Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdLouisa Brabander Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
OEFENINGEN BIJ HET OPLEIDINGHANDBOEK MZG
Een realisatie van de cel ‘audit verpleegkunde’ van de dienst data management DG1 Concept en redactie Lieven De Maesschalck Brigitte De Maerteleire Josine Morren – Gustin Luce Hofmann Eddy Terryn
2
Bescherming van auteursrechten
Dit document is auteursrechterlijk beschermd door de wet van 30 juni 1994 m.b.t. het auteursrecht (B.S. 27 juli 1994; Err. B.S. 22 november 2004). Elk gebruik of reproductie, zelfs gedeeltelijk, van dit werk voor commerciële doeleinden is totaal verboden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
3
Inhoudstafel (1/5) Item c 400 (+ link) ontbreekt Terminologie
Item A100: Lichamelijke oefeningen Item B100: Zorgen aan het kind (< 5 jaar) m.b.t. de uitscheiding Item B210: Urinaire uitscheiding: het opvolgen v/d mictie van de urinair continente patiënt Item B220: Urinaire uitscheiding: ondersteuning van de urinair continente patiënt Item B230: Urinaire uitscheiding: zorg bij de urinair incontinente patiënt Item B240: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma Item B250: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde Item B300: Uitvoeren van een blaassondage Item B410: Fecale uitscheiding: het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt Item B420: Fecale uitscheiding: ondersteuning van de fecaal continente patiënt Item B430: Fecale uitscheiding: zorgen bij de fecaal incontinente patiënt Item B440: Fecale uitscheiding: zorgen mbt fecaal stoma/pouch Item B500: Toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie Item B600: Educatie m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding Item C110: Installatie van de bedlegerige patiënt Item C120: Installatie van de niet bedlegerige patiënt Item C200: Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling Item C300: Transport van de patiënt buiten de afdeling Item C400: Aanwezigheid van tractie Item D110: Hulp bij voeding (in de patiëntenkamer) Item D120: Hulp bij voeding (in de eetzaal) Item D130: De patiënt is 24u nuchter Item D200: Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind Item D300: Toediening van sondevoeding Item D400: Toediening van TPN Item c 400 (+ link) ontbreekt Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
4
Inhoudstafel (2/5) Item D500: Educatie m.b.t. voeding
Item E100: Symptoommanagement: Pijn Item E200: Symptoommanagement: Nausea en braken Item E300: Symptoommanagement: Moeheid Item E400: Symptoommanagement: Sedatie Item F110: Hygiënische zorgen aan lavabo, bed(waskom) of couveuse Item F120 Hygiënische zorgen in bad of douche Item F200: Educatie en training m.b.t. hygiënische verzorging Item F300: Hulp bij dagkledij Item F400: Zorgen m.b.t. zelfbeeld Item F500: Bijzondere mondzorg Item G100: Beleid van de vocht- en voedingsbalans Item G200: Beleid bij een evacuerende maagsonde Item G300: Glycemiebeleid Item G400: Bloedwaardenbeleid: bloedgassen, stolling, hemoglobine of ionen Item G500: Beleid m.b.t. dialyse Item H100: Toediening geneesmiddelen SC/ID/IM Item H200: Toediening van het aantal verschillende geneesmiddelen IV Item H300: Het meest frequent toegediende geneesmiddel IV Item H400: Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent Item H500: Toediening geneesmiddelen via vaginale weg Item I100: Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument Item I200: Intracraniële drukmeting zonder of met drainage Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
5
Inhoudstafel (3/5) Item K100: Aspiratie van luchtwegen
Item K200: Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie Item K300: Kunstmatige ventilatie Item L100: Toezicht op een wonde, wondomgeving en verbandmateriaal (zonder verzorging) Item L200: Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten Item L300: eenvoudige verzorging van een open wonde Item L400: Complexe verzorging van een open wonde Item L500: Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen Item M100: Opvolgen van de thermoregulatie van de baby in de couveuse Item N100: Toediening van bloed en bloedcomponenten Item N200: Toezicht en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan, intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intra-osseus Item N300: Veneuze bloedafname Item N400: Arteriële bloedafname Item N500: Capillaire bloedafname Item N600: Cardio-circulatoire ondersteuning: elektrisch hulpmiddel Item N700: Cardio-circulatoire ondersteuning: mechanisch hulpmiddel Item O100: Activiteitenbegeleiding Item O200: Zorg m.b.t. gedragsstoornissen Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
6
Inhoudstafel (4/5) Item P100: Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren Item Q100: Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden Item R110: Basis emotionele ondersteuning Item R120: Gerichte emotionele ondersteuning Item R130: Opvang van een emotionele crisis Item S100: Gerichte educatie en voorlichting Item S200: Voorlichting bij operatie of onderzoek Item V100: Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitus materialen Item V200: Decubituspreventie: wisselhouding Item V300: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: continue monitoring Item V400: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: discontinue meting Item V500: Staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal Item V600: Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen Item V700: Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie Item W100: Zorgen i.v.m. relaxatie, gebonden aan de voorbereiding op de bevalling Item W200: Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit Item W300: Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige Item W400: Post-partumverzorging Item W500: Kangoeroezorg Item X100: Rooming-in van familie of significante naaste Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
7
Inhoudstafel (5/5) Item Y100: Interculturele bemiddeling
Item Y200: Verpleegkundige anamnese Item Z100: Assessment functioneel, mentaal, psycho-sociaal Item Z200: Ondersteuning van de arts bij een niet delegeerbare medische handeling Item Z300: Multidisciplinair overleg Item Z400: Contact met andere instellingen Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
8
Terminologie Definities
De volgende paragrafen verduidelijken enkele definities van de termen die gebruikt worden in het beschrijven van de items. De termen die gebruikt worden in de beschrijving van de items worden met een indexcijfer aangeduid om te verwijzen naar de definitie (bv. patiëntendossier²). 1) Definitie ‘zorgverlener’ In deze registratiebundel zal de verzamelnaam ‘zorgverlener’ gebruikt worden. Een zorgverlener is een professionele hulpverlener, die deel uitmaakt van de verpleegequipe (cfr ). 2) Definitie ‘patiëntendossier’ Een patiëntendossier is het geheel van patiëntgegevens. Dit is ruimer dan enkel het verpleegdossier. Met patiëntendossier wordt het geheel van medisch, verpleegkundig paramedisch en sociaal-psychologisch dossier bedoeld, dat wordt gearchiveerd door de instelling na het verblijf van de patiënt. Dit kan bestaan uit zowel elektronische als niet elektronische documenten. 3) Meetinstrument. Het betreft een gevalideerd wetenschappelijk meetinstrument. De validiteit werd minstens erkend door een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift en bij voorkeur in peer-reviewd wetenschappelijk tijdschrift terug te vinden (Medline, CINAHL, INIST-CNRS, BDSP). De wetenschappelijke referenties van het gebruikte meetinstrument kunnen voorgelegd worden aan de verpleegkundige auditeurs. De handleiding en de wetenschappelijke referenties moeten beschikbaar zijn op de verpleegeenheid. 4) Definitie ‘significante naaste’ Dit is een familielid, partner of nauwe vriend/kennis die de patiënt in het ziekenhuis bijstaat en/of de patiënt thuis zal begeleiden wanneer deze uit het ziekenhuis wordt ontslagen. 5) Definitie ‘educatie’ De educatie bestaat uit een verpleegkundige zorg met de bedoeling het kennen, het kunnen en het handelen van de patiënt eenvoudiger te maken. Het opzet is een verandering van gedrag te bekomen bij de patiënt, zijn familie of significante naaste. Een standaardeducatieplan moet minstens bestaan uit een evaluatie van kennis en handelen, geprogrammeerde educatiesessies en een evaluatie van de bekomen resultaten. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
9
Terminologie Definities 6) Definitie ‘standaardplan’
Een standaardplan is een referentie voor gebruik bij een specifieke verpleegkundige diagnose of probleem. Het omvat de omschrijving van het probleem, de geplande interventies in relatie tot het probleem en een evaluatie van de verkregen resultaten. 6bis) Definitie protocol’ Een protocol beschrijft de uitvoeringswijze (gebruikt materiaal, producten manier van verzorgen) van een bepaalde medische of verpleegkundige techniek. 7) Definitie ‘24u op 24u’ of ononderbroken verblijf op een zorgeenheid. De vermelding 24h/24h betekent ‘continu tijdens het verblijf op de verpleegeenheid en dit van 0 tot 23u59’. Indien de patiënt minder dan 24 uur verblijft op de verpleegeenheid (onderzoek, ingreep, transfer naar een andere verpleegeenheid,….) betekend 24u het gedurende het ganse verblijf van de patiënt op de verpleegeenheid. Indien een patiënt voor de volledige duur van de registratie verblijft op een eenheid maar afwezig is wegens een onderzoek, een chirurgische ingreep, … dan wordt deze afwezigheid niet in aanmerking genomen, dwz. dat de zorgperiode als ononderbroken wordt aanzien. Bv. de patiënt verblijft op de interne afdeling D2 van 0 tot 10 u., vervolgens gaat hij naar radiologie voor een abdominale foto van 10 tot 12u. en komt hij terug naar D2 van 12 tot 23u59. In deze situatie registreert men één zorgperiode. Indien, gedurende het verblijf, de patiënt verblijft op verschillende eenheden waar MZG geregistreerd wordt, dan gelden er verschillende zorgperioden. Bv. de patiënt verblijft op de afdeling C1 van 0 tot 9u30., van 9u30 tot 17u. verblijft hij op OK en ontwaakzaal, van 17 tot 21u. verblijft hij op IZ en daarna keert hij terug naar C1 van 21 tot 23u59. In deze situatie worden er 3 zorgperioden geregistreerd (want er is geen registratie op OK en ontwaakzaal). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
10
Terminologie Definities
8) de woorden ‘benoemd’, ‘aangeduid’ en ‘genoteerd’ in het dossier Indien de woorden ‘benoemd’, ‘aangeduid’ en ‘genoteerd’ in het dossier vermeld worden onder de rubriek ‘controle’ dan wordt hieronder verstaan dat men zowel de planning als uitvoering van de zorg dient neergeschreven te zien. Een planning wordt gewoonlijk opgesteld vooraleer men de zorg uitvoert. Na het uitvoeren van de zorg wordt de volgende gepland. In noodsituaties gebeurt de planning en validering van de zorg op het ogenblik van de uitvoering. 9) multidisciplinair Drie disciplines, waarvan minstens één verpleegkundige/vroedkundige, stellen een gemeenschappelijk zorgplan op en/of evalueren het zorgplan tijdens een overlegvergadering. Discipline dient begrepen te worden als beroep bepaald in het K.B. 78. 10) verpleegprobleem Een verpleegprobleem of verpleegkundige diagnose is een klinische uitspraak over de reacties van een persoon, gezin of groep op feitelijke of dreigende levensprocessen. De verpleegkundige diagnose is de grondslag voor de keuze van verpleegkundige interventies. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
11
MZG Oefeningen Doelstellingen Oefeningen niveau 1 Oefeningen niveau 2
Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
12
MZG Oefeningen Doelstellingen
Niveau 1 Deze zijn bedoeld voor de verpleegkundigen die werken op een afdeling waar MZG wordt geregistreerd Doelstelling: kennisname en demonstratie van het begrip van de items Niveau 2 Deze zijn gericht naar de codeur van MZG Doelstelling: vertrouwd raken met de codering van items en de codeerproblemen kunnen oplossen evenals pertinente en noodzakelijke vragen kunnen stellen Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
13
MZG oefening niveau 1 Oefening
Vind het domein, klasse en item vertrekkende van een verpleegkundige interventie of situatie, nadat de synthesekaart is bestudeerd en zijn structuur is geanalyseerd Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
14
MZG oefeningen niveau 2 Beginner:
kies de domeinen, de klassen, de items, de codeermogelijkheden in een eenvoudige klinische situatie. Identificeer de cumulatieve items en niet cumulatieve en past de codering adequaat toe in een eenvoudige klinische situatie Gevorderde: Kies de domeinen, de klassen, de items, de codeermogelijkheden in een complexe klinische situatie Kies de domeinen, de klassen, de items, de codeermogelijkheden in een complexe klinische situatie en hou rekening met de controlecriteria en de opmerkingen. Expert: Codeer MZG vertrekkende vanuit een eenvoudig en complex verpleegdossier rekening houden met de controlecriteria en de opmerkingen. Raad geven aan de beginnelingen en gevorderden Oplossen van probleemsituaties Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
15
Oefeningen Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging: Domein?
Lichamelijke oefeningen: Domein? Klasse? Codeer: Gestructureerde oefeningen lichamelijke oefeningen in revalidatieplan: actief of passief. Domein? Klasse? items? Revalidatieschema: gepland in het dossier. Item? Ja/Neen? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
16
Oefeningen Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging: Domein 1 Zorg bij de elementair fysiologische functies Lichamelijke oefeningen: Domein1; Klasse A: lichamelijke oefeningen Codeer: Gestructureerde lichamelijke oefeningen in revalidatieplan: actief of passief: Domein1; Klasse A: Item: A100 score 1 Revalidatieschema: gepland in het dossier: Item: A100 score 1, indien men in het dossier het plan, de doelstellingen en de wekelijkse evaluatie terugvindt. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
17
Item A100: Gestructureerde oefeningen
Interventies gericht op de ondersteuning bij lichamelijke activiteiten en het energiebehoud en -verbruik. Item A1**: Lichamelijke oefeningen A100: Gestructureerde lichamelijke oefeningen Definitie Passieve of actieve lichamelijke oefeningen, begeleid en opgevolgd door een zorgverlener, die geïntegreerd zijn in een standaard zorgplan of specifiek voorgeschreven zijn voor een patiënt en geïntegreerd in het zorgplan. Dit standaard zorgplan of het zorgplan, specifiek voor een patiënt, is uitgeschreven door een kinesist, arts, verpleegkundige of een multidisciplinair team. Passief: bewegingsoefeningen van de patiënt die uitgevoerd worden door een zorgverlener Actief: bewegingsoefeningen, uitgevoerd door de patiënt, en dit onder het permanent toezicht van de zorgverlener Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle Het standaard zorgplan of het zorgplan specifiek voor een patiënt is aanwezig in het patiëntendossier. Op minstens wekelijkse basis moet er in het patiëntendossier een verslag terug te vinden zijn waarin de doelstellingen geëvalueerd worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
18
Oefeningen Zorg voor uitscheiding: Domein?
Zorg bij urinaire uitscheiding: Domein? Klasse? Zorg aan een urinair stoma: Domein? Klasse? Verwijderen van fecalomen: Domein? Klasse? Codeer: verzorging van een urinaire verblijfsonde. Domein? Klasse? Item? B250 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
19
Oefeningen Zorg voor uitscheiding: Domein 1
Zorg bij urinaire uitscheiding: Domein1; Klasse B: zorg voor uitscheiding Zorg aan een urinair stoma: Domein1; Klasse B: zorg voor uitscheiding Verwijderen van fecalomen: Domein1; Klasse B: zorg voor uitscheiding Codeer: verzorging van een urinaire verblijfsonde. Domein1; Klasse B: zorg voor uitscheiding; Item: B250 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
20
Item B100: Zorgen aan het kind (< 5 jaar) m.b.t. de uitscheiding
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B1**: Zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding B100: Zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding Het geheel van zorgen m.b.t. de uitscheiding van het kind jonger dan 5 jaar zoals bv. luier verversen, aanbrengen van crème/poeders, installatie van, en /of toezicht op een kind dat op het toilet (potje) zit. Scoremogelijkheid Zorg aan het kind dat zindelijk is, maar wordt bijgestaan door een zorgverlener1. Bv. het kind wordt tijdens de toiletgang in het oog gehouden en/of bijgestuurd m.b.t. de uitscheiding. Zorg aan het kind dat overdag zindelijk is, maar ’s nachts bijgestaan wordt door een zorgverlener wegens niet zindelijk zijn. Zorg aan het niet zindelijke kind zowel overdag als ’s nachts. bv. op regelmatige tijdstippen de luier controleren en verversen. Controle Leeftijd van de patiënt. De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Indien aan het leeftijdscriterium niet is voldaan, wordt dit item niet gescoord. Als criterium voor de leeftijdsbepaling wordt de leeftijd genomen op de dag van opname. Voor het scoren van de uitscheiding bij een kind < 5 jaar is dit item voldoende tenzij een sonde, of een stoma aanwezig is. (bv. Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma (B240), Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde (B250), Uitvoeren van een blaassondage (B300), Fecale uitscheiding: zorg m.b.t. een fecaal stoma/pouch (B440), Toediening lavement en/of verwijderen fecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie (B500) en educatie m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding (B600)). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
21
Item B210: Urinaire uitscheiding: het opvolgen van de mictie van de urinair continente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B250>B240>B230>B220>B210) B210: Urinaire uitscheiding: het opvolgen van de mictie van de urinair continente patiënt Het opvolgen van de mictie van de urinair continente patiënt. Bv. navragen laatste mictie, toezicht houden op de urinaire uitscheiding (bv. frequentie, volume, kleur en geur) Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De opvolging moet in het dossier terug te vinden zijn (bv.navragen laatste mictie). Opmerking Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item ‘zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
22
Item B220: Urinaire uitscheiding: ondersteuning van de urinair continente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B250>B240>B230>B220>B210) B220: Urinaire uitscheiding: ondersteuning van de urinair continente patiënt De patiënt is continent, maar kan niet op eigen krachten of op onvoldoende veilige wijze de nodige hulpmiddelen hanteren om te urineren. Meer concreet wordt de patiënt geholpen op het toilet of op de toiletstoel, of wordt de bedpan of urinaal aangereikt. Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Deze keuzemogelijkheid kan niet samen gescoord worden met het item ‘zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100) Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
23
Item B230: Urinaire uitscheiding: zorg bij de urinair incontinente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B250>B240>B230>B220>B210) B230: Urinaire uitscheiding: zorg bij de urinair incontinente patiënt De patiënt krijgt preventief of curatief hulpmiddelen voor het opvangen van urine (bv. luiers, onderleggers, condoomkatheter). Regelmatige controle, lediging of vernieuwing is vereist. De incontinentie wordt in het patiëntendossier2 gespecificeerd als een verpleegprobleem. Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Een patiënt bij wie een verblijfssonde is aangebracht is niet incontinent. Zorg aan een urinaire verblijfssonde wordt gescoord in item B250. Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item ‘zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
24
Item B240: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B250>B240>B230>B220>B210) B240: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma Verzorging van een patiënt met urinaire uitscheiding via een urinair stoma (= plakplaat + zakje). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan het urinair stoma. Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking De wondverzorging aan een recente stoma-operatiewonde wordt gescoord bij L200. Van zodra de suturen of andere hechtingen verdwenen zijn bij een stoma-operatiewonde spreekt met niet meer van een recente stoma-operatiewonde. Indien een sonde of suprapubische sonde aanwezig is, spreekt men van een verblijfssonde (B250). Enkel wanneer een plakplaat op de huid gekleefd is, spreekt men van een stoma, ongeacht de aanwezigheid van bv. urethercatheters. M.a.w. een plakplaat is het criterium om te spreken van een urinair stoma. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
25
Item B250: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B250>B240>B230>B220>B210) B250: urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde Verzorging van een patiënt met een urinaire verblijfssonde (bv. verblijfssonde, suprapubische verblijfssonde, nefrostomiesonde …). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan de sonde (bv. de uitwendige zorg aan de blaassonde of meatuszorg, het ledigen en/of vervangen van de urinecollector, blaasspoelingen, tijdelijk afklemmen van de sonde etc.). Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De zorgen m.b.t. de urinaire verblijfssonde worden benoemd in het patiëntendossier² of er wordt verwezen naar een zorgplan. Opmerking In dit item worden urinaire stoma’s (B240) en condoomkatheters (B230) niet gescoord. Indien een sonde of suprapubische sonde aanwezig is, spreekt men van een verblijfssonde. Enkel wanneer er een plakplaat op de huid gekleefd is, spreekt men van een stoma, ongeacht de aanwezigheid van bv. urethercatheters. M.a.w. een plakplaat is het criterium om te spreken van een stoma (B240). Indien een verblijfssonde wordt geplaatst op de dag van registratie kan dit gescoord worden bij het item B300 ‘Uitvoeren van een blaassondage’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
26
Oefeningen Plaatsen van een verblijfssonde: Domein?
