Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJoanna Moens Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
4. Financiering en financieel beleid1 Vermogensbehoefte (p. 96) •hangt af van: –soort bedrijf •veel ruimte en/of machines nodig? –grootte van bedrijf •Philips of de lokale Gall & Gall
2
4. Financiering en financieel beleid2 Eigen vermogen (p. 97) •blijft permanent in bedrijf •door niemand op te vragen •basis voor financiering
3
4. Financiering en financieel beleid3 Vreemd vermogen (p. 97) •tijdelijk beschikbaar –van kredietgevers •twee varianten –kort vv< 1 jaar –lang vv> 1 jaar
4
4. Financiering en financieel beleid4 Vormen van vreemd vermogen (p. 97) •kort –leverancierskrediet –belastingschuld –bankkrediet (rekening-courant) •regeling borgstelling MKB-kredieten •besluit bijstandsverlening zelfstandigen •lang –hypothecaire lening –particuliere lening (achtergesteld)
5
4. Financiering en financieel beleid5 Samenvatting •balans = altijd in evenwicht! •rechterzijde –creditzijde = passiva –eerst EV, dan VV –vermogensbronnen •linkerzijde –debetzijde = activa –gebruik van vermogen (bedrijfsmiddelen)
6
4. Financiering en financieel beleid6 4.2 Liquiditeit Een onderneming is liquide als ze haar schulden op tijd kan betalen. •werkkapitaal •liquiditeitsbalans
7
4. Financiering en financieel beleid7 Liquiditeitsbalans VASTE BEDRIJFSMIDDELENLANG VERMOGEN VLOTTENDE BEDRIJFSMIDDELEN KORT VERMOGEN
8
4. Financiering en financieel beleid8 Liquiditeitsbalans VASTE BEDRIJFSMIDDELEN € 330.000,- LANG VERMOGEN € 370.000,- VLOTTENDE BEDRIJFSMIDDELEN € 110.000,- WERKKAPITAAL KORT VERMOGEN € 70.000
9
4. Financiering en financieel beleid9 Werkkapitaal •groot werkkapitaal = grote liquiditeit –verschil tussen lang vermogen en vaste activa –"overschot" = werkkapitaal •minimum werkkapitaal nodig –voor liquiditeit
10
4. Financiering en financieel beleid10 Current ratio (p. 103) •schulden betalen uit vlottende activa –minimaal 1,5 = OK –CR = 1 geen werkkapitaal –CR < 1 negatief werkkapitaal
11
4. Financiering en financieel beleid11 Quick ratio (p. 104) •eenvoudiger dan current ratio •schulden betalen uit vorderingen + betaalmiddelen –circa 1 = OK
12
4. Financiering en financieel beleid12 Kernen (p. 104) •goederenkern –minimum voorraad waar altijd geld in "vast zit" •debiteurenkern –minimum bedrag aan vorderingen dat altijd open staat •financieren met werkkapitaal –werkkapitaal = lang vermogen) –werkkapitaal > kernen
13
4. Financiering en financieel beleid13 4.3 Solvabiliteit (p. 108) Een onderneming is solvabel als ze in staat is het vreemde vermogen volledig terug te betalen. •verhouding eigen vermogen / totaal vermogen •E.V. = "stootblok" voor de "eerste klap"
14
4. Financiering en financieel beleid14 Kengetal solvabiliteit (p. 109) •30% zal meestal voldoende zijn •krediet is vertrouwenszaak –betrouwbare ondernemer? –capaciteiten ondernemer?
