De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond

Verwante presentaties


Presentatie over: "Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond"— Transcript van de presentatie:

1 Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond
Leergang Oriëntatie Bodem en Ondergrond

2 Oriëntatie Bodem en Ondergrond
Overzicht modulen: 1. integrale duurzame gebiedsontwikkeling excursie 2.1 bodem en ondergrond 2.2 watermanagement 3.1 draagfunctie 3.2 ondergronds bouwen 4.1 archeologie 4.2 landschap en bewoningsgeschiedenis (geologie/geomorfologie) 5.1 milieukunde (leefomgevingsvraagstukken) 5.2 ruimtelijke ordening en planologie (integrale gebiedsontwikkeling) De opbouw van de leergang is zoals getoond op deze sheet. Niet elke les behoeft te worden aangeboden in elke opleiding . Voorziet de eigen opleiding al in een kennisdomein dan kan de daarbij behorende les of lessen achterwege blijven.

3 Module 2.1 Bodem en Ondergrond

4 Integrale (duurzame) gebiedsontwikkeling in 5 fasen
Integrale ( inclusief de bodem en ondergrond ) – duurzame gebiedsontwikkeling kent in grote algemene trekken een vijftal van elkaar duidelijk te onderscheiden fasen. Voorverkenning , de verkenning en de planstudie fase die afgesloten wordt met een gebiedsvisie en -plan, waarna de realisatie fase intreedt. Na realisatie van het plan gaat de fasering over in de beheersfase. Allemaal zeer voor zich sprekend, maar de vraag is wie hebben in welke fase van het proces van gebiedsontwikkeling welke rol? Hierover gaat deze oriënterende leergang Bodem en Ondergrond. Een ruimtelijk visie begint met het (ver) kennen van de bodem en de ondergrond ! Elke discipline die in deze leergang nader aan bod komt vervult een specifieke rol die in een of meerder van deze algemene fasen tot uitdrukking komt, de technische wat meer (maar niet uitsluitend) in de realisatie fase en de onderzoekgerichte disciplines wat meer in de planvormingsfase. Maar ook hier weer niet uitsluitend in deze fase.

5 De bodem en ondergrond van Nederland
Het 3D beeld van Nederland wordt op een heftige wijze gekoppeld aan het opkomende water vanuit de Noordzee. Dit biedt aanknopingspunten naar het verleden ten aanzien van de relatie tussen de zee en het aangevoerde materiaal waaruit een deel van de ondergrond van Nederland is opgebouwd en de toekomst waarbij het waterniveau van de zee voor Nederland (en andere lowlandformations) van het grootste belang is. In globale termen kan daarbij iets worden verteld over de relatie tussen de opbouw van de ondergrond van Nederland en de rol die het water daarbij inneemt. door de ogen van een civiel ingenieur

6 Nederland een creatie tussen water en dijken
Opgebouwd uit: zand klei veen en water Deze hoogtekaart uit een oude Bosatlas biedt vanuit de aangegeven hoogtelijnen enig inzicht op welke plaatsen de zee, de rivieren of andere elementen van invloed zijn geweest bij de opbouw van de ondergrond. Hoewel dit geen kaart van grondsoorten betreft is m.b.v. de aangegeven niveaus al voor een belangrijk deel af te leiden op welke wijze de opbouw van het landschap kan hebben plaatsgevonden. Dit betreft met name de relatief jonge afzettingen van zand, klei en veen op de pleistocene ondergrond. Zodra het water vrij spel krijgt (de animatie) wordt duidelijk waar zich de relatief hoge gronden bevinden. Dit biedt aanknopingspunten naar de loop van de rivieren, en de relatief hoog liggende gronden aan de oostzijde van Nederland, zoals het vanuit het noorden aangevoerde zand, de kalksteenformaties en de bijzondere Limburgse klei. Er is een direct verband tussen grondeigenschappen en waterspanningen. Vooral de civiel ingenieur is zich er van bewust dat de stabiliteit van een grondformatie zal afnemen naar mate de waterspanning in de grond toeneemt

7 De bodem van Nederland is ontstaan uit het water
Amsterdam Airport Het oude beeld van de Haarlemmermeer en de inzet van het stukje Amsterdam Airport geeft aan dat het huidige grondgebruik nog steeds een voortdurende relatie bezit met het beheer van grondwaterstanden. In dit opzicht heeft Nederland zich met maakbare structuren verzet tegen de loop van de natuur waarbij een groot deel van Nederland al weer door de zee zou zijn ingenomen zonder ingrijpen van de mens. Het is de vraag in hoeverre de interacties tussen menselijk ingrijpen en de “natuurlijke” gevolgen daarvan zullen leiden tot een duurzaam gebruik van onze ondergrond. De Haarlemmermeerpolder, 1852

