Download de presentatie
GepubliceerdLodewijk Boender Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Minor Financieel Advies en Ondersteuning, 2012-2013
Belastingrecht Minor Financieel Advies en Ondersteuning,
2
Belastingrecht Blok 1
3
Belastingrecht - literatuur
Inkomstenbelasting, theorieboek Inkomstenbelasting, werkboek Tip: Belastingalmanak van Elsevier
4
Agenda blok 1 belastingrecht
Week 1: H 1 en 2 Week 2: H 4 (4.19 t/m 4.46) en H11 Week 3: H 3 en 4 (4.1 t/m 4.19) Week 4: H 5 en 6 Week 5: H 7 en 9 Week 6: aangifte inkomstenbelasting Week 7: aangifte inkomstenbelasting en tentamentraining
5
Inleiding in het belastingrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding in het belastingrecht
6
De plaats van het belastingrecht in het nederlandse rechtstelsel
7
Financiering van de overheid
Belangrijkste doel belastingheffing: Financiering van de overheid. Nevendoelen: Bereiken van sociaal / financieel / economische doeleinden De nevendoelen wordenn bereikt door via belasting een positieve of negatieve prikkel te geven aan de belastingbetaler: Doel: minder luchtvervuiling (milieu) middel: investeringssubsidie op milieu vriendelijke bedrijfsmiddelen (via belasting verlaging enerzijds stimulans bieden, niet gestiumuleerde bedrijfsmiddelen worden zo minder aantrekkelijk) middel: schone auto: geen motorrijtuigen belasting minder bijtelling privé gebruik.
8
Financiering van de overheid
Inkomsten van de overheid 246 Uitgaven van de overheid 270 Tekort Bron: begroting 2011 (alle bedragen x 1 Mrd)
9
Financiering van de overheid: Inkomsten
Via Belastingdienst Belastingen Sociale premies Volksverzekeringen Werknemersverzekeringen Niet via belastingdienst Overige inkomsten Retributies
10
Inkomsten van de overheid
Indirecte belastingen 69 mrd Directe belastingen 63 mrd Premies mrd Via belastingdienst mrd Andere inkomsten 27 mrd - aardgasbaten - overheidsondernemingen - overheidsdeelnemingen
11
Opbrengst indirecte belastingen 68,7 MRD
kostprijsverhogende belastingen: Omzetbelasting (BTW) ,6 Accijnzen ,3 Belastingen van rechtsverkeer 3,0 Belastingen op milieugrondslag 4,4 Belastingen op Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) ,0 Motorrijtuigenbelasting ,6 Invoerrechten ,3 Verpakkingenbelasting ,3 Overige indirecte belastingen 0,3 Bij deze sheet kan je aandacht geven aan het onderscheid directe, indirecte, kostprijsverhogende,objectieve, tijdvak- en tijdstip belasting
12
Opbrengst directe belastingen, premies en niet belastingbaten
Belasting op inkomen, winst en vermogen. Loon- en inkomstenbelasting 46,4 Vennootschapsbelasting 12,4 Dividendbelasting ,6 Erf- en schenkbelasting 1,5 Kansspelbelasting ,6 Premies Volksverzekering 37,1 Werknemersverzekering 49,5 Niet-belastingontvangsten 27,4 verkopen gas staatsbedrijven/deelneminge Retributies Premies volksverzekering: AOW, ANW, AWBZ, wordt geheven van alle inwoners van Nederland< 65 jaar. Heffing gaat “ongezien” via loon- en inkomstenbelasting. Inwoners van Nederland zonder loon/inkomen zijn toch verzekerd (zij krijgen AOW uitkering van af 65 jaar etc.) Premies werknemersverzekering: WW, WIA etc. Inhouding via loon.
13
Financiering van de overheids Uitgaven 270,1 MRD
Zorg ,6 Sociale zaken, zekerheid en arbeidsmarkt 71,1 Onderwijs, cultuur en wetenschap 33,9 Gemeente- en provinciefonds ,8 Infrastructuur en milieu/infrastructuur 12,0 Buitenlandse zaken/internationale samenwerking 11,9 Veiligheid en justitie ,4 Nationale schuld (rente) ,3 Defensie ,9 Financien ,1 Economische zaken, landbouw en innovatie 5,8 Binnenlandse zaken en koningkrijksrelaties 5,3 Overige begrotingen/uitgaven ,9 Kas- transverschillen ,9 Slechts ter illustratie. Niet te veel tijd aan besteden.