15
4. Financiering en financieel beleid15 Bewaken van solvabiliteit (p. 109) •kengetal = momentopname •vergelijken per periode: –van jaar tot jaar –van kwartaal tot kwartaal –van … tot … •LET OP: rekenen met –procentPUNTEN –procenten
16
4. Financiering en financieel beleid16 Invloeden solvabiliteit (p. 111) •groei van het bedrijf –financieren met vreemd vermogen: solvabiliteit zal dalen •inflatie –prijzen stijgen investeringen vragen meer vreemd vermogen •slechte bedrijfsresultaten –winst onvoldoende voor privé-opname? •eigen vermogen daalt •solvabiliteit daalt
17
4. Financiering en financieel beleid17 4.4 Cashflow (p. 114) •nodig voor groei en/of tegenvallers •cashflow gebruiken voor: –investeringen vaste activa –verhogen vlottende activa –aflossingen vreemd vermogen (lang en kort) –privé opname (1-manszaak) of dividend (BV) cashflow = nettowinst + afschrijvingen
18
4. Financiering en financieel beleid18 Cashflow bij de eenmanszaak (p. 114) •omzet -/- directe kosten = brutowinst •bedrijfskosten betalen uit brutowinst: –personeel –huisvesting –afschrijving –overig
19
4. Financiering en financieel beleid19 Afschrijving (p. 115) •waardevermindering van vaste activa •geen uitgave, wel kosten •afschrijvingsbedrag blijft in het bedrijf •nettowinst + afschrijving = cashflow
20
4. Financiering en financieel beleid20 Gebruik van cashflow (p. 116) •eindbalans toont gebruik van cashflow: –verandering vaste activa? –verandering vlottende activa? –afname vreemd vermogen? –privé opname? •verschil beginbalans en eindbalans: –kasstroomoverzicht (p. 117) •niet-bestede deel van cashflow: –liquide middelen (kas & bank)
21
4. Financiering en financieel beleid21 Cashflow bij de BV (p. 119) •principe cashflow gelijk aan eenmanszaak –zelfde balansposten –ook nettowinst •verschil = nettowinst –nettowinst altijd lager dan eenmanszaak •salaris directeur •BV betaalt belasting
22
4. Financiering en financieel beleid22 4.5 Rentabiliteit van vermogen (p. 122) •rentabiliteit –sparen bij de bank? –beleggen in …? –investeren in bedrijf?
23
4. Financiering en financieel beleid23 4.5.2 RTV (p. 122) •bedrijfsresultaat: –winst voor aftrek rente vreemd vermogen –te vinden in exploitatieoverzicht •gemiddeld totaal vermogen: –(eindbalans + beginbalans)/2
24
4. Financiering en financieel beleid24 4.5.3 REV (p. 124) •netto winst –winst voor belasting min VpB –te vinden in exploitatieoverzicht •gemiddeld eigen vermogen: –(eindbalans + beginbalans)/2
25
4. Financiering en financieel beleid25 RTV en REV: voor wie? RTV –interessant voor kredietverschaffers –afwegen opbrengst tegen belegging –extra rendement moet risico compenseren –belangrijk voor verschaffen (extra) vreemd vermogen REV –interessant voor eigenaren c.q. aandeelhouders –afwegen opbrengst tegen staatslening –extra rendement moet risico compenseren
26
4. Financiering en financieel beleid26 4.6 Bankkrediet (p. 127) •rekening-courant –"lopende rekening" –bijboeken & afboeken –tegoed •lage rente vergoed door bank –schuld = "rood staan" •hoge rente betalen •kredietlimiet = maximum
27
4. Financiering en financieel beleid27 4.6.2 Zekerheidsstelling (p. 128) •zekerheidsstelling –voor vrijwel elk bankkrediet –krediet zonder zekerheid = blanco krediet •vormen van zekerheidsstelling •gebouwen, inventaris, machines, auto's, effecten, vorderingen, polissen levensverzekeringen, borgstelling
28
4. Financiering en financieel beleid28 4.6.2 Zekerheidsstelling (p. 128) •hypothecair krediet –bedrijfspand (eigendom) –overwaarde verplicht –krediet maximaal 60% van verkoopwaarde •effectenkrediet –overwaarde verplicht –krediet maximaal 60% van koerswaarde
29
4. Financiering en financieel beleid29 4.6.2 Zekerheidsstelling (p. 128) •vorderingen op debiteuren –vorderingen als onderpand bieden –niet aan debiteuren mededelen •borgstelling –persoonlijk •bijv. familielid staat garant voor terugbetaling –door de staat •Regeling Borgstelling MKB-Kredieten 1988