Intermittent sonderen: Domein? Klasse? Codeer: Twee maal intermittent sonderen. Domein? Klasse? Item? Codeer: Verwijderen van een verblijfssonde: Item? B250 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
27
Oefeningen Plaatsen van een verblijfssonde: Domein 1
Intermittent sonderen: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Codeer: Twee maal intermittent sonderen. Domein1; Klasse B: zorg voor uitscheiding B 300 2 Codeer: Verwijderen van een verblijfssonde: Item: GEEN! B250 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
28
Item B300: het uitvoeren van een blaassondage
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B3**: Uitvoeren van een blaassondage B300: Uitvoeren van een blaassondage Het plaatsen of vervangen van een sonde of een katheter via de urethra of via een stomie, in de blaas of de kunstmatige blaas om tijdelijk of permanent urine te laten afvloeien. Scoremogelijkheid Aantal uitgevoerde blaassondages. Controle Het plaatsen of vervangen van een sonde of een katheter werd genoteerd in het patiëntendossier. Het intermittent sonderen is aangeduid in het patiëntendossier. Dit kan onder de vorm van een aankruising of het neerschrijven van het resultaat (bv. aantal ml urine of coderingssysteem). Opmerking Mislukte pogingen worden niet meegeteld. Enkel het verwijderen van een verblijfssonde is onvoldoende om dit item te scoren. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
29
Oefeningen Opvolgen van de defecatie van de patiënt: Domein? Klasse?
Hulpmiddelen ter ondersteuning van defecatie: Domein? Klasse? Codeer: Gebruik van onderleggers Domein? Klasse? Item? Codeer: Gebruik van luiers: Domein? Klasse? Item? Codeer: Verzorging van fecaal stoma: Domein? Klasse? Item? B250 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
30
Oefeningen Opvolgen van de defecatie van de patiënt: Domein 1 Klasse B: Zorg voor uitscheiding Hulpmiddelen ter ondersteuning van defecatie: Domein1 Klasse B: Zorg voor uitscheiding Codeer: Gebruik van onderleggers Domein1 Klasse B: Zorg voor uitscheiding Item B 430 1 Codeer: Gebruik van luiers: Domein1 Klasse B: Zorg voor uitscheiding Item B430 1 Codeer: Verzorging van fecaal stoma: Domein1 Klasse B: Zorg voor uitscheiding Item B440 1 B250 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
31
Item B410: Fecale uitscheiding: het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B4**: Zorg bij Fecale uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B440>B430>B420>B410) B410: Fecale uitscheiding: het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt Het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt. ( bv. navragen laatste stoelgang, navragen flatus postoperatief, frequentie, volume, consistentie, geur, kleur,…). Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De opvolging moet in het dossier terug te vinden zijn Opmerking Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item ‘zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
32
Item B420: Fecale uitscheiding: ondersteuning van de fecaal continente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B4**: Zorg bij Fecale uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B440>B430>B420>B410) B420: Fecale uitscheiding: ondersteuning van de fecaal continente patiënt De patiënt is continent voor feces, maar kan niet op eigen krachten of op onvoldoende veilige wijze de nodige hulpmiddelen hanteren om te defeceren. Meer concreet wordt de patiënt geholpen op het toilet, de toiletstoel, of wordt de bedpan aangereikt. Scoringsmogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item ‘zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
33
Item B430: Fecale uitscheiding: zorgen bij de fecaal incontinente patiënt
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B4**: Zorg bij Fecale uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B440>B430>B420>B410) B430: Fecale uitscheiding: zorgen bij de fecaal incontinente patiënt De patiënt krijgt preventief of curatief hulpmiddelen, voor het opvangen van stoelgang (bv. luiers, onderleggers). Regelmatige controle en vernieuwing is vereist. Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle De incontinentie wordt in het patiëntendossier² gespecificeerd als een verpleegprobleem. Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item ‘zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding’ (B100). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
34
Item B440: Fecale uitscheiding: zorg m.b.t. fecaal stoma/pouch
Definitie Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B4**: Zorg bij Fecale uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code: B440>B430>B420>B410) B440: Fecale uitscheiding: zorg m.b.t. een fecaal stoma/pouch Verzorging van een patiënt met fecale uitscheiding via een fecaal stoma (= plakplaat + zakje) (bv. colostomie, ileostomie of pouch). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan de stoma of pouch: de uitwendige zorg aan de stoma of pouch, het ledigen en/of vervangen van de stoelgangscollector en/of plakplaat. Scoringsmogelijkheden Zorg aan een fecaal stoma. Zorg aan een fecaal pouch. Controle Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking De wondverzorging aan een recente stoma-operatiewonde wordt gescoord bij L200. Van zodra de suturen of andere hechtingen verdwenen zijn bij een stoma-operatiewonde spreekt met niet meer van een recente stoma-operatiewonde. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
35
Oefeningen Uitvoeren van een lavement: Domein? Klasse?
Codeer: Het manueel verwijderen van faecalomen: Domein? Klasse? Item? Codeer: Het plaatsen van een rectale sonde Domein? Klasse? Item? Codeer: het preoperatief toedienen van een lavement Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
36
Oefeningen Uitvoeren van een lavement: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Codeer: Het manueel verwijderen van faecalomen: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Item B500 1 Codeer: Het plaatsen van een rectale sonde Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Item B500 1 Codeer: het preoperatief toedienen van een lavement Niet scoren! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
37
Item B500: Toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie Definitie Het toedienen van een lavement en/of het manueel verwijderen van fecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule of sonde ter preventie of ter behandeling van obstipatie houdt in: het spoelen van de darm via rectale weg of via colostomie (met inbegrip van glycerine en andere producten die rectaal of via een stoma worden ingebracht ter behandeling van obstipatie) EN/OF het geheel van zorgen om manueel, via anale weg of stoma, fecalomen te verwijderen. het plaatsen van een rectale canule of sonde Scoremogelijkheid 1 = Aanwezig. Controle Het verpleegprobleem moet in het dossier genoteerd staan. Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Preoperatieve lavementen (of lavementen voor bepaalde onderzoeken) worden niet in dit item gescoord. Ook het toedienen van onopgeloste suppositoria’s zijn niet voldoende om dit item te scoren. Tot dit item behoren enkel de lavementen ter preventie of ter behandeling van obstipatie Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
38
Oefeningen Educatie ivm urinaire uitscheiding: Domein? Klasse?
Educatie ivm fecale uischeiding: Domein? Klasse? Codeer: occasionele sensibilisatie ivm urinaire uitscheiding: Domein? Klasse? Item? Codeer: occasionele informatie ivm fecale uitscheiding: Domein? Klasse? Item? Codeer: gestructureerde educatie ivm urinaire uitscheiding: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
39
Oefeningen Educatie ivm urinaire uitscheiding: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Educatie ivm fecale uischeiding: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Codeer: occasionele sensibilisatie ivm urinaire uitscheiding: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Item B600 1 Codeer: occasionele informatie ivm fecale uitscheiding: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Item B600 1 Codeer: gestructureerde educatie ivm urinaire uitscheiding: Domein1 Klasse B: zorg voor uitscheiding Item B600 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
40
Item B 600: Educatie5 m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding
Klasse B: Zorg voor uitscheiding B600: Educatie5 m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding Definitie Het geheel van educatie met als doel het informeren, sensibiliseren of toelaten van het verwerven van bepaalde kennis, capaciteiten, competenties en het herwinnen van de autonomie met betrekking urinaire en/of fecale uitscheiding (bv. educatie met betrekking tot mictie, de verzorging van een stomie, bedwateren, het opvolgen van het mictiepatroon in functie van het behoud van de autonomie,... Dit item heeft betrekking op de patiënt, zijn familie of significante naaste. Scoremogelijkheid sensibilisatie en occasionele informatie met betrekking tot de urinaire en/of fecale uitscheiding. gestructureerde educatie met betrekking tot de urinaire en/of fecale uitscheiding. Controle occasioneel: het onderwerp van de informatie is genoteerd in het patiëntendossier. gestructureerd: de educatie is genoteerd in het patiëntendossier en refereert naar een standaard zorgplan voor educatie of het geïndividualiseerd zorgplan in het patiëntendossier2. Bemerking Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
41
Oefeningen Installeren van de patiënt: Domein?
Codeer: Installeren van een bedlegerige patiënt: Domein? Klasse? Item? Wisselhouding in kader van decubitus: Domein? Klasse? Item? De verpleegkundige helpt een niet bedlegerige patiënt in de zetel via een patiëntenlift: Domein? Klasse? Item? Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein? Klasse? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
42
Oefeningen Installeren van de patiënt: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Codeer: Installeren van een bedlegerige patiënt: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit Item: C110 1 Wisselhouding in kader van decubitus: Domein 4: Veiligheid Klasse V: risicobestrijding Item: V200 De verpleegkundige helpt een niet bedlegerige patiënt in de zetel via een patiëntenlift: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit Item: C120 3 Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, item C200 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
43
Item C110: Installatie van de bedlegerige patiënt
Klasse C: Zorg voor de mobiliteit Definitie Interventies gericht op bewegingsbeperking en de zorg voor de gevolgen hiervan. Item C1**: Installeren van de patiënt C110: Installatie van de bedlegerige patiënt Onder installatie van de bedlegerige patiënt worden die zorgen verstaan die men uitvoert om de patiënt in een goede, comfortabele houding te brengen in het bed. (Zo zal bijvoorbeeld de patiënt in een andere houding moeten geplaatst worden om te eten, te slapen, te lezen of omwille van medische redenen.) Scoremogelijkheid 1 = Installatie van de bedlegerige patiënt (00u00 tot 23u59) of tijdens het continu verblijf op de verpleegeenheid. Controle Zorgen m.b.t. de installatie van een bedlegerige patiënt (00u00 tot 23u59) worden benoemd in het patiëntendossier². De reden van het bedlegerig zijn moet genoteerd staan in het dossier. Opmerking Specifieke decubituspreventie wordt niet in dit item opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar V100 ‘decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen’ en V200 ‘decubituspreventie: wisselhouding’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
44
Item C120: Installatie van de NIET bedlegerige patiënt
Definitie Onder zorg m.b.t. de installatie van de niet bedlegerige patiënt wordt verstaan: hulp bij het overbrengen van de patiënt van een bed naar een stoel, een zetel of rolstoel of omgekeerd. Scoremogelijkheid (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens de registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) Begeleiding van een installatie: de patiënt wordt (bv. om veiligheidsredenen) door een zorgverlener begeleid van zittend naar liggend of staande houding. Gedeeltelijke hulp bij installatie: De zorgverlener ondersteunt de patiënt maar deze laatste draagt een gedeelte van zijn lichaamsgewicht zelf. Volledige hulp bij installatie: De zorgverlener(s) draagt (dragen) het volledige gewicht van de patiënt al dan niet gebruik makend van hulpmiddelen (bv. een patiëntenlift). Controle Zorgen m.b.t. de installatie van de niet bedlegerige patiënt worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Er wordt duidelijk een verschil gemaakt tussen “installatie van de niet bedlegerige patiënt” (C120) en “hulp bij verplaatsen” (C200). Bij een installatie wordt de patiënt van de ene toestand (liggend, staand, zittend) in een andere toestand (liggend, staand, zittend) gebracht, al dan niet met een tussensteunpunt. Bij het verplaatsen van de patiënt wordt er met de patiënt (op welke wijze dan ook) een wandelafstand afgelegd in eenzelfde toestand (bv. meewandelen met een opstaande patiënt, rijden met een patiënt in een rolstoel). Ook het uit het bed opnemen van een kind en het plaatsen in een relax of kinderstoel (of omgekeerd) is “een volledige hulp bij installatie” van de niet bedlegerige patiënt. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
45
Oefeningen Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein? Klasse? Codeer: Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt wordt met een patiëntenlift naar de badkamer gebracht: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt wordt in de rolstoel naar de dagzaal gebracht: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
46
Oefeningen Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C200 Codeer: Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C200 1 Codeer: de patiënt wordt met een patiëntenlift naar de badkamer gebracht: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C200 2 Codeer: de patiënt wordt in de rolstoel naar de dagzaal gebracht: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C200 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
47
Item C200: Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling
Definitie Onder het verplaatsen van een patiënt wordt verstaan dat de patiënt door een zorgverlener geholpen wordt om zich te mobiliseren van de ene plaats naar de andere, ongeacht de hulpmiddelen die gebruikt worden en ongeacht de positie waarin ze verkeren (stappend, liggend of zittend). Scoremogelijkheid (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens de registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt. De patiënt wordt begeleid door de zorgverlener om zich te verplaatsen. Bv. een onzekere bejaarde persoon, die angst heeft om te vallen, wordt door een zorgverlener arm in arm ondersteund om naar de eetzaal van de afdeling te gaan. Bv. Een kind wordt naar de eetzaal op de afdeling gebracht door de zorgverlener1 omdat het anders verloren loopt of in andere kamers zal binnenlopen. Volledige hulp bij het verplaatsen van de patiënt. De patiënt wordt verplaatst in een rolstoel, bed of patiëntenlift. Bv. bedlegerige patiënt wordt in een patiëntenlift naar de badkamer van de afdeling gebracht. Bv. een patiënt wordt met een rolstoel naar het venster van de kamer gereden omdat de patiënt niet de kracht heeft om dit zelf te doen. Controle Zorgen m.b.t. de mobiliteit worden benoemd in het patiëntendossier². Opmerking Er wordt duidelijk een verschil gemaakt tussen “installatie van de niet bedlegerige patiënt” (C120) en “hulp bij verplaatsen” (C200). Bij een installatie wordt de patiënt van de ene toestand (liggend, staand, zittend) in een andere toestand (liggend, staand, zittend) gebracht, al dan niet met een tussensteunpunt. Bij het verplaatsen van de patiënt wordt er met de patiënt (op welke wijze dan ook) een wandelafstand afgelegd in eenzelfde toestand (bv. meewandelen met een opstaande patiënt, rijden met een patiënt in een rolstoel) binnen de afdeling. Dit item (C200) kan ook gecombineerd worden met het item ‘Transport van de patiënt buiten de afdeling (C300). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
48
Oefeningen Hulp bij verplaatsen van de patiënt buiten de afdeling: Domein? Klasse? Codeer: Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt buiten de afdeling: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt wordt met de rolstoel naar de dienst cardiologie gebracht en opgehaald: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt wordt begeleid naar de uitgang voor een proefweek-end: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
49
Oefeningen Hulp bij verplaatsen van de patiënt buiten de afdeling: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C300 Codeer: Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt buiten de afdeling: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, item C300 Item: aantal verplaatsingen, indien genoteerd in dossier Codeer: de patiënt wordt met de rolstoel naar de dienst cardiologie gebracht en opgehaald: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C300 2 Codeer: de patiënt wordt begeleid naar de uitgang voor een proefweek-end: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, Item C300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
50
Item C300: Hulp bij verplaatsen van de patiënt buiten de afdeling
Definitie De patiënt wordt begeleid of verplaatst (te voet, in bed, per rolstoel of met andere hulpmiddelen) buiten de verpleegafdeling ( intra of extra muros) door een beoefenaar van de verpleegkunde (zie 1.3.2) Dit omvat : Het verlaten van de verpleegeenheid Het terugkomen op de verpleegeenheid Niet het transport tussen twee verpleegtechnische diensten of paramedische diensten (bv. kine, ergo,…) Het aantal beoefenaars in de verpleegkunde die het transport verzorgen, wordt niet in rekening gebracht bij de berekening van dit item. Scoremogelijkheid Aantal transporten van en/of naar de verpleegeenheid. Controle De reden(en) en het aantal transporten zijn genoteerd in het patiëntendossier. Opmerking Indien het transport buiten de verpleegeenheid wordt gevolgd door een transport naar de verpleegeenheid, wordt het aantal transporten ‘2’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
51
Oefeningen Tractie: Domein? Klasse?