8 Bodemeigenschappen volgen uit:
De geologische vorming van Nederland Eigenschappen van zand, klei en veen Draagvermogen en vervormingen De bodemeigenschappen die kunnen worden afgeleid uit de geologische vorming hebben betrekking op zowel het draagvermogen als de vervorming of zetting van de diverse grondlagen die deel uitmaken van bodemformaties. De wijze waarop zand is afgezet is mede bepalend voor de eigenschappen. Pleistoceen zand dat al zo’n jaar een grote bovenbelasting heeft ondergaan zal veel minder onder een opgebrachte belasting vervormen dan relatief jong rivierzand dat een opwaartse grondwaterstroming heeft doorstaan waardoor een zeer lichte pakking van de zandkorrels heeft plaats gevonden. Iets dergelijks geldt voor gebieden waar zich kleilagen bevinden waarop een grote belasting ten tijde van het glaciaal heeft plaatsgevonden. Daarom gedraagt “potklei” onder delen van Groningen en het noorden van Drente zich anders dan de jonge kleilagen in het westen van het land. De oudste veenlagen die direct op de pleistocene zandlagen zijn afgezet nemen een veel kleiner deel van de zettingen voor hun rekening dan veenlagen met een overeenkomstige dikte die zich meer aan het oppervlak bevinden. Het draagvermogen en de vervormingen kunnen als een afgeleide worden beschouwd van de geologische vorming en de daardoor beïnvloede eigenschappen van diverse materialen waaruit grondsoorten zijn opgebouwd.

9 De geologische vorming van Nederland
Nederland als resultaat van sedimentatie De ingenieur wenst een voorspelbaar grondgedrag Nederland kent grote verschillen van de afzettingen in een oost-west doorsnede. Het gevolg is een groot verschil van het gedrag van de ondergrond als we deze bezien vanuit de constructief visie van een civiel ingenieur. De wens t.a.v. een nauwkeurige voorspelbaarheid van grondgedrag staat vaak haaks op de weerbarstige werkelijkheid zoals die in Nederland wordt aangetroffen

10 De opbouw vanaf de laatste ijstijd
NAP 15 m -NAP Het huidig duinniveau De eerste strandwallen ca jr geleden 20 m -NAP Oud Hollands veen Onderliggende pleistocene afzettingen: de fundering voor bouwend Nederland Niveau pleistoceen: west NL ca. 20m –NAP, (Amsterdam ca. 55m –NAP) oost NL aan oppervlak De zeer globale doorsnede van het westelijk deel van Nederland maakt het mogelijk aan te geven op welk niveau een draagkrachtige laag wordt gevonden en dat deze naar het oosten toe bezien steeds dichter aan het oppervlak komt te liggen. In de omgeving van Nijmegen komen we op deze wijze bij het maaiveld aan. De opmerking over Amsterdam houdt verband met de nieuwe fundatie voor het centraal station waarbij pas op 60m diepte voldoende draagvermogen werd aangetroffen. Dit duidt aan dat op lokaal niveau grote verschillen kunnen worden aangetroffen die voortkomen uit zettingen die in het verleden zijn veroorzaakt en vervolgens voortdurend zijn gecompenseerd door jongere afzettingen.

11 De opbouw vanaf de laatste ijstijd
ca jr geleden NAP 5 m -NAP De zee wint terrein Het huidig duinniveau klei en zand en veen De invloed van de zeespiegelstijging, de aanvoer van zand vanuit zee, de overheersende windrichting de aanwezigheid van eb en vloed en de langzaam oplopende stranden maken het afzetten van strandwallen mogelijk. De achterliggende gebieden vormen een milieu waar klei kan bezinken en veenlagen kunnen aangroeien. De invloed van de rivieren vormt een zich voortdurend verplaatsende ontmoeting met het regiem vanuit de zee De opbouw vanaf de laatste ijstijd Vooral in het westen ontstaat veenvorming

