Download de presentatie
GepubliceerdGeert Vos Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
T a a l Meta-Model Van Virginia Satir naar John Grinder
The Structure of Magic Richard Bandler
2
NLP commu-nicatie model
Diepte structuur Transformatie Zintuiglijke ervaring en oppervlakte en diepte structuur Taal oppervlakte structuur
3
Noam Chomsky Zintuiglijke ervaringen Woorden
Weglaten, vervormen, generaliseren Weglaten, vervormen, generaliseren Robert Dilts schrijft: "Volgens Chomsky, kunnen zintuiglijke en emotionele ervaringen (dieptestructuur) worden uitgedrukt door verschillende woorden (oppervlakte structuren). Diepte structuren bereiken het oppervlak na een reeks van 'transformaties'. Deze transformaties fungeren als een soort filter op de op ervaring gebaseerde diepte structuren. Volgens Grinder en Bandler (1975) wordt bij de beweging van diepte structuur naar oppervlaktestructuur noodzakelijkerwijs de processen van weglating, generalisatie en vervorming gebruikt. “
4
Virginia Satir Virginia Satir ( ) was pionier in de praktijk van gezinstherapie die uitgroeide tot ver buiten de wereld van de therapie. Ze geloofde dat mensen in staat zijn tot verdere groei, verandering en nieuwe inzichten. Haar eerste doel was om relaties en communicatie binnen het gezin te verbeteren. Counseling sessies zijn er om de cliënt aan te moedigen om pijn en problemen onder ogen te zien, de huidige situatie te accepteren, en om innerlijke vreugde en vrede van de geest te ontdekken. Ze zei ooit: "Het gezin is een microkosmos. Door te weten hoe we de familie kunnen genezen, weet ik hoe ik de wereld kan genezen ". Haar wereld invloed kan worden samengevat in haar universele mantra: Vrede van binnen, vrede tussen mensen, vrede onder de mensen.
5
Probleem Probleem Meta-Model Metamodelvraag 1 Metamodelvraag 1
Bandler en Grinder hebben in 1976 het metamodel, dat gebaseerd was op het modelleren van Virginia Satir gepubliceerd in de ‘Structure of Magic’. Doel is om je dichter bij de realiteit (diepte structuur) te brengen. In de praktijk betekent dit vaak dat het probleem daardoor kleiner wordt. Probleem Probleem Metamodelvraag 1 Metamodelvraag 1 Metamodelvraag 2 Metamodelvraag 2 Probleem Metamodel- vraag 3 Probleem Metamodel- vraag 3 Bijv. ‘Zijn alle bla-deren van de plant lelijk?’ Bijv. ‘Wat is er lelijk aan dat blad?’ Bijv. ‘Zijn alle bla-deren van de plant lelijk?’ Bijv. ‘Wat is er lelijk aan dat blad?’ Bijv. ‘Wat maakt dat je dit blad lelijk vindt? Bijv. ‘Wat maakt dat je dit blad lelijk vindt? Bijv. ‘Die plant is lelijk’ Bijv. ‘Die plant is lelijk’
6
Probleem Metamodelvraag 1 Metamodel- vraag 2
Bijv. ‘Wat maakt dat je dit blad lelijk vindt? Probleem Metamodelvraag 1 Metamodel- vraag 2 Bijv. ‘Zijn alle bla-deren van de plant lelijk?’ Bijv. ‘Die plant is lelijk’ Bijv. ‘Wat is er lelijk aan dat blad?’
7
Vervormingen: Gedachtenlezen
8
Generalisaties: Moeten
9
Weglatingen: Nominalisaties
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.