Codeer: Aanwezigheid van een heuptractie: Domein? Klasse? Item? Codeer: Het been van de patiënt is gespalkt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
52
Oefeningen Tractie: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, item C400 Codeer: Aanwezigheid van een heuptractie: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit Item C400 1 Codeer: Het been van de patiënt is gespalkt: Onvoldoende om hier bij Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse C: zorg voor mobiliteit, C400 te scoren Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
53
Item C400: Aanwezigheid van tractie
Definitie Een lichaamsdeel van de patiënt wordt geïmmobiliseerd door middel van een tractie met gewicht bv. Heuptractie in het kader van orthopedische redenen. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle Uit het patiëntendossier² is af te leiden dat een tractie aanwezig is (bv. controleparameters). Opmerking Rolstoelschelpen, externe fixators, spalken, draagdoek, kussens en andere methoden van immobilisatie worden uitgesloten.. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
54
Oefeningen Zorg voor voeding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige snijdt het vlees van de patiënt op de kamer: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige moet de patiënt in de dagzaal volledig helpen tijdens de maaltijd: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient permanent aanwezig te zijn omwille van een slikstoornis: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt is 24 uur nuchter: Domein? Klasse? Item? Codeer: de patiënt blijft 24 uur nuchter, maar mag wel water drinken: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
55
Oefeningen Zorg voor voeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Codeer: De verpleegkundige snijdt het vlees van de patiënt op de kamer: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D110 1 Codeer: De verpleegkundige moet de patiënt in de dagzaal volledig helpen tijdens de maaltijd: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D120 3 Codeer: De verpleegkundige dient permanent aanwezig te zijn omwille van een slikstoornis: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D110 4 of D120 4 Codeer: de patiënt is 24 uur nuchter: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D130 1 Codeer: de patiënt blijft 24 uur nuchter, maar mag wel water drinken: Geen score! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
56
Item D110: Hulp bij voeding (in de patiëntenkamer)
Definitie De patiënt in de patiëntenkamer helpen bij de voedselinname en/of het drinken via orale weg. Scoremogelijkheid (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1.Basishulp: opvolging of logistieke ondersteuning (bv. snijden van vlees, smeren van boterhammen, openen verpakking, glas vullen met water, glas aangeven) bij de patiënt die zelfstandig eet en drinkt. 2.Gedeeltelijke hulp: hulp bij één of meerdere aspecten van het eten of drinken waarvoor de patiënt zelf niet instaat (bv. Patiënt helpen bij het drinken of bij het eten). 3.Volledige hulp: de patiënt wordt volledig geholpen voor eten en drinken door een zorgverlener tijdens het continu verblijf op de verpleegeenheid. 4.permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener en dit telkens gedurende iedere maaltijd wegens de aanwezigheid van voedingsproblemen te wijten aan een fysieke (bv. slikstoornis,…) of psychische (bv. acute verwardheid, anorexia nervosa,…) stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van elke maaltijd tot gevolg heeft. Controle Zorgen m.b.t. de voeding worden benoemd in het patiëntendossier². Bij score 4 wordt de noodzaak tot continue aanwezigheid van een zorgverlener1 verantwoord door de aanduiding van de fysieke of psychische stoornis in het patiëntendossier². Bij een score 4 op pediatrie is de permanente aanwezigheid van een zorgverlener gelinkt aan de noden van het kind op het moment van de maaltijd en in functie van zijn leeftijd en graad van ontwikkeling Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
57
Item D120: Hulp bij voeding (in de eetzaal)
Definitie De patiënt in de eetzaal helpen bij de voedselinname en/of het drinken via orale weg. Met eetzaal wordt bedoeld: een ruimte, buiten de patiëntenkamers, speciaal ingericht voor het nuttigen van de maaltijd in groepsverband. Scoremogelijkheid (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1.Basishulp: opvolging of logistieke ondersteuning (bv. snijden van vlees, smeren van boterhammen, openen verpakking) bij de patiënt die zelfstandig eet en drinkt. 2.Gedeeltelijke hulp: hulp bij één of meerdere aspecten van het eten of drinken waarvoor de patiënt zelf niet instaat (bv. Patiënt helpen bij het drinken of bij het eten). 3.Volledige hulp: de patiënt wordt volledig geholpen voor eten en drinken door een zorgverlener. 4.permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener en dit telkens gedurende iedere maaltijd wegens de aanwezigheid van voedingsproblemen te wijten aan een fysieke (bv. slikstoornis,…) of psychische (bv. acute verwardheid, anorexia nervosa,…) stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van elke maaltijd tot gevolg heeft. Controle Zorgen m.b.t. voeding worden benoemd in het patiëntendossier². Bij score 4 wordt de noodzaak tot continue aanwezigheid van een zorgverlener1 verantwoord door de aanduiding van de fysieke of psychische stoornis in het patiëntendossier². Bij een score 4 op pediatrie is de permanente aanwezigheid van een zorgverlener gelinkt aan de noden van het kind op het moment van de maaltijd en in functie van zijn leeftijd en graad van ontwikkeling. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
58
Item D130: De patiënt is 24u nuchter
Definitie De patiënt is de volledige dag van registratie nuchter omwille van medische redenen. Van zodra de patiënt één maaltijd heeft genuttigd tijdens de registratiedag, wordt hij niet meer als nuchter beschouwd. Wanneer de patiënt nog mag drinken is de patiënt NIET nuchter. Scoremogelijkheid De patiënt is nuchter (00u00 / 23u59) op de dag van registratie of gedurende de volledige zorgperiode. Controle In het patiëntendossier² is duidelijk terug te vinden dat de patiënt nuchter was. Indien de patiënt geen 24u op de afdeling verbleef moet het feit dat hij nuchter was expliciet vermeld staan in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
59
Oefeningen Zorg voor borstvoeding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige legt de baby aan de borst van de moeder aan: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige helpt de vader tijdens het geven van de flesvoeding aan de baby: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige geeft de baby 5 flesvoedingen per dag: Domein? Klasse? Item? Codeer: de verpleegkundige maakt het flesje klaar en de moeder haalt dit op en geeft het aan haar baby: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
60
Oefeningen Zorg voor borstvoeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding item D: zorg voor fles en/of borstvoeding Codeer: De verpleegkundige legt de baby aan de borst van de moeder aan: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D200 1 Codeer: De verpleegkundige helpt de vader tijdens het geven van de flesvoeding aan de baby: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D200 1 Codeer: De verpleegkundige geeft de baby 5 flesvoedingen per dag: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D200 5 Codeer: de verpleegkundige maakt het flesje klaar en de moeder haalt dit op en geeft het aan haar baby: Onvoldoende om te kunnen scoren! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
61
Item D200: Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind
Definitie De verpleegkundige zorg m.b.t. het voeden van een kind. Meer specifiek betreft dit het geven van flesvoeding en/of ondersteunende hulp bij borstvoeding. Scoremogelijkheid Aantal voedingsmomenten waarbij flesvoeding door een zorgverlener1 wordt gegeven EN/OF de zorgverlener1 de moeder (vader) begeleidt en ondersteunt bij het voeden van het kind d.m.v. fles- en/of borstvoeding. Controle Het aantal voedingsmomenten moet in het patiëntendossier² eenduidig te tellen zijn, bijvoorbeeld a.d.h.v. klinische observaties per voedingsmoment. De wijze waarop de voeding wordt toegediend (vb. flesvoeding, borstvoeding,…) en de taak van de zorgverlener moeten terug te vinden zijn in het patiëntendossier. Opmerking Het louter klaarmaken en brengen van flesvoeding is onvoldoende om dit item te scoren. Dit item kan slechts gescoord worden bij het kind en niet bij de moeder. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
62
Oefeningen Toedienen van sondevoeding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient sondevoeding toe via een nasogastrische sonde: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient sondevoeding toe via een PEG sonde: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige zet 2 maal sondevoeding klaar voor de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: de verpleegkundige spoelt de sonde en hangt een nieuwe sondevoeding aan: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
63
Oefeningen Toedienen van sondevoeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: item D: toediening van sondevoeding Codeer: De verpleegkundige dient sondevoeding toe via een nasogastrische sonde: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 300 1 Codeer: De verpleegkundige dient sondevoeding toe via een PEG sonde: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 300 2 Codeer: De verpleegkundige zet 2 maal sondevoeding klaar voor de patiënt: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 300 1 Codeer: de verpleegkundige spoelt de sonde en hangt een nieuwe sondevoeding aan: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 300 1 Sondevoeding klaarzetten is dat genoeg om te scoren volgens de definitie? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
64
Item D300: Toediening van sondevoeding
Definitie Het geheel van verpleegactiviteiten m.b.t. het toedienen van sondevoeding bestaat uit het toedienen van vocht en/of voedingsstoffen via een maag-darmsonde of een gastrostomiekatheter (via spuit, pomp of druppelinfuus). Dit omvat: het klaarzetten of bereiden van voeding, het controleren van de positie en de doorgankelijkheid van de sonde, het residu bepalen, het toedienen van voeding of vocht en het naspoelen. Deze activiteit kan enkel gescoord worden indien ze uitgevoerd wordt door: een zorgverlener OF door de patiënt Scoremogelijkheid Toedienen van vocht of sondevoeding via een (naso)gastrische sonde (geen huid perforatie). Toedienen van vocht of sondevoeding via een jejuno- of gastrostomie. Controle De sondevoeding (product, hoeveelheid en uur) staat gepland in het patiëntendossier². Het type van sonde moet ook in het dossier genoteerd staan. Opmerking Een darmspoeling ter voorbereiding van een operatie of onderzoek wordt niet onder dit item gescoord. Het verpleegkundig beleid bij een evacuerende maagsonde wordt in G200 ondergebracht. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
65
Oefeningen Toedienen van TPN: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient TPN toe: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient water, lipiden en eiwitten IV toe : Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
66
Oefeningen Toedienen van TPN: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: item D 400:toediening van TPN Codeer: De verpleegkundige dient TPN toe: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 400 1 Codeer: De verpleegkundige dient water, lipiden en eiwitten IV toe: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding Item D 400 : niet genoeg om te scoren! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
67
Item D400: Toediening van TPN
Definitie Onder het toedienen van totale parenterale nutritie wordt verstaan dat de patiënt wordt gevoed via intraveneuze toediening van water, lipiden, proteïnen, glucose, vitaminen, oligo-elementen en mineralen. Vitaminen en oligo-elementen moeten niet noodzakelijk toegediend worden op de dag van registratie, de andere opgesomde voedingsstoffen wel. Deze TPN-componenten kunnen toegediend worden in aparte infusen ofwel in een speciaal samengestelde oplossing door de apotheker bereid. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle TPN (produktnaam) en de toedieningswijze staan aangeduid in het patiëntendossier². Indien gewerkt wordt met losse componenten is de samenstelling van TPN terug te vinden in het patiëntendossier². Opmerking Totale parenterale voeding wordt *** ook gescoord bij IV medicatie (H200 en H300). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
68
Oefeningen Educatie mbt de voeding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige sensibiliseert ivm de voeding: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige informeert ivm de voeding: Domein? Klasse? Item? Codeer: de verpleegkundige geeft gestructureerde educatie mbt de voeding: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
69
Oefeningen Educatie mbt de voeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: item D 500: educatie m.b.t. voeding Codeer: De verpleegkundige sensibiliseert m.b.t. de voeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: Item D500 1 Codeer: De verpleegkundige informeert m.b.t. de voeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: Item D500 1 Codeer: de verpleegkundige geeft gestructureerde educatie mbt de voeding: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse D: zorg voor voeding: Item D500 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
70
Item D500: Educatie m.b.t. voeding
Definitie Het geheel van educatie met als doel het informeren, sensibiliseren of toelaten van het verwerven van bepaalde kennis, capaciteiten, competenties met betrekking tot de voeding (bv. ondervoeding, vermindering van de algemene toestand, …). Dit item heeft betrekking op de patiënt, zijn familie of significante naaste. Scoremogelijkheid sensibilisatie en occasionele informatie met betrekking tot de voeding. gestructureerde educatie met betrekking tot de voeding. Controle occasioneel: het onderwerp van de informatie is genoteerd in het patiëntendossier2. gestructureerd: de educatie is genoteerd in het patiëntendossier en refereert naar een standaard zorgplan voor educatie of het geïndividualiseerd zorgplan in het patiëntendossier. Bemerking: Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
71
Oefeningen Symptoommanagement: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige neemt driemaal per dag een pijnscore af via de MC-Gill vragenlijst: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige informeert dagelijks naar nausea bij de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige meet 2 maal per dag het moeheidsniveau van de patiënt via een moeheidschaal: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige meet 5 maal per dag het sedatieniveau van de patiënt via de RASS: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
72
Oefeningen Symptoommanagement: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort, items symptoommanagement Codeer: De vpk neemt driemaal per dag een pijnscore af via de MC-Gill vragenlijst: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort Item E100 3 Codeer: De verpleegkundige informeert dagelijks naar nausea bij de patiënt: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort Item E200 1 (indien gevalideerde schaal) Codeer: De verpleegkundige meet 2 maal per dag het moeheidsniveau van de patiënt via een moeheidsschaal: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort Item E300 2 Codeer: De verpleegkundige meet 5 maal per dag het sedatieniveau van de patiënt via de RASS: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort Item E400 5 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
73
Item E100: Symptoommanagement: Pijn
Definitie Het systematisch opvolgen van pijn bij de patiënt. De zorgverlener1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de pijn bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. Scoremogelijkheid Aantal pijncontroles. Controle De pijnscores, afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de genomen acties. Opmerking Het toedienen van (pijn)medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 ‘toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM’, H200 ‘aantal verschillende geneesmiddelen IV’, H300 ‘het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 ‘Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
74
Item E200: Symptoommanagement: Nausea en braken
Definitie Het systematisch opvolgen van nausea en braken van de patiënt. De zorgverlener1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de nauseaklachten en/of het braken bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. Scoremogelijkheid Aantal nausea en braakcontroles. Controle De scores i.v.m. nausea en braken die werden afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de *** genomen acties. Opmerking Het toedienen van medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 ‘toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM’, H200 ‘aantal verschillende geneesmiddelen IV’, H300 ‘het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 ‘toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
75
Item E300: Symptoommanagement: Moeheid
Definitie Het systematisch opvolgen van moeheid bij de patiënt. De zorgverlener1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de moeheid bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. Scoremogelijkheid Aantal moeheidscontroles. Controle De moeheidsscores, afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de *** genomen acties. Opmerking Het toedienen van medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 ‘toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM’, H200 ‘aantal verschillende geneesmiddelen IV’, H300 ‘het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 ‘Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
76
Item E400: Symptoommanagement: Sedatie
Definitie Het systematisch opvolgen van de sedatie van de patiënt. De zorgverlener1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de mate van sedatie bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener1 voert op basis van deze score een zorgplan of staand order uit. Scoremogelijkheid Aantal sedatiecontroles. Controle De sedatiescores, afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de *** genomen acties. Opmerking Het toedienen van medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 ‘toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM’, H200 ‘aantal verschillende geneesmiddelen IV’, H300 ‘het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 ‘Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
77
Oefeningen Hygiënische zorgen: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige installeert de patiënt aan de lavabo: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt volledig aan de lavabo: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt volledig in bad: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt in het kader van een lijktooi: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
78
Oefeningen Hygiënische zorgen: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg, item: hygiënische verzorging Codeer: De verpleegkundige installeert de patiënt aan de lavabo: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F110 1 Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt volledig aan de lavabo: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F110 3 Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt volledig in bad: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F 120 3 Codeer: De verpleegkundige wast de patiënt in het kader van een lijktooi: geen score! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
79
Item F110: Hygiënische zorgen aan lavabo, bed (waskom) of couveuse
Definitie Hygiënische lichaamsverzorging aan de lavabo, bed (waskom) of couveuse. Dit omvat (limitatieve lijst!): het wassen van het lichaam met of zonder het wassen van het hoofdhaar en/of het tandenpoetsen en/of het scheren (baard- en snorzorg). Scoremogelijkheid 1.Basis ondersteuning: opvolging of logistieke ondersteuning van de hygiënische zorgen die door de patiënt worden uitgevoerd. Deze score geldt ook indien er enkel logistieke hulpmiddelen aangereikt worden voor wassen (b.v. waskom, washandje, zeep… aanbieden). 2.Gedeeltelijke hulp bij hygiëne: een zorgverlener1 helpt de patiënt bij de hygiënische verzorging (bv. rug, benen) en de patiënt of de significante naaste4 voert al dan niet bepaalde aspecten zelf uit. 3.Volledige hulp bij hygiëne: de patiënt wordt volledig geholpen door de zorgverlener voor de hygiënische verzorging 4. Permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener gedurende de hygiënische verzorging is vereist en dit omwille van een fysieke of psychische stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van de hygiënische verzorging tot gevolg heeft. De zorgverlener stimuleert en observeert de patiënt. Controle Zorgen m.b.t. de hygiënische verzorging worden gedetailleerd genoteerd in het patiëntendossier (bv. toilet aan lavabo met hulp voor rug en voeten tgv. beperkte mobiliteit van de bovenarmen) Wat betreft score 4, dient de permanente aanwezigheid van de zorgverlener verantwoord te worden door de vermelding in het patiëntendossier van de fysieke of psychische stoornis. Opmerking Indien de patiënt op de dag van registratie ook in bad werd gewassen, primeert de keuzemogelijkheid F120. Het wassen van het hoofdhaar en/of tanden poetsen en/of scheren van de patiënt wordt dus ook beschouwd als gedeeltelijke hulp. Echter, in het bepalen van de score wordt de verzorging van oren, ogen, nagels, neus, navel of tepel niet mee in rekening gebracht. Lijktooi kan niet gescoord worden binnen dit tem. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
80
Item F120: Hygiënische zorgen in een bad of douche
Definitie Hygiënische lichaamsverzorging in bad of douche. Dit omvat (limitatieve lijst!): het wassen van het lichaam en/of het hoofdhaar en/of het tandenpoetsen en/of het scheren (baard- en snorzorg). Scoremogelijkheid 1.Basis ondersteuning: opvolging of logistieke ondersteuning van de hygiënische zorgen die volledig door de patiënt worden uitgevoerd. Deze score geldt ook indien er enkel logistieke hulpmiddelen aangereikt worden voor het wassen (bv. washandje, zeep… aanbieden). 2.Gedeeltelijke hulp bij hygiëne: de zorgverlener1 helpt de patiënt bij de hygiënische verzorging(bv. rug, benen) en de patiënt voert al dan niet bepaalde aspecten zelf uit. 3.Volledige hulp: de patiënt wordt volledig geholpen door de zorgverlener voor de hygiënische verzorging. 4.Permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener gedurende de hygiënische verzorging is vereist en dit omwille van een fysieke of psychische stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van de hygiënische verzorging tot gevolg heeft. De zorgverlener stimuleert en observeert de patiënt. Controle Zorgen m.b.t. de hygiënische verzorging worden gedetailleerd genoteerd in het patiëntendossier (bv. toilet in de douche met hulp bij het wassen van het intiem toilet) Wat betreft score 4, dient de permanente aanwezigheid van de zorgverlener verantwoord te worden door de vermelding in het patiëntendossier van de fysieke of psychische stoornis. Opmerking Het wassen van het hoofdhaar en/of tanden poetsen en/of scheren van de patiënt wordt dus ook beschouwd als gedeeltelijke hulp. Echter, in het bepalen van de score wordt de verzorging van oren, ogen, nagels, neus, navel of tepel niet mee in rekening gebracht. indien de patiënt op de dag van registratie ook in bad werd gewassen, primeert de keuzemogelijkheid F120. Therapeutische baden zoals hydrotherapie worden in dit item niet mee in rekening gebracht. *** Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