14
Plaats van het belastingrecht
(Bijna) niemand betaalt graag belasting. De belastingwet “dwingt” de belastingplichtige mee te werken aan de totstandkoming van belastingheffing. Belastingrecht, ook wel publiekrecht of dwingend recht genoemd, regelt de verhouding tussen overheid en belastingbetaler. Publiekrecht kenmerkt zich door dwingendrechtelijke verplichtingen en sancties bij niet nakoming van die verplichtingen. Dwang is kenmerkend voor publiek recht. De burger kan zich niet aan de werking van de belastingwet onttrekken. Voorbeeld: als iemand een belastingbiljet inkomstenbelasting invult dan dient dit op correcte wijze te gebeuren. Wordt een aangifte uitgereikt (of aangevraagd) dan moet dit correct ingevuld en tijding ingeleverd worden. Is de invulling opzettelijk niet correct dan is dit een misdrijf waarop een boete of gevangenisstraf staat. Wordt een aangifte te laat ingeleverd dan is dit een verzuim waarop een boete staat. Het fiscaal strafrecht vormt onderdeel van de AWR en geldt voor alle belastingwetten.
15
Twee stellingen Stelling I: Ik mag blij zijn dat ik belasting moet betalen. Stelling II: ik vind het erg dat ik belasting moet betalen.
16
Beginselen van belastingrecht
Draagkrachtbeginsel Profijtbeginsel Beginsel van de minste pijn Beginsel van bevoorrechte verkrijging
17
Het boxenstelsel Box 1: inkomen uit werk en woning (progressief tarief) Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang (tarief 25%) Box 3: inkomen uit sparen en beleggen (tarief 30% over 4% verondersteld rendement)
18
Box 1: werk en woning + Winst uit onderneming + Belastbaar loon
+ Belastbaar resultaat overige werkzaamheden + Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen + Belastbare inkomsten eigen woning + Negatieve uitgaven inkomensvoorzieningen + Negatieve persoonsgebonden uitgaven - Aftrek geen/geringe eigen woningschuld - uitgaven inkomensvoorziening - Persoonsgebonden aftrek /+ Inkomen uit werk en woning Te verrekenen verlies uit werk en woning /- Belastbaar inkomen uit werk en woning
19
Subject, object en drager van belasting
soort Inkomsten belasting Natuurlijk persoon Belastbaar inkomen Direct, tijdvak, aanslag Loon belasting Werknemer inhoudings- plichtige Belastbaar loon werknemer Direct, tijdvak, aanslag Vennootschaps belasting Lichamen Belastbaar bedrag Lichaam Omzet belasting Ondernemer Vergoeding Afnemer prestatie Indirect (kostprijs verhogend) tijdvak, aangifte Erf belasting Verkrijger verkrijging Tijdstip, aangifte Kernvragen bij iedere belasting: Tot wie richt de belastingwet zich, wie betaalt de belasting: wie is het subject? (IB: natuurlijke persoon, LB: werknemer, inhoudingsplichtige, VpB: lichaam; OB: ondernemer). Waarover wordt belasting betaald: het object; de grondslag Is degene die de belasting betaalt ook degene die de belasting in zijn portemonee voelt: de drager voelt de belasting in zijn portemonnee. IN de omzetbelasting wordt de ondernemer gebruikt als kassa-lade van de fiscus. De BTW wordt met de prijs van het product/dienst betaalt door de afnemer. De afnemer draagt de belasting (voelt deze in zijn portemonnee) De ondernemer is slechts een doorgeefluik van de omzetbelasting.