30
4. Financiering en financieel beleid30 4.6.3 Factoring (p. 129) •verkopen van vorderingen –aan factor •eigen bank •factormaatschappij –tegen contant geld –alle vorderingen verkopen •niet alleen de lastige gevallen wegschuiven –vordering gaat geheel over •niet meer als zekerheid te geven
31
4. Financiering en financieel beleid31 4.7 Leverancierskrediet (p. 132) •ontstaat vanzelf –levering eerder dan betaling –betalingstermijn •kredietkosten •betaling binnen 8 dagen –geen kosten, want "contante betaling" •betaling na 8 dagen –rente –risico van wanbetaling –korting voor contante betaling –kredietbeperkingstoeslag
32
4. Financiering en financieel beleid32 4.7.2 Korting contante betaling (p. 132) •kredietkosten •in prijzen van artikelen verwerkt •snelle betaling = factuurbedrag min korting •korting aftrekbaar van factuurbedrag •bij betaling binnen korte termijn •totale factuurbedrag betalen •bij betaling binnen betalingstermijn
33
4. Financiering en financieel beleid33 4.7.3 Kredietbeperkingstoeslag (p. 133) •kredietkosten •apart op factuur •snelle betaling = factuurbedrag min korting •korting aftrekbaar van factuurbedrag •bij betaling binnen korte termijn •totale factuurbedrag betalen •bij betaling binnen betalingstermijn
34
4. Financiering en financieel beleid34 4.7.4 Kosten leverancierskrediet (p. 135) •voordelen t.o.v. bankkrediet –leverancier = kredietgever •geen apart krediet aanvragen –geen onderpand nodig •nadeel –gemakkelijk verkrijgbaar prijs van dit krediet? vergelijking met rekening-courant
35
4. Financiering en financieel beleid35 4.7.5 Leveranciers & Afnemers (p. 136) •leverancierskrediet –verstrekt door leveranciers •afnemerskrediet –verstrekt aan afnemers –vorderingen op debiteuren debetcredit -debiteuren -vooruitbetalingen aan leveranciers -crediteuren -vooruitbetalingen van afnemers
36
4. Financiering en financieel beleid36 4.8.1 Vormen van leasing (p. 139) •bedrijfsmiddelen financieren: –lang vermogen nodig –bank meestal maximaal 50% –dus: 50% zelf opbrengen •leasing –bedrijfsmiddel 100% financieren = leasing –2 hoofdvormen •operational lease •financial lease
37
4. Financiering en financieel beleid37 4.8.1 Operationele leasing (p. 139) •vergelijkbaar met huur –betalen voor het gebruik •kenmerken operationele leasing –omvat in elk geval •rente •afschrijving •administratie •koopoptie bij einde contractduur –full service leasing •ook onderhoud, reparatie, verzekering etc.
38
4. Financiering en financieel beleid38 4.8.1 Financiële leasing (p. 140) •vergelijkbaar met aankoop –100% lening van leasemaatschappij –zekerheid = stil pandrecht •kenmerken financiële lease –aflossing lening gekoppeld aan afschrijving –koopovereenkomst samen met kredietovereenkomst –leasebedrag •aflossing •rente, risico, overige (bank)kosten
39
4. Financiering en financieel beleid39 4.8.2 Leasing en financiering (p. 140) •voordeel van leasing –werkkapitaal blijft gelijk –geen financiering met "eigen" geld nodig •invloed op balans –operationele lease: •geen –financiële lease: •bedrijfsmiddelen omhoog (zie p. 140/141) •vreemd vermogen omhoog (zie p. 140/141)
40
4. Financiering en financieel beleid40 4.9 Consumptief krediet (p. 142) •gespreide betaling –aanbetaling –rest: in termijnen •consumptief krediet –onderpand = het product –kostbaar •winkelprijs plus kredietkosten –rente –risico –administratie
41
4. Financiering en financieel beleid41 4.9 Consumptief krediet (p. 142) •gespreide betaling –aanbetaling –rest: in termijnen •consumptief krediet –onderpand = het product –kostbaar! •winkelprijs plus kredietkosten –rente, risico, administratie •uitrekenen als % van gemiddeld geleend bedrag
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.