81
Oefeningen Educatie m.b.t. hygiënische zorgen: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige sensibiliseert ivm hygiënische zorgen: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige informeert ivm hygiënische zorgen: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige geeft op gestructureerde wijze educatie m.b.t. hygiënische zorgen: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
82
Oefeningen Educatie m.b.t. hygiënische zorgen: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg, item: educatie m.b.t. hygiënische verzorging Codeer: De verpleegkundige sensibiliseert ivm hygiënische zorgen: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item: F200 1 Codeer: De verpleegkundige informeert ivm hygiënische zorgen: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item: F200 1 Codeer: De verpleegkundige geeft op gestructureerde wijze educatie m.b.t. hygiënische zorgen: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item: F200 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
83
Item F200: Educatie en training m.b.t. hygiënische verzorging
Definitie Het geheel van educatie met als doel het informeren, sensibiliseren of toelaten van het verwerven van bepaalde kennis, capaciteiten, competenties met betrekking tot de hygiëne (bv. terugkeer van de gewoonten na CVA, vermindering van de algemene toestand,…). Dit item heeft betrekking op de patiënt, zijn familie of significante naaste. Scoremogelijkheid 1.sensibilisatie en occasionele informatie met betrekking tot hygiëne. 2. gestructureerde educatie met betrekking tot hygiëne Controle occasioneel: het onderwerp van de informatie is genoteerd in het patiëntendossier2. gestructureerd: de educatie is genoteerd in het patiëntendossier en refereert naar een standaard zorgplan voor educatie of het geïndividualiseerd zorgplan in het patiëntendossier2. Opmerking Stoma-educatie5 valt niet onder dit item. Hiervoor wordt verwezen naar B600 ‘educatie m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding’. Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
84
Oefeningen Hulp bij dagkledij: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige kleedt de patiënt volledig aan en uit: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige kleedt de patiënt op de dag van het ontslag aan in dagkledij: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige doet de patiënt een operatiehemdje aan: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
85
Oefeningen Hulp bij dagkledij: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg item: hulp bij dagkledij Codeer: De verpleegkundige kleedt de patiënt volledig aan en uit: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F300 1 Codeer: De verpleegkundige kleedt de patiënt op de dag van het ontslag aan in dagkledij: onvoldoende om te scoren Codeer: De verpleegkundige doet de patiënt een operatiehemdje aan: onvoldoende om te scoren Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
86
Item F300: Hulp bij dagkledij
Definitie Het geheel van verpleegactiviteiten m.b.t. het aan- en uittrekken van dagkleding. De patiënt heeft hulp nodig bij het aan- en uittrekken van elk van volgende kledingsstukken: onderkleding, bovenkleding en schoeisel (of pantoffels). Dit gebeurt zowel ’s morgens als ’s avonds. Dagkledij omvat de volledige waaier van trainingspak tot stadskledij. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle de motivatie staat ingeschreven in het patiëntendossier2. de aangeboden hulp staat ingeschreven in het patiëntendossier2. Opmerking Wordt niet beschouwd als hulp bij dagkledij: - enkel het aankleden van de patiënt vb. bij ontslag - enkel het uitkleden van de patiënt vb. bij opname - het kleden van de patiënt bij diens overlijden Een pyjama, operatiehemd of kamerjas is geen dagkledij. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
87
Oefeningen Zorgen m.b.t. het zelfbeeld van de patiënt: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige kamt en zet de pruik bij de patiënt op: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige maquilleert de patiënt en doet zijn beenprothese aan: Domein? Klasse? Item? Codeer: de pedicure voert een uitgebreide nagelverzorging uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
88
Oefeningen Zorgen m.b.t. het zelfbeeld van de patiënt: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg item: zorgen m.b.t. het zelfbeeld van de patiënt Codeer: De verpleegkundige kamt en zet de pruik bij de patiënt op: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F400 1 Codeer: De verpleegkundige maquilleert de patiënt en doet zijn beenprothese aan: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F400 2 Codeer: de pedicure voert een uitgebreide nagelverzorging uit: Mag niet gescoord worden! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
89
Item F400: Zorgen m.b.t. zelfbeeld
Definitie Het zelfbeeld van de patiënt ondersteunen en/of verbeteren door een geheel van specifieke activiteiten. Enkel de onderstaande activiteiten (limitatieve lijst!), uitgevoerd door een zorgverlener1, komen in aanmerking om dit item te scoren: Type a: Het aanbrengen van protheses: borstprothese, arm- of beenprothese, oogprothese, pruik Type b: Preventieve maatregelen voor haar- en nageluitval: ijskappen, nagelbaden Type c: Maquillage Deze zorgen worden uitgevoerd door een zorgverlener1. Scoremogelijkheid Aantal verschillende zorgtypes m.b.t. het zelfbeeld zoals weergegeven in de definitie (maximumscore a+b+c =3). Controle Het verpleegprobleem of de nood van de zorgen m.b.t. het zelfbeeld wordt aangegeven in de anamnese of in het observatieverslag. De zorgen worden als uitgevoerd genoteerd in het patiëntendossier². Opmerking De zorgen die uitgevoerd worden door een kapper, pedicure, manicure of visagist worden niet gescoord. Ook de zorgen m.b.t. lijktooi worden niet in dit item gescoord. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
90
Oefeningen Bijzondere mondzorg: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige observeert en voert 3 maal per dag een mondspoeling uit: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige inspecteert dagelijks de mond van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: de verpleegkundige poetst de tanden van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
91
Oefeningen Bijzondere mondzorg: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg item: bijzondere mondzorg Codeer: De verpleegkundige observeert en voert 3 maal per dag een mondspoeling uit: Domein 1: zorg bij elementair fysiologische functies Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg Item F500 3 Codeer: De verpleegkundige inspecteert dagelijks de mond van de patiënt: onvoldoende om te scoren Codeer: de verpleegkundige poetst de tanden van de patiënt: wordt hier niet gescoord maar wel onder F 110 of F 120 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
92
Item F500: Bijzondere mondzorg
Definitie Het geheel van preventieve of curatieve verpleegactiviteiten m.b.t. de mondstatus (de toestand van slijmvlies, tanden en tong). Concreet worden volgende voorwaarden vervuld: De mondstatus wordt dagelijks gecontroleerd en gedocumenteerd in het patiëntendossier². EN De mondspoelingen of mondverzorgingen worden ofwel volledig uitgevoerd door de zorgverlener1, ofwel opgevolgd of geïnstrueerd door de zorgverlener1 aan de patiënt of significante naaste4. Scoremogelijkheid Aantal bijzondere mondzorgen. Controle Bijzondere mondzorg staat gepland en aangeduid als uitgevoerd in het patiëntendossier². De dagelijkse evaluatie van de mondstatus wordt op de registratiedag in het patiëntendossier² teruggevonden onder de vorm van een codering of een verslag. De naam van het gebruikte produkt waarmee de mondzorg wordt uitgevoerd staat genoteerd in het dossier. Opmerking Het louter tandenpoetsen kan niet in dit item gescoord worden, maar wordt gescoord onder F110 ‘hygiënische zorgen aan lavabo, bed of couveuse’ of F120 ‘hygiënische zorgen in een bad of douche’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
93
Oefeningen Beleid van de vocht- en voedingsbalans: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks het urinedebiet: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks een in en outbalans bij de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks een in en outbalans bij de patiënt en berekent deze 3 maal per dag: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
94
Oefeningen Beleid van de vocht- en voedingsbalans: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, item Beleid van de voeding- en vochtbalans Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks het urinedebiet: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, Item G100 1 Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks een in en outbalans bij de patiënt: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, Item G100 2 Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks een in en outbalans bij de patiënt en berekent deze 3 maal per dag: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, Item G100 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
95
Item G100: Beleid van de vocht- en voedingsbalans
Definitie Het opvolgen van de vocht- en voedingbalans met als doel het voorkomen of beperken van complicaties tengevolge van wijzigingen in deze balans. Scoremogelijkheid 1.Opvolging op dagelijkse basis van: het volledige urinedebiet OF de voedingstoestand: er wordt op dagelijkse basis gecontroleerd en geëvalueerd wat en hoeveel de patiënt gegeten en gedronken heeft het gewicht: het gewicht wordt dagelijks opgevolgd en het verschil met het gewicht van de dag ervoor wordt uitgerekend. 2.Opvolging van de in-out balans op dagelijkse basis: Er wordt, op dagelijkse basis, gedetailleerd bijgehouden wat bij de patiënt is toegediend, wat de patiënt tot zich heeft genomen en wat er door de patiënt werd geëxcreteerd. Eénmaal per dag wordt de volledige berekening uitgevoerd om de volledige in-out balans te controleren. 3.Opvolging van de in-out balans (cfr. definiëring score 2) waarbij de volledige in-out berekening 2 tot en met 6 keer per dag wordt uitgevoerd. 4.Opvolging van de in-out balans (cfr. definiëring score 2) waarbij de volledige berekening 7 tot en met 12 keer per dag wordt uitgevoerd. 5.Opvolging van de in-out balans (cfr. definiëring score 2) waarbij de volledige berekening meer dan 12 keer per dag wordt uitgevoerd. Controle Het volledige urinedebiet of de voedingstoestand moet genoteerd zijn in het patiëntendossier2. Een opvolgingsdocument in het patiëntendossier² dient de resultaten van de opvolging te bevatten. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
96
Oefeningen Beleid bij een evacuerende maagsonde: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de observaties m.b.t. de maagsonde: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks de afvloei van de maagsonde: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
97
Oefeningen Beleid bij een evacuerende maagsonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, item Beleid bij een evacuerende maagsonde Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de observaties m.b.t. de maagsonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht Item G200 1 Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks de afvloei van de maagsonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht Item G200 1 Alleen de afvloei noteren is niet voldoende om te scoren Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
98
Item G200: Beleid bij een evacuerende maagsonde
Definitie Het geheel van zorgen m.b.t. de opvolging van een evacuerende maagsonde: controle van de positie, decubituspreventie van de neusvleugel of mondhoek, controle van de afvloei, het bijstellen van een vacuumsysteem etc. Scoremogelijkheid beleid aanwezig. Controle In het patiëntendossier² staan de zorgen m.b.t. de evacuerende maagsonde gepland en aangeduid. Het debiet van de maagsonde wordt dagelijks weergegeven in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
99
Oefeningen Glycemiebeleid: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de glycemiewaarden: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks de glycemiewaarden en interpreteert deze en treft zo nodig acties: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
100
Oefeningen Glycemiebeleid: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, item Glycemiebeleid Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de glycemiewaarden: Onvoldoende gegevens om te scoren Codeer: De verpleegkundige noteert dagelijks de glycemiewaarden en interpreteert deze en treft zo nodig acties : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht Item G300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
101
Item G300: Glycemiebeleid
Definitie Het voorkomen en/of behandelen van een te hoge of een te lage bloedsuikerspiegel, met of zonder verpleegkundige educatie. Hieronder wordt verstaan: Het monitoren van de glycemie d.m.v. het observeren van klinische tekens van een te hoge of te lage bloedspiegel EN het opvolgen en het interpreteren van de glycemiewaarden die gemeten worden door de zorgverlener of de patiënt zelf zonodig op medisch voorschrift wordt een therapie ingesteld, aangepast of gecontinueerd. MET OF ZONDER educatie aan de patiënt Scoremogelijkheid Beleid aanwezig. Beleid aanwezig met educatie Controle Een medisch voorschrift (KB van 13/07/2006) m.b.t. de glycemieregeling is in het patiëntendossier weergegeven. De glycemiewaarden en/of de klinische observaties zoals hypo- of hyperglycemie worden in het patiëntendossier2 weergegeven. Score 2 wordt enkel gescoord indien een standaardplan of een geïndividualiseerd zorgplan aanwezig is in het patiëntendossier2. Opmerking De veneuze, arteriële of capillaire bloedafname, afgenomen door een zorgverlener wordt gescoord in klassen. Een éénmalig individueel voorschrift volstaat niet om glycemiebeleid te scoren. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
102
Oefeningen Bloedwaardenbeleid: bloedgassen, stolling, hemoglobine of ionen : Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de bloedgaswaarden: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige noteert 3 maal daags de bloedgaswaarden en interpreteert deze en treft zo nodig acties : Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
103
Oefeningen Bloedwaardenbeleid: bloedgassen, stolling, hemoglobine of ionen : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, item Bloedwaardenbeleid Codeer: De verpleegkundige observeert en noteert dagelijks de bloedgaswaarden: Onvoldoende gegevens om te scoren Codeer: De verpleegkundige noteert 3 maal daags de bloedgaswaarden en interpreteert deze en treft zo nodig acties : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, score: G400 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
104
Item G400: Bloedwaardenbeleid: bloedgassen, stolling hemoglobine of ionen
Definitie Het verpleegkundig opvolgen en interpreteren van de resultaten van de bloedafnames (arterieel, veneus, capilair of via andere methoden): de bloedgaswaarden en/of ionen en/of hemoglobine en/of bloedstolling. Bij de verpleegkundige opvolging wordt minimum 3 keer per dag een waardebepaling uitgevoerd. Scoremogelijkheid Bloedwaardenbeleid aanwezig. Controle Een staand order of specifiek voorschrift van de arts m.b.t. de bloedwaarden is in het patiëntendossier² weergegeven. De bloedwaarden, noodzakelijk voor een nauwkeurige opvolging en therapiebijsturing, zijn minimaal 3x per registratiedag terug te vinden in het patiëntendossier². Opmerking Dit item kan enkel gescoord worden voor de opgesomde elementen in de titel. De veneuze, arteriële of capillaire bloedafname wordt in respectievelijk item N300, N400 of N500 gescoord. Dit item heeft geen betrekking tot het nemen van bloedstalen maar wel op het opvolgen van de waarden van de in de titel vermelde bloednamen. Een éénmalig individueel voorschrift volstaat niet om dit item te kunnen scoren. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
105
Oefeningen Beleid m.b.t. dialyse : Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige voert een peritoneale dialyse uit: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige voert een discontinue heamodialyse uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
106
Oefeningen Beleid m.b.t. dialyse : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, item beleid m.b.t. dialyse Codeer: De verpleegkundige voert een peritoneale dialyse uit: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, Item G500 1 Codeer: De verpleegkundige voert een discontinue heamodialyse uit: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht, Item G500 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
107
Item G500: Beleid m.b.t. dialyse
Definitie Reguleren van de in- en uitstroom van dialysevloeistof in de buikholte of het reguleren van de extracorporale passage van het bloed van de patiënt via een kunstnier. Dit kan uitgevoerd worden door de zorgverlener1, de significante naaste4 of de patiënt zelf met opvolging door een zorgverlener1. Scoremogelijkheid Peritoneale dialyse wordt uitgevoerd op de registratiedag. Discontinue hemodialyse (1 tot 8u operationeel per registratiedag). Continue hemodialyse (> 8u operationeel per registratiedag). Controle In het patiëntendossier² worden de zorgen m.b.t. de dialyse gepland en aangeduid als uitgevoerd. Opmerking Dialysevloeistoffen kunnen niet gescoord worden onder IV medicatie (H200 en H300). Indien er via de dialysevloeistof bijkomende medicatie (bv. kalium) wordt toegediend kan dit wel meegeteld worden bij IV medicatie (H200 en H300). Het begin en einde van de dialyse, ofwel het aan- en loskoppelen van de patiënt staan genoteerd in het patiëntendossier2. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
108
Oefeningen Toediening geneesmiddelen SC/ID/IM : Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient 1 subcutane en 2 intramusculaire inspuitingen bij de patiënt toe: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige kleeft pijnpleister: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
109
Oefeningen Toediening geneesmiddelen SC/ID/IM : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, item H100: Toediening geneesmiddelen SC/ID/IM Codeer: De verpleegkundige dient 1 subcutane en 2 verschillende intramusculaire inspuitingen bij de patiënt toe: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, Item H100 3 Codeer: De verpleegkundige kleeft pijnpleister: Onvoldoende om te kunnen scoren Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
110
Item H100: Toediening geneesmiddelen SC/ID/IM
Definitie Toediening van geneesmiddelen via subcutane, intradermale of intramusculaire toegangsweg. Oplosmiddelen (om het poeder van een intramusculair product vloeibaar te maken) en verdunningsmiddelen (om het geneesmiddel in een verdunde concentratie toe te dienen) worden niet als een apart geneesmiddel beschouwd. Scoremogelijkheid Aantal verschillende geneesmiddelen (producten op basis van merknaam) tijdens de registratiedag. Controle De verschillende geneesmiddelen moeten in het patiëntendossier² met vermelding van het tijdstip als toegediend genoteerd zijn. Geneesmiddelen in het patiëntendossier2 worden genoteerd met product/merknaam (volledig uitgeschreven), dosis en toedieningsweg. Opmerking Transdermale geneesmiddelen, bv. pijnpleisters worden niet gescoord. De infusen die SC worden toegediend kan men onder dit item scoren, met duidelijke vermelding van het begin en het einde van de toediening. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
111
Oefeningen Toediening geneesmiddelen IV : Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient 5 verschillende geneesmiddelen IV toe: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient IV bloedplaatjes toe: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
112
Oefeningen Toediening geneesmiddelen IV : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, item H200: Toediening aantal verschillende geneesmiddelen IV Codeer: De verpleegkundige dient 5 verschillende geneesmiddelen IV toe: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, Item H200 5 Codeer: De verpleegkundige dient IV bloedplaatjes toe: Mag hier niet gescoord worden wel onder N100 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
113
Item H200: Toediening aantal geneesmiddelen IV
Definitie Toediening van geneesmiddelen via een intraveneuze toegangsweg. Oplosmiddelen (om het poeder van een intraveneus product vloeibaar te maken) en verdunningsmiddelen (om het geneesmiddel in een verdunde concentratie toe te dienen) worden niet als een apart geneesmiddel beschouwd. Scoremogelijkheid Aantal verschillende geneesmiddelen (producten op basis van merknaam) die tijdens de registratiedag werden toegediend. Controle De verschillende IV geneesmiddelen moeten in het patiëntendossier² genoteerd worden met vermelding van: product/merknaam (volledig uitgeschreven), dosis, de eenheden, het tijdstip van toedienen en de toedieningsweg. Opmerking Het begin en het einde van de IV perfusie moet duidelijk in het dossier vermeld staan Enkel het toedienen van een IV geneesmiddel via flacons, zak, spuit of burette, … wordt in rekening genomen en niet de wijzigingen in snelheid van toediening van de medicatie. Het toedienen van totale parenterale voeding moet ook gescoord worden onder het item D400. Dialysevloeistoffen, bloed en bloedproducten (N100) worden niet in rekening gebracht bij dit item. Bijkomende producten toegevoegd aan het waakinfuus of de producten gebruikt tijdens de dialyse, kunnen gescoord worden onder dit item. Indien dit item wordt gescoord, moet item H300 ook gescoord worden Het openhouden van een toegangspoort met een fysiologisch serum en/of anti-coagulantia kan niet gescoord worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
114
Oefeningen Toediening meest frequente geneesmiddel IV : Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige dient 3 maal antibiotica en twee andere geneesmiddelen IV toe: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
115
Oefeningen Toediening meest frequente geneesmiddelen IV : Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, item H300: Het meest frequent toegediende geneesmiddel IV Codeer: Codeer: De verpleegkundige dient 3 maal antibiotica en twee andere geneesmiddelen IV toe : Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik Item H300 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
116
Item H300: Toediening meest frequent geneesmiddel IV