20
Algemene bepalingen en raamwerk Wet IB 2001
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen en raamwerk Wet IB 2001
21
Raamwerk Inkomstenbelasting
Subject inkomstenbelasting: Natuurlijke personen (art. 1.1 IB) a. inwoner van Nederland (art. 2.1 IB) b. niet-inwoner van Nederland met Nederlands inkomen (art IB) De IB wordt benaderd door eerst het raamwerk (= de opbouw van de wet) te bespreken en daarna worden de diverse boxen, aftrekken etc. besproken. Buitenlandse belastingplicht wordt niet verder behandeld. Dit valt buiten de context van de cursus. Geef onderscheid lichaam vs natuurlijke persoon aan. Volgende ezelsbruggetje blijft wellicht hangen: Vraag aan een persoon of hij een persoon is: alleen de natuurlijke persoon zal antwoorden met: Natuurlijk ben ik een persoon. Samenwerkende natuurlijke personen zijn ieder voor zich een natuurlijke persoon voor de IB. Wordt de samenwerking vorm gegeven in een lichaam dan geldt de vpb voor het lichaam.
22
Woonplaats Feitelijke omstandigheden omstandigheden bepalen of een natuurlijke persoon in Nederland woont (art. 4 AWR) Woonplaatsficties: naar buitenland, binnen jaar weer terug diplomatenfictie Woonplaatsficties worden niet verder behandeld. Kennis van het bestaan van de ficties volstaat. Feitelijke omstandigheden waar iemand woont: Waar woont partner / kinderen - waar staat woonhuis Waar staat iemand ingeschreven -waar wordt gebankierd -waar is iemand lid van verenigingen -wat is het postadres Samenvevat: de omstandigheden wijzen een sociaal economisch centrum van iemands leven aan. Dit is de plaats waar iemand naar omstandigheden beoordeeld woont.
23
Object inkomstenbelasting (Drie boxen)
Box 1 (art. 2.3) belastbaar inkomen uit werk en woning. Tarief progressief. 2 tarieven: < 65 jaar en > 65 jaar Box 2 (art. 2.3) belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Tarief 25% Box 3 (art. 2.3) belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. 4% van het vermogen wordt belast tegen 30%. Effectief tarief 1,2% De Wet inkomstenbelasting kent drie boxen. In ieder van de boxen worden één of meer bronnen van inkomsten behandeld. Het totaal van de inkomsten per box wordt naar een zelfde fiscale regime, dat voor de gehele box geldt in de fiscale heffing begrepen. De boxen hebben ieder een eigen tarief. Box 1 veruit de belangrijkste box kent een tarief voor 65+ en één voor 65-. Het verschil in tarief wordt verklaard doordat inwoners ouder dan 65 geen premie AOW meer betalen. Het tarief in box 1 is progressief. Het toptarief is 52%. Het toptarief wordt bereikt in vier stappen (schijven). IN de eerste twee schijven wordt tevens de premie volksverzekering geheven.
24
Drie boxen (1) Belasting wordt geheven over de inhoud van de drie boxen: de heffingsgrondslag. De heffingsgrondslag wordt gedetailleerd in de wet inkomstenbelasting omschreven. Wat in een box tot de heffingsgrondslag behoort kan niet in de heffingsgrondslag van een andere box begrepen worden. Box arbitrage Bij twijfel in welke box een inkomstenbestanddeel moet worden ingedeeld gaat box 1 voor aan box 2 en 3. Box 2 gaat voor box 3. Het tariefverschil tussen de boxen maakt het aantrekkelijk om bijvoorbeeld box 1 inkomen naar box 3 te schuiven. De wetgever heeft dit voorzien en heeft maatregelen getroffen.
25
Drie boxen (2) Belasting wordt geheven zodra het inkomen “genoten” is. D.w.z. veelal op het eerste moment dat de belastingplichtige in juridische zin kan zeggen: het is van mij. In art IB zijn de genietingsmomenten opgesomd: - ontvangst - verrekend - ter beschikking gesteld - rentedragend - vorderbaar en inbaar Vraag voor de studenten: Jan heeft met een opdrachtgever de volgende afspraak: Jan declareert € 100 per gewerkt uur. Voor iedere 10 gedeclareerde uren krijgt jan recht op een uitkering in 2015 van € 50. Aan het eind van 2009 krijgt Jan de mededeling van zijn opdrachtgever dat 120 uren door hem gedeclareerd zijn en dat een recht van 12 * € 50 = € 600 is opgebouwd. Is de € 600 door Jan genoten? Antwoord: Nee. Het geld is niet ontvangen, genoten verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend, vorderbaar of inbaar geworden. Bij ontvangst vloeit het inkomen naar de genieter van het inkomen. Bij verrekening van inkomen wordt als het ware een kasrondje toegepast: eerst ontvangt de genieter het inkomen en betaalt met het inkomen een derde Bij ter beschikking stellen kan de genieter over het inkomen beschikken: hij heeft genoten. Rentedragend: de bijgeschreven rente komt toe aan de genieter. De hoofdsom wordt nu ook geacht aan de genieter toegevallen te zijn. Probleem is een rentedragende niet opeisbare vordering.