12 De opbouw vanaf de laatste ijstijd
De huidige situatie Zware veenlagen NAP Oude en jonge strandwallen Klei, zand en veen We zijn nu aangekomen bij een doorsnede van het duinlandschap en de achterliggende gebieden waarin we de huidige situatie kunnen herkennen. Vooral de zware veenlagen in het westen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van het landschap. Hierop is de mens van grote invloed geweest t.g.v. het afgraven van dit veen met het doel dit als brandstof te gebruiken of daaruit zout te winnen. Uit constructief oogpunt bezien heeft men zich veel inspanningen getroost omwille van het ontwerpen van allerlei oplossingen t.b.v. het funderen van wegen en gebouwen. Ook de stabiliteit van dijken is nogal eens in het geding zodra deze deel uitmaken van een veenlandschap. . Achter de strandwallen afzettingen van klei, zand en veen Vooral in het westen ontstaan zware veenlagen

13 Duurzaam Grondgebruik
Gewenst proces Duurzame grondeigenschappen In alle richtingen hetzelfde gedrag De tijd als vriend Duurzaam Grondgebruik KANS Potentieel Met deze animatie wordt aangegeven dat bij de huidige bouwlocaties vaak slecht gebruik wordt gemaakt van het potentieel dat de ondergrond biedt. Door dit potentieel eerst in kaart te brengen en dan te besluiten op welke plaats de grootste belastingen moeten worden afgedragen ontstaat een duurzamer gebruik van het potentieel van de ondergrond. ? Gebruik Alg.Fonds

14 Eigenschappen van zand
Materiaal in Nederland: kwarts kwarts is harder dan staal Duinzand: gladde afgeronde korrels Rivierzand: ruwe hoekige korrels De eigenschappen van zand komen voort uit het materiaal van de korrels, de vorm van de korrels, de ruwheid van het oppervlak, de verschillen in korrelgrootte en type in één zandformatie en het poriëngehalte. Het laatste volgt uit de wijze waarop het zand is afgezet en de verschillen in korrelgrootte waaruit het mengsel is samengesteld. Uit deze gegevens komen zaken voort zoals het volumegewicht, het poriëngehalte en de samendrukbaarheid. Dit houdt tevens verband met het draagvermogen in termen van sterkte en zettingen.

15 Eigenschappen zand Afmetingen zandkorrels: 0,063 mm tot 2,00 mm
Poriëngehalte: 40 á 50 % nat zand kan dus voor 50% uit water bestaan Gewicht nat: 1700 tot 2000 kg/m³ Samendrukbaarheid: gering

16 Eigenschappen van klei
Een mengsel van kleiplaatjes en silt (fijn zand) Materiaal meestal Aluminiumsilicaten De potklei onder Groningen, de Löss van Limburg en de blauwe Zeeuwse klei verschillen in eigenschappen

17 Eigenschappen van klei
Afmetingen kleideeltjes < 0,003 mm Poriëngehalte: 60% of meer klei kan dus voor meer dan 60% uit water bestaan maar is slecht waterdoorlatend Uitdroging verandert de structuur Gewicht nat: 1400 tot 1700 kg/m³ Samendrukbaarheid: groot Omdat klei het product is van een chemische verwering kan dit op geen enkele wijze met zand worden vergeleken. De microscopisch dunne kleiplaatjes vormen een grondmassa met bijzondere eigenschappen; zoals een zeer groot poriëngehalte terwijl de waterdoorlatendheid tegelijkertijd zeer gering is. Een aantal eigenschappen zijn, net zoals die van zand, omschreven in diverse “standards”. Dit is een vereiste omwille van het kunnen maken van afspraken met diverse partijen die bij het maken van bouwwerkzaamheden zijn betrokken.

18 Eigenschappen van veen
Veenlagen in het zand van Maasafzettingen ten oosten van Raamsdonksveer Veen neemt als “grond”een bijzondere plaats in. Vooral in constructief opzicht vormt het een problematisch materiaal. Dit komt voort uit de uiterst geringe sterkte van de samenstellende delen en de daarbij behorende grote mate van vervormbaarheid. Hier is Nederland mee geconfronteerd bij het bezwijken van de veendijk bij Wilnis. Zetting berekeningen waarbij dikke veenlagen een rol spelen leveren niet zelden een uitkomst op waarbij de werkelijkheid, na het aanbrengen van de belasting, meer dan 40% afwijkt van het rekenresultaat. Veen kan dermate slap van structuur zijn dat het nat volumegewicht niet groter is dan dat van water. Dit soort veenlagen kan onder het eigen gewicht zeer grote zettingen ondergaan. In het westen van Nederland zijn polders bekend waarbij het landschap per jaar bijna 10 mm zakt. Het is dan ook de vraag hoe lang dit soort polders nog kunnen voortbestaan. veen is zetting gevoelig en laat moeilijk water door