Definitie Toediening van geneesmiddelen via een intraveneuze toegangsweg. Oplosmiddelen (om het poeder van een intraveneus product vloeibaar te maken) en verdunningsmiddelen (om het geneesmiddel in een verdunde concentratie toe te dienen) worden niet als een apart geneesmiddel beschouwd. Scoremogelijkheid Aantal toedieningen van het meest frequent IV geneesmiddel dat tijdens de registratiedag werd toegediend. Controle De verschillende IV geneesmiddelen moeten in het patiëntendossier² genoteerd worden met vermelding van: product/merknaam (volledig uitgeschreven), dosis, de eenheden, het tijdstip van toedienen en de toedieningsweg. Opmerking Het begin en het einde van de IV perfusie moet duidelijk in het dossier vermeld staan Enkel het toedienen van een IV geneesmiddel via flacons, zak, spuit of burette, … wordt in rekening genomen en niet de wijzigingen in snelheid van toediening van de medicatie. Het toedienen van totale parenterale voeding moet ook gescoord worden onder het item D400. Dialysevloeistoffen, bloed en bloedproducten (N100) worden niet in rekening gebracht bij dit item. Bijkomende producten toegevoegd aan het waakinfuus of de producten gebruikt tijdens de dialyse, kunnen gescoord worden onder dit item. Indien dit item wordt gescoord, moet item H300 ook gescoord worden Het openhouden van een toegangspoort met een fysiologisch serum en/of anti-coagulantia kan niet gescoord worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
117
Oefeningen Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige dient 3 maal aërosol toe aan de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient zuurstof toe aan de patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
118
Oefeningen Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, item toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent Codeer: De verpleegkundige dient 3 maal aërosol toe aan de patiënt: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik Item H400 3 Codeer: De verpleegkundige dient zuurstof toe aan de patiënt: Mag hier niet gescoord worden Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
119
Item H400: Toediening geneesmiddel via aërosol, puff of zuurstoftent
Definitie Toediening van geneesmiddelen die door de longen worden opgenomen. Deze worden toegediend via aërosol, puff of zuurstoftent. Scoremogelijkheid Aantal toedieningsmomenten tijdens de registratiedag. Controle De verschillende geneesmiddelen moeten in het patiëntendossier² met vermelding van het tijdstip als toegediend genoteerd zijn. Geneesmiddelen in het patiëntendossier2 worden genoteerd met product/merknaam (volledig uitgeschreven), dosis en toedieningsweg. Opmerking Toediening van 2 of meerdere puffs tijdens 1 toedieningsmoment worden niet opgeteld. Een toedieningsmoment is een fase waarbij de zorgverlener1 de op dat moment noodzakelijke dosis van het geneesmiddel toedient of de patiënt bijstaat. Er wordt geen onderscheid gemaakt in het aantal ampullen, puffs,…. die op dat moment worden toegediend. Het toedienen van zuurstof op zich wordt niet aangerekend in dit item. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
120
Oefeningen Toediening geneesmiddelen via vaginale weg: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient vaginaal daktarine crème toe: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
121
Oefeningen Toediening geneesmiddelen via vaginale weg: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik, item: toediening geneesmiddelen via vaginale weg Codeer: De verpleegkundige dient vaginaal daktarine crème toe: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik Item H500 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
122
Item H500: Toediening geneesmiddelen via vaginale weg
Definitie Het toedienen van geneesmiddelen via vaginale weg. Scoremogelijkheid Aantal verschillende geneesmiddelen (producten op basis van merknaam). Controle De verschillende geneesmiddelen moeten in het patiëntendossier² met vermelding van het tijdstip als toegediend genoteerd zijn. Geneesmiddelen in het patiëntendossier2 worden genoteerd met product/merknaam (volledig uitgeschreven), dosis en toedieningsweg. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
123
Oefeningen Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige scoort tweemaal per dag de Glasgow comaschaal en noteert deze in het dossier: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
124
Oefeningen Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse I: Neurologische zorg, item: Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument Codeer: De verpleegkundige scoort tweemaal per dag de Glasgow comaschaal en noteert deze in het dossier: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse I: Neurologische zorg Item I100 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
125
Item I100: Bewaking van de neurologische functie d. m. v
Item I100: Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument Definitie Testen en opvolgen van patiëntenreacties om neurologische complicaties te voorkomen of te beperken. Deze opvolging gebeurt met behulp van de Glasgow Coma Scale = GCS (zie figuur rechts, score/15) of een afgeleid meetinstrument³. Scoremogelijkheid Aantal controles d.m.v. de GCS of een ander afgeleid meetinstrument³. Controle De neurologische opvolging adh. van de GCS of een ander meetinstrument3 zijn in het patiëntendossier2 te vinden. Er zijn instructies voor de GCS of een ander afgeleid meetinstrument³ beschikbaar op de afdeling. Glasgow Openen Ogen (O) Spontaan Bij stemgeluid 3 Bij pijn 2 Geen Verbale respons (V) Gericht 5 Verward 4 Onaangepast 3 Onbegrijpbaar 2 Geen 1 Motorische resp. (M) Gehoorzaamd 6 Vermijding 4 Flexie 3 Extentie 2 De score = O+V+M Min.: 3 Max.: 15 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
126
Oefeningen Intracraniële drukmeting zonder of met drainage: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige bewaakt de intracraniële druk zonder drainage: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige bewaakt de intracraniële druk met drainage: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
127
Oefeningen Intracraniële drukmeting zonder of met drainage: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse I: Neurologische zorg, item: Intracraniële drukmeting zonder of met drainage Codeer: De verpleegkundige bewaakt de intracraniële druk zonder drainage: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse I: Neurologische zorg Item I200 1 Codeer: De verpleegkundige bewaakt de intracraniële druk met drainage: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse I: Neurologische zorg Item I200 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
128
Item I200: Intracraniële drukmeting zonder of met drainage
Definitie Verzamelen en analyseren van patiëntengegevens met het oog op het reguleren van de intracraniële druk en/of het verzorgen van een patiënt met een externe liquordrain. Scoremogelijkheid Bewaking van intracraniële druk zonder drainage (parenchymdrain). Bewaking van de intracraniële druk met opvolging van liquor-drainage (via een ventrikeldrain met mogelijkheid tot drainage). Controle De parameters (drainagehoeveelheid, drukken, enz.) met of zonder drainage worden in het patiëntendossier² weergegeven. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
129
Oefeningen Aspiratie van de luchtwegen: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige verwijdert slijm uit de mond van de patiënt met behulp van een zuigkatheter: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
130
Oefeningen Aspiratie van de luchtwegen: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling, item aspiratie van de luchtwegen Codeer: De verpleegkundige verwijdert slijm uit de mond van de patiënt met behulp van een zuigkatheter: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling Item K100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
131
Item K100: Aspiratie van de luchtwegen
Definitie Verwijderen van secreet uit de mond- en/of neusholte en/of de trachea met behulp van een zuigkatheter. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle Een aanduiding van het type van aspiratie (bv. nasaal, endo-tracheaal,…) dient in het patiëntendossier² genoteerd te worden onder de vorm van een dagelijkse nota of markering waaruit de hoeveelheid, de frequentie of het aspect (bv. kleur, consistentie) van het aspiraat kan afgeleid worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
132
Oefeningen Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een neusbril: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een endotracheale tube: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een tracheacanule: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
133
Oefeningen Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling, item K200 Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een neusbril: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling Item K200 1 Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een endotracheale tube: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling Item K200 2 Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt zuurstof toe via een tracheacanule: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling Item K200 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
134
Item K200: Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie
Definitie Het geheel van ondersteunende middelen m.b.t. ademhaling, met uitzondering van medicamenteuze ondersteuning. Scoremogelijkheid Masker, neusbril, sonde, zuurstoftent of –koepel. Endotracheale tube, larynxmasker. Tracheacanule. Controle Het type ondersteuning en de opvolging wordt in het patiëntendossier² genoteerd. De reden waarom de patiënt ondersteuning nodig heeft moet terug te vinden zijn in het patiëntendossier². Opmerking Niet-invasieve kunstmatige ventilatie zoals BIPAP (Bilevel Positive Airway Pressure) en CPAP (Contineous Positive Airway Pressure) worden afgeleid uit de combinatie van K200 en K300. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
135
Oefeningen Kunstmatige ventilatie: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige voert een verpleegkundig beleid m.b.t. kunstmatige ventilatie t.a.v. High Frequency Jet Ventilation: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
136
Oefeningen Kunstmatige ventilatie: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling item kunstmatige ventilatie Codeer: De verpleegkundige voert een verpleegkundig beleid m.b.t. kunstmatige ventilatie t.a.v. High Frequency Jet Ventilation: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse K: Zorg voor de ademhaling item kunstmatige ventilatie Item K300 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
137
Item K300: Kunstmatige ventilatie
Definitie Het verpleegkundig beleid m.b.t. kunstmatige ventilatie. Naast de normale kunstmatige ventilatie kunnen enkele speciale types van kunstmatige ventilatie of ventilatie met een speciale positie apart gescoord worden. De volgende types van kunstmatige ventilatie worden beschouwd als een speciaal type (limitatieve lijst!): Speciale types van kunstmatige ventilatie: Ventilatie techniek hoge frequentie High Frequency Jet Ventilation (HFJV), High Frequentie Oscillatory Ventilation (HFOV) High Frequency Percussion ventilation (HFPV), High Frequentie Positive Pressure Ventilation (HFPPV) Stikstof (NO) ventilatie Liquid Ventilation Ventilatie met een speciale positie: Beademing in ventrale positie Gebruik van het type “rotorest-bed” Scoremogelijkheid Kunstmatige ventilatie is aanwezig. Een speciaal type of een speciale positie van kunstmatige ventilatie is aanwezig. Controle Het type kunstmatige ventilatie en/of een speciale positie wordt in het patiëntendossier² weergegeven. Opmerking Niet-invasieve kunstmatige ventilatie zoals BIPAP (Bilevel Positive Airway Pressure) en CPAP (Contineous Positive Airway Pressure) worden afgeleid uit de combinatie van K200 en K300. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
138
Oefeningen Toezicht op een wonde (zonder verzorging): Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige observeert een wonde en zijn wondomgeving op de bovenarm van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige observeert en verzorgt een wonde op de bovenarm van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
139
Oefeningen Toezicht op een wonde (zonder verzorging): Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging, item: toezicht op een wonde en zijn wondomgeving (zonder verzorging) Codeer: De verpleegkundige observeert een wonde en zijn wondomgeving op de bovenarm van de patiënt: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L100 1 Codeer: De verpleegkundige observeert en verzorgt een wonde op de bovenarm van de patiënt: Mag niet bij dit item gescoord worden wel bij bv. L300 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
140
Item L100: Toezicht op een wonde, wond- omgeving en verbandmateriaal (zonder verzorging)
Definitie Het geheel van toezicht van een wondverband, al dan niet met de aanwezigheid van apparatuur of collectiematerialen zoals vacuümsystemen, redons, collectiedrains (bv. thoraxdrainage) zonder het verband te verwisselen op de dag van registratie. Hierbij wordt inbegrepen het al dan niet ledigen en/of vervangen van de opvangcontainers (redonpotje, opvangreservoir van het vacuümsysteem). Scoremogelijkheid Aantal wondzones waar toezicht op de verbanden wordt uitgevoerd (cfr. Wondzorgkaart). Controle De plaats van de wonde en het resultaat van de controle is genoteerd in het patiëntendossier² Opmerking Indien één wondzone meermaals per dag wordt gecontroleerd, wordt dit niet gescoord als meerdere wondzones. Een controle van één wondzone geldt voor een hele registratiedag. Een wonde die op de dag van registratie verzorgd werd, kan niet onder dit item gescoord worden. Worden niet in dit item opgenomen wegens elders in de registratie opgenomen: IV/IA katheter, naald insteekpunten (N200); Incisie gedenudeerde toegangspoort, swan ganz (N200); Liquordrainage-verbanden (I200); Huid- en wondverzorging heeft steeds betrekking op defecten van de huid, dus niet slijmvliezen, ogen etc Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
141
Oefeningen Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige verzorgt operatienietjes: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige verzorgt 2 insteekpunten van een thoraxdrain: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
142
Oefeningen Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging item: Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten Codeer: De verpleegkundige verzorgt operatienietjes: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L200 1 Codeer: De verpleegkundige verzorgt 2 insteekpunten van een thoraxdrain: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L200 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
143
Item L200: Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten
Definitie Het verzorgen van suturen en insteekpunten in de huid is het reinigen en/of ontsmetten van een gesloten operatiewonde (sutuur) of het reinigen en/of ontsmetten van een insteekpunt van een drain. Tijdens deze reiniging en/of ontsmetting wordt de wonde tevens opgevolgd en gecontroleerd. Deze wondzorg is o.a. de verzorging van: operatiewonde (suturen: nieten, draad, clipjes, steri-strips, huidlijm) met inbegrip van een bijhorende redon, andere drainagematerialen zoals penrose of lamel in de sutuur of in de directe omgeving ervan; insteekpunt van een thoraxdrain, redon-insteekpunten; insteekpunt van een suprapubische of gastrostomiesonde; insteekpunten van een externe fixator; weefselpunctieplaats (bv. leverpunctieplaats). Scoremogelijkheid Aantal wondzones dat verzorgd werd (cfr. wondzorgkaart). Indien éénzelfde wonde in een wondzone meermaals per dag wordt verzorgd, wordt dit gescoord als meerdere wondzones. Controle Volgende elementen moeten genoteerd staan in het patiëntendossier²: Het soort wonde en/of insteekpunt (aard en plaats) de klinische beschrijving van de wonde (lokalisatie, grootte, diepte, kleur, eventueel aanwezig dichtings- en/of drainagemateriaal. De toegediende zorgen (manier van verzorgen en het gebruikte materiaal en producten) De observatie van de wonde tijdens de verzorging Indien van toepassing: de gewijzigde manier van verzorgen, andere materialen en producten Opmerking Worden niet in dit item opgenomen wegens elders in de registratie: Punctieplaatsen van bloedafnames (N300, N400, N500); IV/IA katheter, naald insteekpunten (N200); Incisie gedenudeerde toegangspoort, swan ganz (N200); Liquordrainage-verbanden (I200). Deze wonden zijn geen eenvoudige (L300) of complexe (L400) open wonden of dermatologische laesies (L500). Huid- en wondverzorging heeft steeds betrekking op defecten van de huid, dus niet slijmvliezen, ogen etc. De verzorging van een episiotomienaad kan hier ook gescoord worden Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
144
Oefeningen Eenvoudige verzorging van een open wonde: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige verzorgt een open beenwonde: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige reinigt, ontsmet en brengt een verband aan op de onderarm van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
145
Oefeningen Eenvoudige verzorging van een open wonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging item: eenvoudige verzorging van een open wonde Codeer: De verpleegkundige verzorgt een open beenwonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item: L300 1 Codeer: De verpleegkundige reinigt, ontsmet en brengt een verband aan op de onderarm van de patiënt: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
146
Item L300: Eenvoudige verzorging van een open wonde
Definitie Een eenvoudige verzorging van een open wonde bestaat uit het reinigen en/of ontsmetten van de wonde en het aanbrengen van een beschermend verband. Met beschermend verband” worden o.a. volgende producten bedoeld: actief verband (hydrogel, alginaten, hydrocolloïden) vetverbanden, zalven... Scoremogelijkheid Het aantal wondzones dat verzorgd werd (cfr. wondzorgkaart). Indien eenzelfde wonde in een wondzone meermaals per dag wordt verzorgd, wordt dit gescoord als meerdere wondzones. Controle Volgende elementen moeten genoteerd staan in het patiëntendossier²: Het soort wonde en/of insteekpunt (aard en plaats) de klinische beschrijving van de wonde (lokalisatie, grootte, diepte, kleur, eventueel aanwezig dichtings- en/of drainagemateriaal. De toegediende zorgen (manier van verzorgen en het gebruikte materiaal en producten) De observatie van de wonde tijdens de verzorging Indien van toepassing: de gewijzigde manier van verzorgen, andere materialen en producten Opmerking Deze wonden zijn geen suturen/insteekpunten van drains (L200). Dit is geen dermatologische laesie (L500) of een complexe verzorging van open wonden (L400). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
147
Oefeningen Complexe verzorging van een open wonde: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige plaatst een wiek: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige debrideert, spoelt, reinigt, ontsmet en brengt een verband aan op de onderarm van de patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
148
Oefeningen Complexe verzorging van een open wonde: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging item: complexe verzorging van een open wonde Codeer: De verpleegkundige plaatst een wiek: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item: L400 1 Codeer: De verpleegkundige debrideert, spoelt, reinigt, ontsmet en brengt een verband aan op de onderarm van de patiënt: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L400 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
149
Item L400: Complexe verzorging van een open wonde
Definitie De complexe verzorging van een open wonde bestaat uit het reinigen en/of ontsmetten van de wonde en het aanbrengen van een verband waarbij minstens één van volgende verzorgingen bijkomend wordt uitgevoerd: irrigatie van een diepe, ondermijnde wonde met wondcleanser, spuit en sonde; wonddouche, bad (hydrotherapie); vervangen, plaatsen van wieken; plaatsen van een vacuüm-installatie; plaatsen onder gepolariseerd licht; herpositioneren van een skin tear (huident); mechanisch debrideren, curettage of plaatsing van larven of bloedzuigers. Scoremogelijkheid Aantal wondzones en de complexe verzorging van een open wonde zijn uitgevoerd op de registratiedag. Indien eenzelfde wonde in een wondzone meermaals per dag wordt verzorgd, wordt dit gescoord als meerdere wondzones. Controle Volgende elementen moeten genoteerd staan in het patiëntendossier²: Het soort wonde en/of insteekpunt (aard en plaats) de klinische beschrijving van de wonde (lokalisatie, grootte, diepte, kleur, eventueel aanwezig dichtings- en/of drainagemateriaal. De toegediende zorgen (manier van verzorgen en het gebruikte materiaal en producten) De observatie van de wonde tijdens de verzorging Indien van toepassing: de gewijzigde manier van verzorgen, andere materialen en producten Opmerking Deze wonden zijn geen suturen/insteekpunten (L200). Dit is geen dermatologische laesie (L500) of een eenvoudige verzorging van een open wonde (L300). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
150
Oefeningen Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige brengt zalf aan de bovenarm van de patiënt aan tgv psoriasis: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
151
Oefeningen Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging item: Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen Codeer: De verpleegkundige brengt zalf aan de bovenarm van de patiënt aan tgv psoriasis: Domein 2: Complexe fysiologische functies, Klasse L: Huid - en wondverzorging Item L500 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
152
Item L500: Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen
Definitie Het geheel van verpleegkundige verzorging aan huidziekten. Meer specifiek wordt hiermee bedoeld het aanbrengen van specifieke zalven en verbanden ter behandeling van één of meerdere huidziekten zonder dat de huidbarrière doorbroken is (bv. schimmels, psoriasis, parasieten, allergieën). Scoremogelijkheid Aantal wondzones dat verzorgd werd (cfr. Wondzorgkaart). Indien eenzelfde laesie in een zone meermaals per dag wordt verzorgd, wordt dit gescoord als meerdere wondzones. Controle Volgende elementen moeten genoteerd staan in het patiëntendossier²: Het soort laesies (aard en plaats) de klinische beschrijving van de laesies (lokalisatie, grootte, kleur, staan genoteerd in het patiëntendossier² De toegediende zorgen (manier van verzorgen en het gebruikte materiaal en producten) De observatie van de laesies tijdens de verzorging Indien van toepassing: de gewijzigde manier van verzorgen, andere materialen en producten Huid- en wondverzorging heeft steeds betrekking op defecten van de huid, dus niet slijmvliezen, ogen etc. Opmerking Deze laesies zijn geen suturen/insteekpunten (L200), eenvoudige (L300) of complexe (L400) open wonden. Deze zorgen bevatten niet het uitvoeren van een frictie met ‘eau de cologne’ of een hydraterende lotion,… Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
153
Oefeningen Opvolgen van de thermoregulatie van de baby in de couveuse: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige volgt en regelt de temperatuur in de couveuse evenals de vochtigheidsgraad: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
154
Oefeningen Opvolgen van de thermoregulatie van de baby in de couveuse: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse M: Temperatuurregeling Item Opvolgen van de thermoregulatie van de baby in de couveuse Codeer: De verpleegkundige volgt en regelt de temperatuur in de couveuse evenals de vochtigheidsgraad: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse M: Temperatuurregeling Item M100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
155