26
Vraag 1 Jan heeft met een opdrachtgever de volgende afspraak: Jan declareert € 100 per gewerkt uur. Voor iedere 10 gedeclareerde uren krijgt Jan een uitkering in 2015 van € 50. Aan het eind van 2012 krijgt Jan de mededeling van zijn opdrachtgever dat 120 uren door hem gedeclareerd zijn en dat een recht van 12 x € 50 = € 600 is opgebouwd. Is de € 600 door Jan genoten?
27
Vraag 2 Jan (uit vraag 1) heeft een schuld bij P. Zij spreken af dat Jan 1 uur per week bij P werkt en dat daarmee de schuld is voldaan. Is hier sprake van genieten?
28
Vraag 3 Jan werkt op maandag 6 uur bij klant Q. Jan declareert altijd aan het eind van de maand. Als Jan thuiskomt, belt Q hem op en zegt dat het geld al voor hem klaar ligt en dat Jan het op kan komen halen. Is deze 6 uur x uurtarief door Jan genoten?
29
Drie boxen/3 Inkomen kan in geld maar ook op andere wijze, in natura, genoten worden. Natura inkomen wordt als regel tegen de waarde in het economisch verkeer in de belastinggrondslag opgenomen. In de inkomstenbelasting niet winstsfeer zijn de belangrijkste natura inkomensbestanddelen: privé gebruik auto en genot eigen woning. Deze worden later behandeld. Voorbeelden: Jan krijgt als beloning voor zijn diensten drie zakken wortelen en € De zakken wortelen kosten € 50/stuk. Welk inkomen is genoten? Antwoord: € € 150 = € 1.650 Katrien krijgt van haar werkgever het recht om voor 31 december 2010, 10 kaartjes voor de Efteling te kopen voor € 2,50/stuk. De kaartjes kosten anders € 27,50/stuk. Het recht kan alleen uitgeoefend worden als Katrien op besteldatum in dienst van de werkgever is. Antwoord: voorwaardelijk inkomen: Katrien moet in dienst zijn. Zodar Katrien besteld geniet zij een belast voordeel van € 250. Jan is manager van een BV. Op rustige dagen verzorgt de portier van de BV de privétuin van Jan. Een professionele tuinier zou € 300 in rekening brengen. Antwoord: inkomen € 300.
30
Vraag 4 Jan krijgt als beloning voor zijn diensten 3 zakken wortelen en € De zakken wortelen kosten € 50 p/s. Welk inkomen is genoten? Katrien krijgt van haar werkgever het recht voor kaartjes voor de Efteling te kopen voor € 2,50 p/s. De kaartjes kosten normaal € 27,50 p/s. Het recht kan alleen worden uitgeoefend als Katrien op de besteldatum nog in dienst is van de werkgever. Welk inkomen is genoten?
31
Tarieven 2012 incl. premies box 1 voor en na 65 jarige leeftijd
Inkomen box 1 < 65 >65 Van Tot % Max 18.945 33,10 6.270 15,20 2.879 33.863 41,95 12.528 24,05 6.466 56.491 42,00 22.031 15.969 En verder 52,00 Het verschil in heffingspercentages wordt veroorzaakt doordat van personen ouder dan 65 geen premies AOW geheven wordt. >65 betalen wel premie ANW en AWBZ.