19 Eigenschappen van veen
Materiaal van plantenresten: heide, mos, riet, bos en mengsels Gewicht (nat): 1000 á 1400 kg/m³ Waterdoorlatendheid: verticaal slecht; horizontaal soms vijf maal zo groot Uitdroging verandert de structuur Samendrukbaarheid: zeer groot

20 Draagvermogen en vervorming tot 2050
Grote verschillen Deze kaart die voortkomt uit een publicatie van TNO (zonder vermelding van auteursrecht), geeft aan welke vormverandering, gedurende een periode van 50 jaar het oppervlak van het Nederlands landschap zal ondergaan. Deze vormverandering komt voort uit zettingen van de grond, de tektoniek van het samenstel van platen waarvan Nederland deel uitmaakt en de vormverandering van de laag waarop deze platen rusten. De genoemde tektoniek heeft een vrij duidelijke relatie met belastingen van de ijsmassa’s in de glaciale perioden en het ontbreken daarvan in de huidige tijd. Een en ander betekent dat de Skandinavische landen enigszins worden verheven, terwijl Nederland daardoor juist zakt. Verwachting daling en stijging van Nederland tot 2050 Bron “De ondergrond van Nederland”. TNO

21 Terreinonderzoek volgens SBR 50
Kennis van de bodem verzamelen Kaarten, ervaringen en geotechnisch onderzoek Historie van terrein en gebouwen Hydrologische gegevens verzamelen Verkennen van terrein In kaart brengen van obstakels Onderzoek belendingen Milieuonderzoek De Stichting Bouw Research heeft richtlijnen gepubliceerd die een methodiek aansturen ten behoeve van het doen van relevante verkenningen voordat met bouwprojecten kan worden begonnen. De genoemde punten vormen een samenvatting van een uitgebreide lijst. Het spreekt vanzelf dat onder “het verkennen van terrein” nog vele noemers schuil kunnen gaan. Archeologisch onderzoek en het opzoeken van aanwezige kabels en leidingen (“KLIC”, valt tegenwoordig onder het kadaster) vormt daarvan slechts een gedeelte.

22 De Waalhaven De Waalhaven wordt voor de komende 30 jaar gezien als een kansrijk gebied om inhoud te geven aan de uitbreiding van Rotterdam Daarom dient dit gebied als referentie voor mogelijk te verrichten onderzoek Het Waalhaventerrein betreft een groot gebied aan de zuidzijde van Rotterdam. Dit grote gebied is vanaf de twintiger jaren van de vorige eeuw ontwikkeld als zeehaven. Ten gevolge van de voortgaande ontwikkeling van nieuwe diepe havens aan de zeezijde zoals Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2, is de relatief ondiepe Waalhaven en het omliggende terrein minder interessant geworden voor de bedrijvigheid die een haven eigen is. Dit soort gebieden, in de directe omgeving van de Nieuwe Maas levert echter wel een flink aantal “triple A” locaties op als gedacht wordt aan de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk. De Gemeente Rotterdam is dit al geruime tijd aan het onderzoeken. Om deze rede worden enkele aspecten daarvan in deze les als cases gebruik

23 Kennis van de bodem Stafkaart 2001 TMK 1906 Hoogheemraadschap
Het gebruik van goed topografisch materiaal is een eerste vereiste omwille van het verkennen van een locatie. In dit geval worden eerst de stafkaarten van 2001 en 1906 getoond, beide op een schaal van 1: Het huidige kaartbeeld levert echter in een aantal opzichten minder informatie op dan de kaart van De oude buitengewoon nauwkeurige stafkaarten zijn goed bruikbaar om landschapsdetails te ontdekken waarvan de kenmerken aan het oppervlak zijn verdwenen. De simulatie van een detail toont de contouren van de toekomstige Waalhaven en laat ook zien waar zich een oude begraafplaats bevond en op welke plaats in het verleden olie werd opgeslagen. De kaart van het Hoogheemraadschap Schieland leert dat dit soort kaarten in topografisch opzicht een sterk vertekend beeld tonen. Op detail niveau kunnen zij echter bruikbaar zijn, zoals voor het opsporen van oude dijkdoorbraken waardoor ter plaatse de oorspronkelijke structuur van de ondergrond verloren is gegaan. Schieland 1660