Item M100: Opvolgen van de thermoregulatie van de baby in de couveuse
Definitie Het opvolgen en reguleren van de lichaamstemperatuur van de baby in een couveuse. De omgeving van de baby wordt aangepast om de temperatuur van de baby te beïnvloeden. Meer concreet kunnen de controle en toepassing van volgende aspecten voorkomen: de temperatuur van de couveuse of de temperatuur bij “cervocontrole”; de vochtigheidsgraad van de couveuse; de toepassing van lichamelijke beschermingsmaatregelen in verband met de convectie, de geleiding, de straling en de verdamping (aluminiumdeken, geplastificeerd deken, verwarmingslamp, het gebruik van lakens en dekens…). Scoremogelijkheid Aanwezigheid van minimum 2 van bovenstaande aspecten. Controle De bovenstaande aspecten en hun waarden zijn genoteerd in het patiëntendossier². De centrale en/of perifere lichaamstemperatuur van de baby zijn terug te vinden in het patiëntendossier2. Opmerking Het opvolgen van de centrale of perifere lichaamstemperatuur van de baby worden gescoord onder de items V300 ‘bewaken van de biologische vitale parameters: continue monitoring’ of V400 ‘bewaken van de biologische vitale parameters: discontinue monitoring’. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
156
Oefeningen Toediening van bloed en bloedcomponenten: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt drie zakjes bloed toe: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
157
Oefeningen Toediening van bloed en bloedcomponenten: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Toediening van bloed en bloedcomponenten Codeer: De verpleegkundige dient de patiënt drie zakjes bloed toe: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N100 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
158
Item N100: Toediening van bloed en bloedcomponenten
Definitie Toedienen van bloed en bloedcomponenten en opvolgen van eventuele reacties na de transfusie. Volgende producten worden beschouwd als bloed of bloedcomponenten menselijk vol bloed; erythrocyten-concentraat; bloedplaatjes-concentraat; leucocyten-concentraat; vers ingevroren plasma; hematopoiëtische stamcellen; stollingsfactoren; immunoglobulines. Scoremogelijkheid Aantal toegediende flacons (uitgezonderd oplosmiddel) of zakjes met bloed of bloedcomponenten. Controle In het patiëntendossier² worden de bloedproducten en hun toegediende hoeveelheid benoemd. Reacties van de patiënt als gevolg van de transfusie, of van IM injectie van immunoglobulines, worden ook in het dossier genoteerd. Opmerking Bloed en bloedproducten kunnen niet gescoord worden bij IV medicatie (H100, H200 of H300). Indien het toedienen van een bloedproduct gefractioneerd of met tussenpauzen gebeurt, kan deze toediening bijgeteld worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
159
Oefeningen Toezicht en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan, intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intra-osseus : Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige verzorgt en houdt toezicht op een IV en subcutane poort: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
160
Oefeningen Toezicht en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan, intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intra-osseus : Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Toezicht en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan, intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intra-osseus Codeer: De verpleegkundige verzorgt en houdt toezicht op een IV en subcutane poort: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N 200 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
161
Item N200: Toezicht en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan, intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intra-osseus Definitie Het geheel van verzorging en/of controle van een of meerdere artificiële toegangspoorten. Met een toegangspoort wordt een ingang/toegang van een katheter in het lichaam bedoeld met inbegrip van implanteerbare katheters (bv. subcutane veneuze poort). Enkel wanneer deze toegangspoorten worden gebruikt op de registratiedag kunnen ze gescoord worden. Scoremogelijkheid Aantal gebruikte toegangspoorten op de registratiedag. Controle Uit het patiëntendossier² moeten de verschillende toegangspoorten (datum/plaats/soort) en/of de uitgevoerde verzorging(en) en/of het toezicht kunnen afgeleid worden. Opmerkingen Enkel de in de titel vermelde toegangspoorten worden in dit item inbegrepen. Elektroden, evacuerende sonden en externe fixator-insteekpunten worden uitgesloten. Meerlumenkatheters tellen voor 1 toegangspoort. De toegangspoorten voor IV medicatie gegeven in bolusinjectie kunnen niet onder dit item gescoord worden (wegens niet permanent). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
162
Oefeningen Veneuze bloedafname: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige neemt hemoculturen: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
163
Oefeningen Veneuze bloedafname: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: veneuze bloedafname Codeer: De verpleegkundige neemt hemoculturen: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
164
Item N300: Veneuze bloedafname
Definitie Afname van een veneus bloedstaal. Een bloedafnamemoment is een welbepaald moment waarbij een zorgverlener1 het veneuze bloed afneemt en de nodige bloedstalen collecteert via een bepaalde prikplaats of toegangspoort. Scoremogelijkheid Aantal veneuze bloedafnamemomenten. Controle Elke bloedafname staat in het patiëntendossier² benoemd. De laboresultaten zijn terug te vinden in het patiëntendossier². Opmerking De verschillende bloedafname pogingen en verschillende bloedtubes worden niet in rekening gebracht. Wanneer veneus bloed wordt afgenomen via zowel de diepe veneuze katheter als perifeer (d.m.v. aanprikken van een vene) wordt dit als 2 bloedafnamemomenten geteld (bv. wanneer een hemocultuur op 2 verschillende plaatsen wordt afgenomen). Hemoculturen worden enkel in item N300 en N400 gescoord, niet in V500 ‘staalname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal’. Bloedafname via de navelstreng kan niet gescoord worden onder dit item Navelstrengbloed ergens anders?? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
165
Oefeningen Arteriële bloedafname: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige neemt 3 keer arterieel bloed af: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
166
Oefeningen Arteriële bloedafname: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Arteriële bloedafname Codeer: De verpleegkundige neemt 3 keer arterieel bloed af: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N400 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
167
Item N400: Arteriële bloedafname
Definitie Afname van een bloedstaal uit een slagader via een arteriële katheter die door de arts werd geplaatst. Een bloedafname-moment is een welbepaald moment waarbij een zorgverlener1 het arteriële bloed afneemt en de nodige bloedstalen collecteert via een prikplaats of toegangspoort. Scoremogelijkheid Aantal arteriële bloedafnamemomenten. Controle Elke bloedafname staat in het patiëntendossier² benoemd. De laboresultaten zijn terug te vinden in het patiëntendossier². Opmerking Hemoculturen kunnen enkel in item N300 en N400 gescoord worden, niet in V500 ‘staalname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal’. De verschillende bloedafname pogingen en verschillende bloedtubes worden niet in rekening gebracht. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
168
Oefeningen Capillaire bloedafname: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige neemt 5 keer capillair bloed af: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
169
Oefeningen Capillaire bloedafname: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Capillaire bloedafname Codeer: De verpleegkundige neemt 5 keer capillair bloed af: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N500 5 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
170
Item N500: Capillaire bloedafname
Definitie Afname van een bloedstaal uit een capillair bed (bv. vingerprik). Een bloedafnamemoment is een welbepaald moment waarbij een zorgverlener1 het capillaire bloed afneemt en de nodige bloedstalen collecteert via een prikplaats of toegangspoort. Scoremogelijkheid Aantal capillaire bloedafnamemomenten. Controle Elke bloedafname staat in het patiëntendossier² benoemd. De laboresultaten zijn terug te vinden in het patiëntendossier². Opmerking De verschillende bloedafname pogingen en verschillende bloedtubes worden niet in rekening gebracht. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
171
Oefeningen Cardio-circulatoire ondersteuning: elektrisch hulpmiddel: Domein? Klasse? Codeer: Er is een verpleegkundig beleid tav cardio-circulatoire ondersteuning: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige voert een defibrillatie uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
172
Oefeningen Cardio-circulatoire ondersteuning: elektrisch hulpmiddel: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Cardio-circulatoire ondersteuning Codeer: Er is een verpleegkundig beleid tav cardio-circulatoire ondersteuning: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N600 1 Codeer: De verpleegkundige voert een defibrillatie uit: Mag hier niet gescoord worden Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
173
Item N600: Cardio-circulatoire ondersteuning
Definitie Het verpleegkundig beleid van de patiënt met cardio-circulatoire ondersteuning. Dit item is enkel te scoren indien cardio-circulatoire ondersteuning in werking is op de registratiedag. Louter de aanwezigheid van het hulpmiddel of de draden is niet voldoende om dit item te scoren. Scoremogelijkheid Beleid aanwezig. Controle de aanwezigheid en het gebruik van externe elektrische stimulatoren van de circulatie (de gebruikswijze en geprogrammeerde frequentie) staan genoteerd in het patiëntendossier². Het toezicht en eventuele aanpassingen van de parameters bij de cardio-circulatoire ondersteuning zijn in het dossier genoteerd. Opmerking Reanimatieakten zoals defibrillatie met ‘pads’ behoren niet tot dit item. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
174
Oefeningen Cardio-circulatoire ondersteuning: mechanisch hulpmiddel: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige houdt toezicht op de ECMO: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
175
Oefeningen Cardio-circulatoire ondersteuning: mechanisch hulpmiddel: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding item: Cardio-circulatoire ondersteuning Codeer: De verpleegkundige houdt toezicht op de ECMO: Domein 2: Complexe fysiologische functies Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding Item N700 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
176
Item N700: Cardio-circulatoire ondersteuning: mechanisch hulpmiddel
Definitie Tijdelijk ondersteunen van de circulatie (intern of extern) met mechanisch hulpmiddel op de registratiedag. Scoremogelijkheid Intern assist-device: het bloed verlaat het lichaam niet. ( bv. ballonpomp). Extern assist-device: het bloed verlaat het lichaam en wordt door middel van een pompsysteem terug de circulatie ingepompt. (bv schroef/hemopomp). Extern assist-device waarbij het bloed het lichaam verlaat, een membraan voor uitwisseling met gassen passeert en terug naar de circulatie wordt gepompt (bv.Extra Corporele Membraan Oxygenatie ‘ECMO’). Controle De aanwezigheid van het assistsysteem moet uit het patiëntendossier² kunnen afgeleid worden. (bv. de tijdsduur van het assistsysteem, planning van zorgen aan het assistsysteem, controleparameters van de pomp, enz.). Het toezicht en de eventuele aanpassing van de parameters van het mechanisch hulpmiddel bij cardio-circulatoire ondersteuning zijn genoteerd in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
177
Oefeningen Activiteitenbegeleiding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige zorgt individueel voor ontspanning door het bespreken van de krant: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige gaat met een groep patiënten naar de markt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
178
Oefeningen Activiteitenbegeleiding: Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie, Item: activiteitenbegeleiding Codeer: De verpleegkundige zorgt individueel voor ontspanning door het bespreken van de krant: Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie Item O100 2 Codeer: De verpleegkundige gaat met een groep patiënten naar de markt: Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie Item O100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
179
Item O100: Activiteitenbegeleiding
Definitie Hulp bij specifieke lichamelijke, cognitieve, sociale en spirituele bezigheden om de activiteiten van de patiënt (of groep patiënten) in verscheidenheid, aantal of duur te doen toenemen. Deze handelingen worden begeleid (al dan niet geïnitieerd) door een zorgverlener1 en hebben een duidelijk therapeutisch of opvoedkundig doel. Komen in aanmerking voor het scoren van dit item: alle activiteiten in groepsverband of op individuele basis met als doel het activiteitenniveau of het ontwikkelingsniveau van de patiënten te beïnvloeden. Concreet kan dit item gescoord worden bij het begeleiden van activiteiten m.b.t.: Recreatie, expressie (handwerk, knutselwerk, ...); Ontspanning; Stimulatie tot het uitvoeren, onderhouden en stimuleren van hobby's en vaardigheden zoals gezelschapsspelen, kaarten, bereiden van maaltijden, zingen, muziek, wandelen, spelen met kinderen, krant bespreken, spelbegeleiding, marktbezoek, ... Tijdens deze activiteiten is er minstens een permanente aanwezigheid van één zorgverlener1. Scoremogelijkheid Activiteitenbegeleiding toegepast in groep. Activiteitenbegeleiding toegepast individueel. Controle In het patiëntendossier² wordt een standaardplan6 of een individueel plan teruggevonden. In het patiëntendossier² wordt aangeduid dat er een activiteitenbegeleiding heeft plaatsgevonden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
180
Oefeningen Zorg m.b.t. gedragsstoornissen: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige zorgt voor een beleid voor de begeleiding van een ADHD patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige zorgt voor een individueel actieplan voor een anorexia patiënt: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
181
Oefeningen Zorg m.b.t. gedragsstoornissen : Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie, Item: Zorg m.b.t. gedragsstoornissen Codeer: De verpleegkundige zorgt voor een beleid voor de begeleiding van een ADHD patiënt: Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie Item O200 1 Codeer: De verpleegkundige zorgt voor een individueel actieplan voor een anorexia patiënt: Domein3: Gedrag Klasse O: Gedragstherapie Item O200 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
182
Item O200: Zorg m.b.t. gedragsstoornissen
Definitie Het verpleegkundig beleid m.b.t. gedrags- of ontwikkelingsstoornissen van de patiënt (bv. ADHD, autisme, fobieën, automutilatie, anorexie of boulimie). Deze stoornissen zijn wezenlijk verschillend van delirium (acute verwardheid) en dementie (cfr. cognitieve therapie (P100) en beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie (V700) ). Er wordt een veilige, therapeutische omgeving gecreëerd voor een patiënt zodat de negatieve gedragingen verminderen of de negatieve gevolgen van deze gedragingen worden beperkt. Meer concreet moet er een verpleegkundig probleem vastgesteld en geëxpliciteerd worden. Vervolgens wordt een geïndividualiseerd actieplan uitgewerkt, opgevolgd en geëvalueerd. Enkele voorbeelden van acties die kunnen uitgewerkt worden: limieten stellen, gedragsdoelen formuleren, consistentie en routine in de zorgen minutieus uitstippelen om een eenduidige en gestructureerde dagindeling te bekomen. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle het verpleegprobleem wordt geëxpliciteerd in het patiëntendossier². Een geïndividualiseerde stappenplan met doelformulering wordt weergegeven in het patiëntendossier². De doelstellingen worden opgevolgd en geëvalueerd in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
183
Oefeningen Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige voert occasioneel ROT uit: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige voert een standaardplan tav geheugentraining uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
184
Oefeningen Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren: Domein3: Gedrag Klasse P: Cognitieve therapie, item: Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminder functioneren Codeer: De verpleegkundige voert occasioneel ROT uit: Domein3: Gedrag Klasse P: Cognitieve therapie Item P100 1 Codeer: De verpleegkundige voert een standaardplan tav geheugentraining uit: Domein3: Gedrag Klasse P: Cognitieve therapie Item P100 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
185
Item P100: Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren
Definitie Het verminderd cognitief denken maakt deel uit van een medische diagnose (trauma, seniele dementie, CVA,…) en /of een verpleegkundige probleem. De verpleegkundige interventies bij een patiënt met verminderd cognitief functioneren bestaan uit 5 componenten: cognitieve herstructurering, cognitieve stimulering, geheugentraining, realiteitsoriëntatie of reminiscentietherapie. Tenminste 1 van volgende therapieën worden uitgevoerd: Cognitieve herstructurering: “een patiënt uitdagen om zijn gestoorde gedachtegang te wijzigen en een realistischer beeld te ontwikkelen van zichzelf en de wereld”. Cognitieve stimulering: “bevorderen van het besef en begrip van geplande prikkels”. Geheugentraining: “bevorderen van het geheugen van de patiënt”. Realiteitsoriëntatie: “het besef van de patiënt van de eigen identiteit, tijd en omgeving bevorderen”. (Enkele voorbeelden van ROT-training: het aanbrengen van een klok en een kalender en in gesprekken systematisch verwijzen naar deze hulpmiddelen. Het aanbrengen van naamplaatjes, oriëntatiepunten en uitleg geven aan de patiënt, oriënterende gesprekken,…) Reminiscentietherapie: “de patiënt stimuleren terug te denken aan gebeurtenissen, gevoelens en gedachten uit het verleden om hem te helpen zich aan te passen aan zijn huidige omstandigheden”. Scoremogelijkheid Occasioneel. Aanwezigheid van een standaardplan6. Controle Deze interventies m.b.t. een cognitief verminderd vermogen van de patiënt worden enkel gescoord indien: Het cognitief verminderd vermogen geëxpliciteerd wordt in het patiëntendossier² d.m.v. een verslag, een verpleegkundige of medische diagnose of een score van een meetinstrument³. De interventies conform de 5 componenten uit de definitie zijn gepland en aangeduid als uitgevoerd in het patiëntendossier op de dag van registratie. Indien score 2 wordt gegeven dienen volgende extra voorwaarden te worden voldaan: Een opvolgingsverslag, waarin de toestand van de patiënt wordt beoordeeld door middel van een meetinstrument³ Een individueel aangepast programma zit in het patiëntendossier² of er wordt verwezen naar een standaardplan6 dat op de afdeling beschikbaar is. Op de registratiedag vindt men een zorgplanning met de geplande en gevalideerde verpleegkundige handelingen in het patiëntendossier² Opmerking Een patiënt die uit narcose ontwaakt kan niet onder dit item worden gescoord. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
186
Oefeningen Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige gebruikt pen en papier om te communiceren met een CVA-patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige roept een tolk in om de patiënt te verstaan: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
187
Oefeningen Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden: Domein3: Gedrag Klasse Q: bevorderen van communicatie, item Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden Codeer: De verpleegkundige gebruikt pen en papier om te communiceren met een CVA-patiënt: Domein3: Gedrag Klasse Q: bevorderen van communicatie Item Q100 1 Codeer: De verpleegkundige roept een tolk in om de patiënt te verstaan: Mag niet gescoord worden! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
188
Item Q100: Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden
Definitie Hulp aan de patiënt met communicatieproblemen als gevolg van een gehoorbeperking, spraakbeperking of een visuele beperking van gelijk welke oorsprong. Deze interventies kunnen enkel gescoord worden indien er een hulpmiddel wordt aangewend voor de communicatie: bv. lei, papier en pen, toetsenbord, tekening of communicatiebord, braillevertaler. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle Het hulpmiddel voor de communicatie wordt expliciet genoteerd in het patiëntendossier². Opmerking Louter het gebruik van een gehoorapparaat, bril of lenzen wordt niet aanvaard om dit item te scoren. Het inroepen van een tolk wordt niet mee opgenomen in dit item. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
189
Oefeningen Emotionele ondersteuning: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige biedt emotionele steun aan de patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige tracht een emotionele crisis te voorkomen via gerichte interventies: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige vangt de patiënt op in een emotionele crisis: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
190
Oefeningen Emotionele ondersteuning: Domein3: Gedrag Klasse R: Ondersteunen bij probleemhantering, items emotionele ondersteuning Codeer: De verpleegkundige biedt emotionele steun aan de patiënt: Domein3: Gedrag Klasse R: Ondersteunen bij probleemhantering Item R110 1 Codeer: De verpleegkundige tracht een emotionele crisis te voorkomen via gerichte interventies: Domein3: Gedrag Klasse R: Ondersteunen bij probleemhantering Item R120 1 Codeer: De verpleegkundige vangt de patiënt op in een emotionele crisis: Domein3: Gedrag Klasse R: Ondersteunen bij probleemhantering Item R130 1 (mits voorwaarden) Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
191
Item R110: Basis emotionele ondersteuning
Definitie Patiënten, familie of significante naasten4 de kans geven om hun gevoelens en beleving te uiten, door uitnodigend stil te staan en een steun te betekenen op emotioneel moeilijke momenten. Volgende verpleegkundige interventies zijn enkele voorbeelden die deze basisinterventies van emotionele zorg weergeven: hoop bieden: “de patiënt helpen een positieve kijk op de situatie te krijgen”; emotionele ondersteuning: “de patiënt in tijden van stress geruststellen, accepteren en aanmoedigen”; aanwezig zijn: “de patiënt bijstaan in tijd van nood”; geruststellen en kalmeren van een angstige patiënt. Scoremogelijkheid Aanwezigheid van één of meerdere verpleegkundige interventies die de emotionele ondersteuning verantwoorden. Controle In het patiëntendossier² staat de toestand van de patiënt, de familie of van de significante naaste4 en de uitgevoerde interventie aan de patiënt, familie of significante naaste4 (welk emotioneel probleem aanwezig is bij de patiënt, familie of significante naaste4) genoteerd. Opmerking Deze interventies worden als basisinterventies beschouwd. Dit item kan gescoord worden zodra er een emotionele opvang van de patiënt, familie of significante naaste4 heeft plaatsgevonden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
192
Item R120: Gerichte emotionele ondersteuning