32
Drie boxen Box 1 inkomen * tarief = Belasting
Box 3 grondslag* tarief = Belasting + Verzamelinkomen Belasting Af: Heffingskortingen Af: Voorheffingen Af: Voorl. Aanslagen Te betalen/te krijgen
33
Belastingberekening 2012 (1)
Box 1 inkomen € Box 2 inkomen € Box 3 grondslag € Heffingskortingen € 0 Voorheffingen € 0 Voorl. Aanslagen € 0 Hoeveel belasting is verschuldigd/wordt teruggekregen indien: a. jonger dan 65 b. ouder dan 65 De voorbeelden dienen inzicht te bieden in het verschil in tariefstructuur voor 65+ en 65-. De personal financial planner dient dit verschil te kennen om het “voordeel”van pensioen (of meer algemeen: uitstel van inkomsten te kennen. Het voorbeeld is hier zonder heffingskortingen voorheffingen en voorlopige aanslagen. Deze komen in het tweede voordeel aan de orde: doel is de werking van de heffingskortingen, voorheffingen en voorlopige aanslagen te demonstreren. Jonger dan 65: Ouder dan 65 Box 1 : 0 – : 33,45% € ,55% € 2.832 – ,95% € ,05% € – ,00% € % € 5.150 Totaal box 1 € € Box 2 € % € € Box 3 € ,2% € € Totale belasting € €
34
Belastingberekening 2012 (2)
Box 1 inkomen € Box 2 inkomen € Box 3 grondslag € Heffingskortingen € Voorheffingen € Voorl. Aanslagen € (al ontvangen) Hoeveel belasting is verschuldigd/wordt teruggekregen indien: a. jonger dan 65 b. ouder dan 65 De bedragen heffingskorting zijn in dit voorbeeld fictief. Het gaat om de werking van de kortingen. Voorheffingen: Loonbelasting, dividendbelasting (soms kansspelbelasting) zijn voorheffingen op de inkomstenbelasting. De bruto inkomsten (loon, box 1; dividend, box 3; prijs, in winst) zijn verwerkt in de berekening van de verschuldigde belasting. De Voorheffingen mogen in aftrek komen. De voorlopige aanslag wordt verrekend met de berekende belasting. Een voorlopige aanslag wordt afgetrokken van de belasting belasting (minus heffingskortingen en voorheffingen). Dit houdt in dat een negatieve aanslag in feite wordt bijgeteld (twee keer min teken). < 65 > 65 Belasting over verzamelinkomen € € Heffingskortingen Voorheffingen Voorl. Aanslag totaal € €
35
Heffingskortingen (1) Algemene heffingskorting Arbeidskorting
Doorwerkbonus Inkomensafhankelijke combinatiekorting Ouderschapsverlofkorting Heffingskortingen alleen Algemene heffingskorting en arbeidskorting behandelen. Overige kortingen: zelfstudie voor studenten. Overdracht van de alg. heffingskorting aan partner behandelen. De AOW component in de alg. heffingskorting behandelen.
36
Heffingskortingen (2) Alleenstaande-ouderkorting
Jonggehandicaptenkorting Ouderenkorting Alleenstaande-ouderenkorting Levensloopverlofkorting
37
Toerekeningsregels Toerekening tussen:
Ouders en hun minderjarige kinderen partners onderling De toerekening als mogelijkheid bespreken. Bij de diverse inkomstencategorieen komen we op de partnertoerekening terug. Partner toerekening niet verplicht. Wel verstandig indien dit tot belastingreductie kan leiden. Voorbeeld Man, ouder dan 65 heeft inkomen van € Echtgenote, jonger dan 65 heeft inkomen € Negatieve inkomsten eigen woning € Optimalisatie wordt bereikt door de man € toe te delen (42% schijf) en de partner € (41,95 schijf , man heeft hier 24,05% schijf) Parnter heeft inkome dat tegen
38
Partnerregeling Fiscaal partnerschap Gehuwden
Ongehuwd samenwonenden (onder bepaalde voorwaarden) Samenlevingsovereenkomst (van rechtswege) Samen een kind hebben Een van de partners een kind heeft en de ander dit kind heeft erkend Men als partners staan geregistreerd bij pensioenfonds Men samen eigenaar is van een woning die als hoofdverblijf dient Gehuwden: altijd partner tenzij duurzaam gescheiden levend
39
Enkele belangrijke begrippen (2)
In belangrijke mate onderhouden van kinderen (art. 1.5 Wet IB) -> € 408 per kwartaal Lijfrente en pensioenregeling (art. 1.7 Wet IB) Wederzijdse erkenning (art. 1.8 Wet IB 2001)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.