onduidelijk hoe groot die is. De kosten zijn niet gering en de baten onzeker. De ‘schepper’ van de bitcoin zou dus geen geldschappingswinst incasseren, behalve als deze zelf optreedt als ‘delver’. Degene die het algoritme beheerst (de ‘schepper’?) kan dit uiteraard beïnvloeden. Volstrekt onduidelijk wie dat is en of dit kan.
48
Friedrich Hayek
49
Silvio Gesell
50
Michael Unterguggenberger
Burgemeester van Wörgl in 1932
53
Kan het beter?
54
Verenigde Staten, ontwikkeling geldhoeveelheid (miljarden dollars)
55
Eurozone, ontwikkeling geldhoeveelheid (miljarden euro)
56
BIS 3 brengt al heel veel goeds
Zwaarder gekapitaliseerde banken Anti-cyclische buffers Leverage ratio Minder looptijdstransformatie (NSFR) Zwaardere eisen t.a.v. liquiditeit (LCR) Beter toezicht, bankenunie, AQR
58
Intrinsieke waarde nader beschouwd
Bij nader inzicht een volstrekt onduidelijk begrip Alleen bruikbaar bij vergelijking van relatieve waarde van geld 10 gram goud is (in dezelfde context) tweemaal zoveel waard als 5 gram goud mits in dezelfde context dus een metaalstandaard (goud, zilver, koper, ijzer) is ideaal om prijzen met elkaar te vergelijken en stelsels met elkaar te verbinden. Maar meer ook niet er zijn volken die goud volstrekt nutteloos en dus waardeloos vinden Uiteindelijk wordt de waarde van geld bepaald door de algemene acceptatie de verhouding tussen beschikbaar geld en de hoeveelheid verhandelbare goederen en diensten zie college over inflatie en deflatie de snelheid waarmee geld circuleert
59
Wettig betaalmiddel Waarom wil de overheid een monopolie op geldschepping? Het antwoord: om geldscheppingswinst te incasseren. Is de status van wettig betaalmiddel nodig voor algemene acceptatie? Het antwoord: nee. Maar het helpt wel! Met wettig betaalmiddel kunnen schulden juridisch sluitend worden afgelost en belastingen worden betaald. Dat helpt enorm bij de algemene acceptatie. Giraal geld is op zichzelf geen wettig betaalmiddel, maar kan wel altijd 1 op 1 worden omgezet in wettig betaalmiddel (papiergeld) Virtueel geld mist de link met wettig betaalmiddel volledig
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.