Definitie Men tracht de patiënt, familie of de significante naaste4 emotioneel te ondersteunen om een crisissituatie te voorkomen door actief in te gaan op de beleving en informatie over zijn/hun situatie gedoseerd, gepland en op een gepaste manier aan te reiken en te herhalen. Enkele voorbeelden: Anticiperende begeleiding: “de patiënt voorbereiden op een verwachte situationele of ontwikkelingscrisis”. Ondersteuning bij de besluitvorming: “informatie verstrekken aan en ondersteunen van een patiënt of significante naaste4 die een emotioneel moeilijk besluit moet nemen over de zorg / behandeling”. Waarheid vertellen: “de gehele of gedeeltelijke waarheid vertellen om de besluitvorming door en het welbevinden van de patiënt te bevorderen”. Scoremogelijkheid Aanwezigheid van één of meerdere verpleegkundige interventies om een crisissituatie te voorkomen. Controle Op de registratiedag vindt men de volgende elementen terug in het patiëntendossier²: De beschrijving van de toestand van de patiënt die duidt op een nakende crisissituatie (emotioneel probleem bij de patiënt, familie of significante naaste4). De verpleegkundige interventies: informatie/middelen/geboden perspectieven aan de patiënt, familie of significante naaste4 om een crisis te vermijden. Een evaluatie van de verpleegkundige interventies om een crisis te vermijden. Dit kan verschillende dagen beslaan. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
193
Item R130: Opvang emotionele crisis
Definitie Ondersteuning van de patiënt, zijn familie of een significante naaste bij een emotionele crisis. Onder een emotionele crisis wordt verstaan een emotionele omwenteling tgv. een uitzonderlijke gebeurtenis of een onvoorziene situatie. Eén of meerdere verpleegkundigen worden exclusief ingezet voor de intensieve begeleiding van deze patiënt, zijn familie of een significante naaste4. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle Volgende aspecten moeten op de dag van de registratie terug te vinden zijn in het patiëntendossier²: De directe aanleiding van het crisismoment; De uitingsvorm van de crisissituatie; Betrokkenen bij de crisissituatie; De ondernomen verpleegkundige acties; Het resultaat of de toestand van de patiënt of zijn naasten na het crisismoment, te volgen zorgen Actiepunten voor verdere opvolging ter preventie van een nieuwe crisis. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
194
Oefeningen Gerichte educatie: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige geeft occasioneel informatie aan de patiënt ivm chemotherapie: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige geeft gestructureerde informatie ten aanzien van het leren puffen: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
195
Oefeningen Gerichte educatie: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting, Item: Gerichte educatie en voorlichting Codeer: De verpleegkundige geeft occasioneel informatie aan de patiënt ivm chemotherapie: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting Item S100 1 Codeer: De verpleegkundige geeft gestructureerde informatie ten aanzien van het leren puffen: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting Item S100 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
196
Item S100: Gerichte educatie en voorlichting
Definitie Een educatief zorgenpakket met als doel het overbrengen van doelgerichte informatie (bv. normale ontwikkeling en verzorging van een baby, ziekteproces, voorgeschreven medicatie, chemotherapie,… ) of het aanleren van bepaalde vaardigheden (bv. correct leren puffen bij astmapatiënten). Deze vorm van educatie5 kan gericht zijn naar een patiënt, familie en/of een significante naaste4. Scoremogelijkheid sensibilisatie en informatie: occasioneel. Dit is informatie die niet ingebed is in de zorgplanning. Tijdens de verzorging wordt occasioneel een moment vrijgemaakt waarop bijkomende uitleg wordt gegeven over onderwerpen die door de patiënt, de significante naaste of de zorgverlener1 worden aangebracht. Gestructureerde educatie5: dit is patiënteneducatie5 die is ingebed in de zorgplanning. Een standaardeductieplan6 kan een vast deel uitmaken van de geplande zorg voor een bepaalde doelpopulatie of kan een specifiek aangepast en uitgeschreven educatieplan zijn dat ontworpen is voor een specifieke patiënt. Dit kan zowel individueel als in groepsverband gegeven worden. (bv. planning van praktijksessies zodat de patiënt tegen het einde van de opname zijn tracheostomie autonoom kan verzorgen en abnormaliteiten herkent). Controle Voor ‘occasioneel: volstaat het noteren van het onderwerp van de sensibilisatie en informatie in het patiëntendossier². Voor gestructureerd: moet de educatie in het patiëntendossier genoteerd staan en dient er verwezen te worden naar een standaardplan6 of naar het geïndividualiseerde plan. Opmerking Educatie5 over een komende operatie of een onderzoek worden net zoals de andere educatieaspecten van andere items niet hygiënische zorgen F200, glycemiebeleid G300). Voor materniteit, pediatrie en neonatologie wordt de educatie ofwel bij de moeder ofwel bij de baby gescoord. Op de materniteit, de opgenomen in dit item (educatie5 m.b.t. urinaire en fecale uitscheiding B600, educatie5 bij voeding D500 , educatie5 pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
197
Oefeningen Voorlichting bij operatie of onderzoek: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige geeft occasioneel informatie aan de patiënt ivm de operatie: Domein? Klasse? Item? Codeer: De verpleegkundige geeft gestructureerde informatie met behulp van een standaardplan ivm de operatie: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
198
Oefeningen Voorlichting bij operatie of onderzoek: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting item: voorlichting bij operatie of onderzoek Codeer: De verpleegkundige geeft occasioneel informatie aan de patiënt ivm de operatie: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting Item S200 1 Codeer: De verpleegkundige geeft gestructureerde informatie met behulp van een standaardplan ivm de operatie: Domein3: Gedrag Klasse S: Patiëntenvoorlichting Item S200 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
199
Item S200: Voorlichting bij operatie of onderzoek
Definitie Een voorlichtingssessie over een komend onderzoek of operatie. Voorlichtingssessies kunnen gericht zijn naar de patiënt of een significante naaste4 van de patiënt. Dit kan occasioneel of gestructureerd gebeuren. Scoremogelijkheid Sensibilisatie en informatie bij een operatie of onderzoek: occasioneel. Dit is patiëntenvoorlichting die niet ingebed is in de zorgplanning. Tijdens de verzorging wordt occasioneel een moment vrijgemaakt waarop bijkomende voorlichting wordt gegeven over het onderzoek of de operatie. Deze sessies worden geïnitieerd door de zorgverlener1 of de patiënt zelf. Educatie bij operatie of onderzoek: gestructureerd. Dit is patiëntenvoorlichting die is ingebed in de zorgplanning. Een standaardplan6 kan een vast deel uitmaken van de geplande zorg voor een bepaalde doelpopulatie of kan een specifiek aangepast en uitgeschreven educatieplan zijn dat ontworpen is voor een specifieke patiënt. Dit kan zowel individueel als in groepsverband gegeven worden. Controle Voor occasionele informatie en voorlichting volstaat het noteren van het onderwerp van de voorlichting in het patiëntendossier². Voor score 2 moet er in het patiëntendossier² verwezen worden naar een standaardplan6 of naar het geïndividualiseerde plan. Opmerking Gerichte educatie5 en voorlichting (S100) worden net zoals de andere educatieaspecten van andere items niet opgenomen in dit item (educatie5 m.b.t. urinaire en fecale uitscheiding B600, educatie5 bij voeding D500 , educatie5 hygiënische zorgen F200, glycemiebeleid G300). Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
200
Oefeningen Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitus materialen: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige gebruikt een alternating matras ter preventie van decubitus: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
201
Oefeningen Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitus materialen: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, Item: Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitus materialen Codeer: De verpleegkundige gebruikt een alternating matras ter preventie van decubitus: Domein4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
202
Item V100: Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitus materialen
Definitie Het evalueren van het risico op decubitus en de preventie van decubitus bij een patiënt met een verhoogd risico door het gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen (bv. alternerende systemen, dynamische drukspreidende systemen, zandbed: “airfluidized system”). Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle Deze activiteiten kunnen slechts gescoord worden indien men het risico op decubitus noteert in het patiëntendossier². Dit risico op decubitus wordt in het patiëntendossier² verduidelijkt met behulp van een meetinstrument of een aanduiding dat er een risico is klinische expertise. De gebruikte dynamische antidecubitusmaterialen staan in het patiëntendossier² genoteerd. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
203
Oefeningen Decubituspreventie: wisselhouding: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige voert om de vier uur wisselhouding uit, nadat ze de risicoscore op decubitus heeft bepaald: Domein? klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
204
Oefeningen Decubituspreventie: wisselhouding: Domein4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, Item: wisselhouding Codeer: De verpleegkundige voert om de vier uur wisselhouding uit, nadat ze de risicoscore op decubitus heeft bepaald:Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V200 6 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
205
Item V200: Decubituspreventie: wisselhouding
Definitie Het evalueren van het risico op decubitus en de preventie van decubitus bij een patiënt met een verhoogd risico. Er wordt aan preventie gedaan door de patiënt op een systematische wijze van positie te veranderen (wisselhouding met wisselschema), ongeacht het gebruik van antidecubitusmaterialen. Scoremogelijkheid Aantal geplande en uitgevoerde wisselmomenten de dag van registratie volgens het schema. Controle Deze activiteiten kunnen slechts gescoord worden indien het risico op decubitus genoteerd wordt in het patiëntendossier². Dit risico op decubitus wordt in het patiëntendossier² verduidelijkt met behulp van een meetinstrument of een aanduiding dat er een risico is klinische ervaring. Bovendien dient er een schema met het aantal uitgevoerde wisselhoudingen per 24u. (tijdstip + houding) in het patiëntendossier² genoteerd. Opmerking Indien de patiënt tijdens de registratiedag minder dan 24 uren op de verpleegafdeling verblijft, wordt het aantal uitgevoerde wisselmomenten vóór het moment van ontslag of transfer van de afdeling gescoord. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
206
Oefeningen Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: continue monitoring: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige volgt de temperatuur, pols en bloeddruk: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
207
Oefeningen Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: continue monitoring: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, Item: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: continue monitoring Codeer: De verpleegkundige volgt de temperatuur, pols en bloeddruk: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V300 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
208
Item V300: Bewaken van de biologische vitale parameters m. b. t
Item V300: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: continue monitoring Definitie Verzamelen en opvolgen van gegevens over hart en bloedvaten, ademhaling en lichaamstemperatuur om complicaties op te sporen of te voorkomen. Dit item bevat enkel de vitale parameters die via een continue monitoring (permanente meting) worden gevolgd. De monitoring heeft betrekking op de ademhalingsfunctie, de cardiale functie en de temperatuur. Enkel de onderstaande 13 parameters kunnen in acht genomen worden bij de berekening van de score (limitatieve lijst!) : ademhalingsfrequentie; hartslagfrequentie (en/of EKG monitoring) = één parameter; perifere temperatuur; centrale temperatuur ; O2-saturatiemeting; pulmonaire arteriële druk; CO2-monitoring; centraal veneuze druk (CVD); bloeddruk (systolische en diastolische druk); cardiaal debiet (cardiac output); veneuze continue O2-saturatie; linker atrium druk; foetale monitoring. Scoremogelijkheid Aantal verschillende parameters die opgevolgd worden (max= 13). Controle Enkel de parameters die in het patiëntendossier² minimum om de 2 uur genoteerd staan of bijkomende klinische observatie, geparafeerd of elektronisch gevalideerd zijn (= een print out of terug te vinden in het elektronische patiënten dossier) worden gescoord. Opmerking Holtermonitoring en telemetrie worden niet gescoord indien er geen validatie van de gegevens gebeurt om de 2 uur. Continue monitoring is dus minimum 2 uur (2 registraties van de parameters) aanwezig op een registratiedag. Indien de zorgperiode korter is dan 2 uur en de continue monitoring is permanent voor de hele duur van de zorgperiode, dan mag dit item gescoord worden met een minimum van twee registraties van de parameter Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
209
Oefeningen Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en/of lichaamstemperatuur: discontinue monitoring: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige meet en registreert de temperatuur en bloeddruk: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
210
Oefeningen Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: discontinue monitoring: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, Item: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en/of lichaamstemperatuur: discontinue monitoring Codeer: De verpleegkundige meet en registreert de temperatuur en bloeddruk: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V400 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
211
Item V400: Bewaken van de biologische vitale parameters m. b. t
Item V400: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen en lichaamstemperatuur: discontinue monitoring Definitie Verzamelen en opvolgen van gegevens over hart en bloedvaten, ademhaling en lichaamstemperatuur om complicaties op te sporen en te voorkomen. Deze MZG code bevat enkel de vitale parameters die discontinu worden gemeten. Enkel de onderstaande parameters kunnen in acht genomen worden bij de berekening van de score (limitatieve lijst!): ademhalingsfrequentie; hartslagfrequentie (en/of EKG monitoring alle afleidingen) = één parameter; perifere temperatuur; centrale temperatuur ; CO2-monitoring; O2-saturatiemeting; pulmonaire arteriële druk; centraal veneuze druk (CVD); bloeddruk (systolische en diastolische druk); cardiaal debiet (cardiac output); veneuze 02 saturatie; linker atrium druk; foetale monitoring. Scoremogelijkheid Aantal metingen van de discontinu gemeten vitale parameter die het meest werd gemeten op de registratiedag. Controle De resultaten en tijdstippen van de metingen worden in het patiëntendossier² genoteerd. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
212
Oefeningen Staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal: discontinue monitoring: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige neemt een midstream urine: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
213
Oefeningen Staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, item: staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal Codeer: De verpleegkundige neemt een midstream urine: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V500 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
214
Item V500: Staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal
Definitie Het geheel van verpleegkundige interventies die gericht zijn op het bekomen van stalen/monsters die dienen ter ondersteuning van het medisch diagnostisch proces (bv. urinestaal, fecesstaal, maagsapstaal, katheterpunt, wisser) en afgenomen worden door een zorgverlener. Scoremogelijkheid Aantal staalnamen op de registratiedag. Controle De staalnamen staan aangeduid als afgenomen in het patiëntendossier². De resultaten van de staalnamen zijn weergegeven in het patiëntendossier². Opmerking Bv.: 2x urinestaal + 1x stoelgangstaal + 1x sputumstaal = score 4 . Bloednamen worden niet in rekening gebracht binnen dit item maar worden gescoord in het item N300 ‘veneuze bloedafname’, N400 ‘arteriële bloedafname’ of N500 ‘capillaire bloedafname’ en staalafnames uitgevoerd door een arts worden niet meegerekend. Pogingen tot het afnemen van een staal worden niet meegerekend. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
215
Oefeningen Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige verzorgt een patiënt in strikte isolatie: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
216
Oefeningen Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, item: Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen Codeer: De verpleegkundige verzorgt een patiënt in strikte isolatie: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V600 2 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
217
Item V600: Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen
Definitie Het geheel van maatregelen om te voorkomen dat micro-organismen worden verspreid, van de éne patiënt of persoon naar de andere en omgekeerd, via de lucht of via direct/indirect contact met besmet materiaal. De micro-organismen zijn pathogeen (bronisolatie) of potentieel gevaarlijk (omgekeerde/protectieve isolatie) voor de patiënt. Scoremogelijkheid Bij barrièreverpleging moeten 2 van volgende aspecten bij elk contact met de patiënt vervuld zijn: Het dragen van een schort per patiënt; Het dragen van handschoenen per patiënt; Het dragen van een masker per patiënt; Specifieke maatregelen voor afval/materiaal. 2. Isolatie in een aparte kamer waarvan minimum 3 van onderstaande maatregelen bij elk contact met de patiënt vervuld zijn: Controle Een verwijzing naar een isolatieprotocol (met vermelding van het type en gekozen maatregelen) dient teruggevonden te worden in het patiëntendossier². De genomen isolatiemaatregelen dienen in het patiëntendossier² genoteerd te worden. Opmerking Bij cohortisolatie (meerdere patiënten geïsoleerd in 1 ruimte) kan dit item bij iedere patiënt afzonderlijk gescoord worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
218
Oefeningen Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige brengt fixatiemiddelen aan bij een gedesoriënteerde patiënt: Domein? Klasse? Item? Codeer: de verpleegkundige doet de onrusthekken omhoog: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
219
Oefeningen Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding, item: Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie Codeer: De verpleegkundige brengt fixatiemiddelen aan bij een gedesoriënteerde patiënt: Domein 4: Veiligheid Klasse V: Risicobestrijding Item V700 1 Codeer: de verpleegkundige doet de onrusthekken omhoog: Onvoldoende om dit item te scoren! Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
220
Item V700: Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie
Definitie Het geheel van verpleegactiviteiten m.b.t. de bescherming van een patiënt die gedesoriënteerd is in tijd en/of ruimte t.g.v. een fysische, chemische of psychische stoornis bv. dementie, delirium, verwardheid, hallucinaties, ... Dit item omvat verpleegactiviteiten i.v.m.: De beperking van de bewegingsvrijheid van een gedesoriënteerde patiënt op zijn kamer of binnen een deel van of de gehele verpleegafdeling (bv. afsluiten van de afdeling met een elektronische code); fixeren van een gedesoriënteerde patiënt: “aanbrengen, controleren en verwijderen van fixatiemiddelen die worden gebruikt om de mobiliteit van de patiënt te beperken”. Scoremogelijkheid Aanwezigheid van bovenstaande maatregelen. Controle Het patiëntendossier² omvat volgende elementen: het desoriëntatie-probleem met inbegrip van een score op een meetinstrument³(bv. Confusion Assessment Method (CAM), Minimum Mental STATE Examination (MMSE),… een verwijzing naar een protocol m.b.t. beschermingsmaatregelen; een beschrijving van de gehanteerde beschermingsmaatregelen (zweedse band, voorzettafeltje, electronische enkelband, …). Indien de patiënt gefixeerd wordt dient het begin- en einduur genoteerd te worden; een verslag van de algemene observatie i.v.m. de desoriëntatie wordt dagelijks genoteerd; de resultaten van de genomen beschermingsmaatregelen en de noodzaak om de beschermingsmaatregelen verder te zetten worden minstens op wekelijkse basis geëvalueerd en neergeschreven. Indien de beschermingsmaatregelen een fysieke fixatie betreffen, dient deze evaluatie dagelijks te gebeuren. Opmerking Zijn niet voldoende om dit item te scoren: Middelen met een orthopedische toepassing (bv. gipsen,..); Het aanbrengen van onrusthekkens. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
221
Oefeningen Zorgen i.v.m. relaxatie, gebonden aan de voorbereiding op de bevalling: Domein? Klasse? Codeer: De vroedvrouw begeleid de vrouw voor de bevalling op een zitbal: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
222
Oefeningen Zorgen i.v.m. relaxatie, gebonden aan de voorbereiding op de bevalling: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte, item: Zorgen i.v.m. relaxatie, gebonden aan de voorbereiding op de bevalling Codeer: De vroedvrouw begeleid de vrouw voor de bevalling op een zitbal: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte Item W100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
223
Item W100: Zorgen ivm relaxatie gebonden aan de voorbereiding op de bevalling
Definitie Toezicht en opvolgen van een vrouw tijdens de arbeid. Meer concreet zijn dit vroedkundige strategieën om de arbeid vlot te laten verlopen: massages, zitbal of arbeidsbad (limitatieve lijst!). Scoremogelijkheid Aanwezigheid van toezicht en opvolgen van de vrouw . Controle De zorgen uitgevoerd tijdens de arbeid zijn als uitgevoerd aangeduid in het patiëntendossier², alsook een evaluatie van de resultaten. . Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
224
Oefeningen Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit: Domein? Klasse? Codeer: De vroedvrouw voert in het ante-partum 3 vaginale touches uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
225
Oefeningen Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte, item: Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit Codeer: De vroedvrouw voert in het ante-partum 3 vaginale touches uit: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte Item W200 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
226
Item W200: Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit
Definitie Het geheel van opvolging van de uterine activiteit. Meer concreet worden minstens één van volgende parameters opgevolgd of uitgevoerd: uterine monitoring, vaginaal toucher of palpaties. Scoremogelijkheid Aantal metingen van de parameter die het meest gemeten werd op de registratiedag. Controle De parameters en hun resultaten zijn genoteerd in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
227
Oefeningen Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige: Domein? Klasse?