24 De bodemkaart van Nederland
Bodemkaarten van Nederland geven een beeld van de grondsoorten die in de bovenste laag, tot aan het oppervlak worden aangetroffen. Voor stedelijke en industriële gebieden is dit meestal zandgrond omdat dit als ophoogmateriaal is gebruikt. Buitengebieden zoals Bergschenhoek tonen een divers beeld. Dit geeft echter niet aan wat in de onderliggende lagen zou kunnen worden aangetroffen. De Waalhaven Bergschenhoek Een detail

25 Een profiel onder Rotterdam
ophoogzand jonge klei veen m.b.v. grond-boringen Een globaal geologisch profiel onder Rotterdam dat van het zuiden naar het noorden loopt geeft een indicatie van de enorme verscheidenheid aan grondsoorten en formaties die in een betrekkelijk klein gebied worden aangetroffen. Dit is eigen aan z.g. wadafzettingen waarbij t.g.v. de steeds wisselende loop van rivieren en kreken de omstandigheden waaronder verschillende materialen werden afgezet voortdurend veranderden. Gedurende relatief grote stroomsnelheden kon alleen grof zand bezinken. Zodra de stroomsnelheden afnamen of zo nu en dan tot stilstand kwamen zullen de fijnere materialen zoals kleideeltjes zijn afgezet. Tussen de kreken in zijn komgronden zijn ontstaan waarop veenvorming heeft plaats gevonden. Grondonderzoek m.b.v. boringen maken het mogelijk het onderliggende materiaal naar boven te brengen en in een laboratorium te onderzoeken. Van het resultaat kunnen foto’s worden gemaakt waardoor de grondsoorten in stukken van ca. 1,0m in beeld kunnen worden gebracht. kleiïg zand

26 Grondonderzoek ON SITE
Conusweerstand Wrijvingsgetal % Wrijving (MPa) Mv N.A.P. – 0,60 m Boorprofiel – 5, 0 Capaciteit per niveau reserveren – 10, 0 – 15, 0 – 20, 0 Interactie met constructeur Een aantal grondeigenschappen kan op locatie worden onderzocht. Voor dit doel worden o.a. sonderingen vervaardigd. Dit betekend dat een stalen buis met een genormeerd puntstuk in de grond wordt gedrukt waardoor de weerstand die wordt ondervonden als een spanning in een grafiek kan worden uitgezet. Dit sondeerdiagram (de rode lijn) maakt het mogelijk het draagvermogen van een fundering te berekenen. Het is echter tevens noodzakelijk een aantal grondboringen uit te voeren waardoor de verkregen grondmonsters in een geotechnisch laboratorium onderzocht kunnen worden. Zoals de sondering laat zien worden op verschillende niveaus verschillende grondweerstanden gemeten. Dit is een indicatie van het verschil in draagvermogen dat op diverse niveaus kan worden aangetroffen. Dit betekent dat het ten behoeve van een bouwwerk vereiste draagvermogen op verschillende locaties op een verschillende diepte wordt gevonden. Door het vroegtijdig inzetten van adviseurs kan worden voorkomen dat zware bouwconstructies worden gepland op plaatsen waar dit gezien het draagvermogen van de ondergrond erg ongunstig is. – 25, 0 – 30, 0

27 Laboratoriumonderzoek
samendrukken zeven ln p p2 z p1 p3 1 dag 10 dagen 2 3 100 dagen ’ c ’ n 1 Bezwijken in de rode zone 2 Een zeefproef geeft aan wat de korrelverdeling is van een zandmonster. Zoals bij de eigenschappen van zand is vermeld is dit van invloed op het draagvermogen. De proef waarbij een grondmonster bezwijkt geeft een relatie aan tussen de normaalspanningen die in een grondmonster zijn opgewekt in combinatie met de daarbij behorende schuifspanningscapaciteit. In globale termen kan worden opgemerkt dat hierdoor een indicatie wordt gekregen van de sterkte van de grondformatie waarvan het monster afkomstig is. Het resultaat van de samendrukkingsproef hoopt en voorspelling te geven van de te verwachten zettingen in relatie tot de opgebrachte spanningen. Deze spanningen kunnen voortkomen uit het opbrengen van grond of het afdragen va de belasting uit een fundering. bezwijken

28 De historie van terrein en opstallen
fase1 Historisch onderzoek ten aanzien van de opstallen die zich op een terrein hebben bevonden brengt mogelijke obstakels in beeld waardoor het risico voor toekomstige projecten ingeschat kan worden. Zoals op de eenvoudige tekeningen van fase1 en fase2 is te zien, is de haven voortdurend aangepast aan de zich voortdoende behoeften. Dit betekent dat de constructieve elementen die op dit moment aanwezig zijn niet maatgevend zijn voor hetgeen onder de grond en onder water kan worden aangetroffen. fase2 18,6 km kaden voor zeeschepen 287 kranen en 17 laadbruggen

29 Altijd on site verkennen
Het zelf fysiek bezoeken van een site door degenen die verantwoordelijkheid gaan dragen over te nemen stappen die constructief of anderszins ingrijpen in het landschap is absoluut noodzakelijk.

30 Zware gewapend betonnen opstal
Enkele voorbeelden van hetgeen aan gebouwen, kranen en kademuren in het havengebied wordt aangetroffen.

31 Stokoude kademuren, gefundeerd op caissons

32 Hoogtelijnen en milieuaspecten
Grote verschillen in diepte Milieuaspecten Oude bommen en munitie De hoogtelijnen van het havenbekken geven een indicatie van de grote verschillen in diepte. Dit betekent o.a. dat op veel plaatsen aanslibbing heeft plaatsgevonden. Vooral de oudere sliblagen kunnen aanzienlijk vervuild zijn. (in de zestiger jaren was er een recept in omloop dat aangaf hoe m.b.v. Maaswater foto’s ontwikkeld konden worden). Ten gevolge van gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog is bovendien de vraag gerechtvaardigd of er nog bommen en andere munitie in de bodem aanwezig zijn.

33 Alternatieve locaties ?
Stafkaart 2001 TMK 1906 Door op een ander haventerrein in te zoomen wordt aangegeven dat het verstandig is bij een onderzoek naar de bestemming van een gebied rekening te houden met alternatieven.

34 Geo-hydrologische gegevens
1,20 m - NAP 1,00 m - NAP 1,40 m - NAP 0,60 m - NAP 0,80 m - NAP De bovenste isohypsen onder Dordrecht 0,40 m - NAP Omdat de grondwaterstanden in een gebied grote verschillen kunnen vertonen zijn de grondwaterstanden in een zone met dezelfde opvoerhoogte met elkaar in verbinding gebracht. Hierdoor ontstaan equipotentiaallijnen van grondwaterstanden. Dit worden isohypsen genoemd. Het voorbeeld van het eiland van Dordrecht geeft aan in welke richting grondwaterstromen te verwachten zijn t.g.v. de verschillen tussen het potentiaal van de isohypsen. Vooral in heuvelachtige gebieden kan het van belang zijn hiermee rekening te houden als een bouwwerk een onderbreking zou kunnen vormen voor de ongehinderde afvoer van het grondwater. Isohypsen indiceren grondwaterstromingen

35 Nieuw land Bij het creëren van nieuw land voer men zelf de eigenschappen aan Maasvlakte II De nieuwe diepzeehaven van Rotterdam, 50 hectare In Nederland doet zich het wereldwijd bezien bijzondere verschijnsel voor dat m.b.v. “landreclamation” een nieuw stuk land wordt aangelegd. De kwaliteit van het nieuwe land is in constructieve zin afhankelijk van de oude bestaande ondergrond maar t.b.v. de opbouw van het opgehoogde gebied kan gebruik worden gemaakt van verschillende grondkwaliteiten die deel uitmaken van de zandformaties die in zee worden aangetroffen.

36 (met bulldozer verdicht)
Zand deponeren Rainbowen (los gestort) Walpersen (met bulldozer verdicht) De wijze waarop grond op een locatie wordt aangebracht is mede bepalend voor de kwaliteit van het op te bouwen grondlichaam. In dit opzicht is er geen verschil tussen natuurlijke afzettingen of kunstmatige zoals op de dia’s. De sleephopperzuiger is aan het rainbowen, waardoor het zand direct in het water valt en als een “dichtheidsstroom” op de bodem beland. De wijze van bezinken heeft een relatie met de zettingen die het opgebrachte zand later nog zal ondergaan. Op de onderste dia stroomt het zandmengsel direct uit een pijpleiding. Hierdoor bezinkt het snel. Op de achtergrond is te zien dat het bezonken zand voortdurend door een bulldozer wordt verdicht. Hierdoor ontstaat een stabiel zandpakket dat in een later stadium van het gebruik van het haventerrein vrijwel niet meer zal deformeren. Het soort zand en de wijze van deponeren bepalen de eigenschappen


Download ppt "Kennis- en Onderwijscentrum Bodem en Ondergrond"

Verwante presentaties


Ads door Google