Codeer: De vroedvrouw voert een bevalling uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
228
Oefeningen Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte, item: Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige Codeer: De vroedvrouw voert een bevalling uit: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte Item W300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
229
Item W300: Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige
Definitie Het geheel van vroedkundige zorgen aan moeder en kind tijdens de bevalling (vanaf een volledige ontsluiting tot na de geboorte van de placenta), volledig zelfstandig uitgevoerd door de vroedkundige1 (zonder aanwezigheid van de gynecoloog). Scoremogelijkheid Gerealiseerd door de vroedkundige. Controle Het verloop van de bevalling, uitgevoerd door een vroedkundige, wordt beschreven in een bevallingsverslag dat te vinden is in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
230
Oefeningen Post partum opvolging: Domein? Klasse?
Codeer: De vroedvrouw registreert driemaal per dag de baarmoederinvolutie en controleert 2 maal de lochiën: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
231
Oefeningen Post partum opvolging: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte, item: postpartum opvolging Codeer: De vroedvrouw registreert driemaal per dag de baarmoederinvolutie en controleert 2 maal de lochiën: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte Item W400 3 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
232
Item W400: Postpartum opvolging
Definitie De opvolging van het post-partum staat voor het controleren en observeren van volgende aspecten (limitatieve lijst!): De baarmoederhoogte; De lochiën; De borsten (tepelkloven, stuwing, lactatie,…); Het perineum. Scoremogelijkheid Aantal metingen van het aspect dat het meest gemeten of opgevolgd werd over 24 uur. Controle De parameters en hun resultaten zijn genoteerd in het patiëntendossier². Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
233
Oefeningen Kangoeroezorg: Domein? Klasse?
Codeer: De vroedvrouw organiseert en voert de kangoeroezorg uit: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
234
Oefeningen Kangoeroezorg: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte, item: kangoeroezorg Codeer: De vroedvrouw organiseert en voert de kangoeroezorg uit: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg rondom geboorte Item W500 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
235
Item W500: Kangoeroezorg Definitie
Het geheel van zorgen en begeleiding bij de kangoeroezorg. De kangoeroezorg bestaat uit het (aan)leggen van het kind bij de moeder of de vader met als doel de ouder kind relatie te bevorderen. Volgend aspect is inherent aan kangoeroezorg: onmiddellijk huid aan huid contact. Hierbij wordt de baby ‘naakt’, huid aan huid, op de naakte borst van de moeder of vader geplaatst zodat beiden van dit contact kunnen genieten en tot rust komen. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle De duur van de kangoeroezorg staat genoteerd in het patiëntendossier² (begin- en einduur). De kangoeroezorg staat genoteerd als uitgevoerd. De reden in de ouder kind relatie is omschreven in het dossier. Opmerking Deze zorg kan enkel bij de baby gescoord worden Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
236
Oefeningen Rooming-in van familie of significante naaste4 : Domein? Klasse? Codeer: Een moeder blijft bij haar kind gedurende de volledige dag = 24u: Domein? Klasse? Item? Codeer: Een echtgenoot waakt bij zijn echtgenote dag en nacht: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
237
Oefeningen Rooming-in van familie of significante naaste4: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg voor gezin en familie, item: Rooming-in van familie of significante naaste4 Codeer: Een moeder blijft bij haar kind gedurende de volledige dag: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg voor gezin en familie Item X100 1 Codeer: Een echtgenoot waakt bij zijn echtgenote dag en nacht: Domein 5: Gezin en familie Klasse W: Zorg voor gezin en familie Item X100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
238
Item X100: Rooming-in van familie of significante naaste
Definitie Het begeleiden van de familie of significante naaste(n)4 (die zelf niet opgenomen zijn in het ziekenhuis), bij het aanwezig zijn bij de patiënt, gedurende het grootste deel van de dag en de volledige nacht. Scoremogelijkheid Rooming-in van familie of significante naaste4. Controle Rooming-in kan enkel gescoord worden wanneer iemand van de familie of een significante naaste(n)4 het grootste deel van de dag bij de patiënt verblijft en in het ziekenhuis op de patiëntenkamer overnacht (het grootste deel van de dag is minimum 6u., de tijdsduur voor de nacht bedraagt 12u.). In het patiëntendossier2 staat genoteerd dat iemand aan rooming-in doe(t) (n). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
239
Oefeningen Interculturele bemiddeling: Domein? Klasse?
Codeer: Er heeft overleg plaatsgevonden tussen de interculturele bemiddelaar en het team: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
240
Oefeningen Interculturele bemiddeling: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Y: Bemiddeling in zorg, item: Interculturele bemiddeling Codeer: Er heeft overleg plaatsgevonden tussen de interculturele bemiddelaar en het team: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Y: Bemiddeling in zorg Item Y100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
241
Item Y100: Interculturele bemiddeling
Definitie Overbruggen van of onderhandelen over verschillen in opvattingen over gezondheid en/of gezondheidszorg met een patiënt, familie of significante naaste4. Meer concreet is dit item te scoren indien er een overleg heeft plaatsgevonden tussen het verzorgend team, de intercultuurbemiddelaar (K.B. 25 april 2002, gewijzigd door het K.B. van 11 juli 2005) in het ziekenhuis en de patiënt, al dan niet in het bijzijn van familie en/of spiritueel, godsdienstig leider. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle In het patiëntendossier² is er een gedateerd verslag terug te vinden waarbij volgende elementen werden uitgewerkt: probleemomschrijving of bemiddelingsonderwerp, interventies en concrete afspraken, evaluatie of toestand na bemiddeling van de intercultureelbemiddelaar, de naam van de intercultureelbemiddelaar, leden van het verzorgend team en de datum van de bemiddeling. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
242
Oefeningen Verpleegkundige anamnese: Domein? Klasse?
Codeer: Er heeft een verpleegkundige anamnese plaatsgevonden: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
243
Oefeningen Verpleegkundige anamnese : Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Y: Bemiddeling in zorg, item: Verpleegkundige anamnese Codeer: Er heeft een verpleegkundige anamnese plaatsgevonden: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse X: Bemiddeling in zorg Item Y200 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
244
Item Y200: Verpleegkundige anamnese
Definitie Een observatie en gestructureerd gesprek met de patiënt, familie of significante naaste4 tijdens de eerste dagen van het verblijf met als doel de behoeften aan verpleegkundige verzorging in kaart te brengen. De anamnese heeft als doel het zorgplan op te kunnen stellen a.d.h. van de behoeften aan verpleegkundige verzorging. Deze bilan moet de eerste dagen van hospitalisatie gerealiseerd zijn. Meer specifiek wordt o.a. nagegaan: Wie deze patiënt is. Wat hem bezig houdt. Hoe hij omgaat met bepaalde situaties. Welke oplossingen hij zelf verkiest. Zijn levensgewoonten. Wat hij van het verblijf verwacht. Vastleggen van zelfzorgtekorten. Administratieve en sociale situering. Antecedenten en ziekenhuiservaringen. Scoremogelijkheid Aanwezigheid van de neergeschreven verpleegkundige anamnese op de registratiedag. Controle Een volledig ingevuld en ondertekend anamneseformulier of anamneseverslag bevindt zich in het patiëntendossier² . De datum waarop de verpleegkundige anamnese afgenomen werd, is genoteerd op het anamneseformulier. Opmerking Het raadplegen en/of verzamelen van administratieve, sociale en/of medische gegevens is niet voldoende om een verpleegkundige anamnese te scoren, zelfs indien deze gegevens gebruikt worden door de verpleegkundige bij hun werk. Het actualiseren van een gegeven in het verslag tijdens het verdere verblijf van de patiënt wordt niet extra geregistreerd. Indien de evolutie van de gezondheidstoestand of de doelstellingen van de zorgen van de patiënt een nieuw bilan van de behoeften aan verpleegkundige zorgen noodzakelijk maakt, dient het patiëntendossier een nieuw document te bevatten die de evolutie van de toestand en de verpleegkundige problemen beschrijft van de patiënt. In deze situatie wordt deze interventie meermaals geregistreerd tijdens het verblijf van de patiënt. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
245
Oefeningen Assessment functioneel, mentaal, psycho-sociaal: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige heeft een MMSE afgenomen: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
246
Oefeningen Assessment functioneel, mentaal, psycho-sociaal: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer, item: Assessment functioneel, mentaal, psycho-sociaal Codeer: De verpleegkundige heeft een MMSE afgenomen: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer Item Z100 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
247
Item Z100: Assessment functioneel, mentaal, psycho-sociaal
Definitie Het systematisch beoordelen van de functionele (bv. Instrumental Activities of Daily Living), mentale (bv. Mini Mental State Examination) of psychosociale toestand (bv. Geriatric Depression Scale) van de patiënt met behulp van een meetinstrument³. Men kan deze activiteit slechts scoren indien deze op de dag van de registratie werd uitgevoerd. Scoremogelijkheid Aanwezig. Controle De resultaten van het meetinstrument³ waarmee de beoordeling van de functionele, mentale of psycho-sociale toestand van de patiënt wordt uitgevoerd is terug te vinden in het patiëntendossier². De datum van afname van het meetinstrument³ stemt overeen met de registratiedag. Een handleiding van het meetinstrument³ is beschikbaar op de afdeling. Opmerking De meetinstrumenten³ die gebruikt werden voor het beoordelen van pijn (E100), nausea en braken (E200), moeheid (E300), sedatie (E400), bewaking neurologische functie (I100) en het inschatten van het risico op decubitus (V100 & V200) kunnen hier niet gescoord worden. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
248
Oefeningen Ondersteuning van de arts bij een niet delegeerbare medische handeling: Domein? Klasse? Codeer: De verpleegkundige heeft geassisteerd bij een sternale punctie op de afdeling: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
249
Oefeningen Ondersteuning van de arts bij een niet delegeerbare medische handeling: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer, item: Ondersteuning van de arts bij een niet delegeerbare medische handeling Codeer: De verpleegkundige heeft geassisteerd bij een sternale punctie op de afdeling: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer Item Z200 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
250
Item Z200: Ondersteuning van de arts bij een niet delegeerbare medische handeling
Definitie Hulp aan de arts door een zorgverlener1 bij niet delegeerbare medische handelingen. Deze interventies houden in: voorbereiding van het materiaal; voorbereiding en installatie van de patiënt; assistentie bij het uitvoeren van een onderzoek of behandeling en het (emotioneel of fysiek) ondersteunen van de patiënt tijdens deze activiteiten. Worden niet meegenomen in dit item: Louter klinische, niet-invasieve medische onderzoeken of ingrepen (geen technische onderzoeken of ingrepen) waarbij de patiënt enkel in een bepaalde houding wordt ondersteund door de zorgverlener1. Het begeleiden van de geneesheren tijdens de zaalrondes. Scoremogelijkheid Het aantal niet delegeerbare medische ingrepen waarbij de assistentie aan de arts werd verleend. Controle De ondersteuning van de arts m.b.t. een niet delegeerbare medische handeling wordt in het patiëntendossier² benoemd (aantal en naam van de behandeling). Opmerking Enkele voorbeelden van onderzoeken bij de patiënt: bv. pleurapunctie, lumbaalpunctie, ascitespunctie, arteriepunctie, plaatsen van diepe veneuze katheter, swan ganz, plaatsen van een suprapubische katheter, plaatsen van een pleuradrain, liquordrain). Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
251
Oefeningen Multidisciplinair overleg: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige heeft deelgenomen aan multidisciplinair overleg: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
252
Oefeningen Multidisciplinair overleg: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer, item: multidisciplinair overleg Codeer: De verpleegkundige heeft deelgenomen aan multidisciplinair overleg: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer Item Z300 1 Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
253
Item Z300: Multidisciplinair overleg
Definitie Het plannen en evalueren van de patiëntenzorg samen met beroepsbeoefenaren uit andere zorgdisciplines. Naast de verpleegkundige of vroedkundige dienen er minimum twee andere zorgdisciplines vertegenwoordigd te zijn. Het overlegmoment is niet spontaan, maar vooraf gepland. Scoremogelijkheid Op de dag van registratie heeft het multidisciplinair overleg over de patiënt plaatsgevonden. Controle Een verslag met datum van de bespreking is aanwezig in het patiëntendossier². Dit verslag omvat naam en de functie van de aanwezigen en het doel van het overleg. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
254
Oefeningen Contact met andere instellingen: Domein? Klasse?
Codeer: De verpleegkundige heeft contact opgenomen met het WZC ter voorbereiding van het ontslag: Domein? Klasse? Item? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
255
Oefeningen Contact met andere instellingen : Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer, item: Contact met andere instellingen Codeer: De verpleegkundige heeft contact genomen met het WZC ter voorbereiding van het ontslag: Domein 6: Gezondheidszorgbeleid Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer Item Z400 1 WZC? Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
256
Item Z400: Contact met andere instellingen
Definitie Men informeert zich over de situatie bij andere instellingen (huisarts, rustoord, rust-en verzorgingstehuis, WZC, thuiszorg,….) of significante naaste van- en toegediende zorgen aan de patiënt voor zijn opname. EN/OF Het verstrekken van informatie over de patiënt en de aan hem /haar verleende zorg aan andere zorgverleners (huisarts, RVT, WZC, thuisverpleging) of significante naaste,… Er worden regelingen getroffen voor de continuering van de zorgen van de patiënt met andere zorgverleners uit andere instellingen of thuiszorg met uitsluiting van het regelen van sociale zorg bv. maaltijd aan huis. Scoremogelijkheid Contact opgenomen op de registratiedag met andere instellingen Controle De overlegmomenten met datum, uur, de reden en de eventueel gemaakte afspraken worden in het patiëntendossier² genoteerd. Opleidingshandboek MZG, officiële versie 6 september 2006
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.