Download de presentatie
GepubliceerdWillem Coppens Laatst gewijzigd meer dan 10 jaar geleden
1
Voorlichting over de taalontwikkeling
2
De taalontwikkeling Taalontwikkeling bij baby’s
Taalontwikkeling bij kinderen van 1-2 jaar Taalontwikkeling bij kinderen van 2-3 jaar Taalontwikkeling bij kinderen van 3 jaar en ouder. De taalontwikkeling De taalontwikkeling begint al heel vroeg. Een pasgeboren communiceert met u door lichaamstaal oogcontact en lachen. De baby herkent de stem van moeder al in de baarmoeder en beweegt op het ritme van haar spreken. Ongemerkt als ouder heb je al veel interactie met een baby. Tijdens het voeden en verzorgen praat je tegen je kind en is er al sprake van interactie. 1-2 jaar Rond het eerste levensjaar is het kind al actief bezig met communiceren. Het kind brabbelt en de eerste woordjes komen. Ook gebruikt het kind al gebaren (zwaaien, hoofdschudden, ergens naar wijzen) Veel kinderen kunnen woorden op deze leeftijd nog niet goed uitspreken, maar het gaat er vooral om WAT het kind zegt en niet HOE hij het zegt. Uw kind gaat steeds meer reageren op eenvoudige opdrachten en is zich bewust van de gevoelens van anderen. 2-3 Een twee tot 3 jarig kind gebruikt taal om te communiceren en te leren over de echte wereld. Het taalbegrip breidt zich steeds verder uit en kinderen kunnen steeds beter antwoorden op vragen. Ook zijn zij steeds beter in staat om verbaal aan te geven wat zij wel of niet willen. Over het algemeen spreken veel kinderen in deze periode in drie tot vier woordzinnen. 3 jaar en ouder Kinderen zijn steeds meer in staat om te praten over een onderwerp zonder de hulp van een volwassene. Een kind leert om toestemming te vragen, te plagen en over anderen te praten. Het kind is verstaanbaar voor onbekende mensen vanaf ongeveer vijf jaar. Kinderen maken nog wel fouten in de grammatica.
3
Problemen in de taalontwikkeling
Taalinhoud Taalvorm Taalgebruik Mogelijke oorzaak van deze problemen De taalontwikkeling verloopt niet bij alle kinderen probleemloos. Deze problemen kunnen zich in verschillende gebieden voordoen. Taalinhoud (begrip en productie van woorden en verhalen) Taalvorm (grammatica) Maar ook op het gebied van taalgebruik, ook wel pragmatiek genoemd, kunnen zich problemen voordoen. Dit is hoe een kind met taal omgaat en hoe hij het gebruikt (aankijken, beurtgedrag etc valt hieronder) Deze problemen kunnen ontstaan door bijvoorbeeld slechthorendheid, zwakke taalaanleg, aan autisme verwante stoornissen, lage intelligentie, zuurstoftekort bij de geboorte, maar vaak is er geen direct aanwijsbare oorzaak voor taalproblemen.
4
Problemen in de spraakontwikkeling
Fonologische articulatiestoornissen Fonetische articulatiestoornissen Verbale dyspraxie Fonologisch: klankverwisselingen, ontbreken van klanken, etc.. Fonetisch: een klank niet goed uitspreken Dyspraxie: Dyspraxie is een stoornis bij het correct verwerken van informatie. Dit leidt tot moeilijkheden bij de motoriek en motorische vaardigheden. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een taak waarvoor oefening nodig is of bij acties die niet in de hersens zijn geprogrammeerd. Zuigen en wandelen zijn voorbeelden van geprogrammeerde acties. Het schillen van een sinaasappel, het aantrekken van een jas en het papiertje van een snoepje halen zijn dat niet. Vaak gaat dyspraxie samen met problemen met de spraak, taal, waarnemen, denken en gevoelige tastzin. In de spraak is dyspraxie te omschrijven als zoekende mondbewegingen. De spraakontwikkeling staat in principe los van de taalontwikkeling. Hier zullen we verder ook niet op in gaan.
5
Stimuleren van de taalontwikkeling
Vertel uw kind waar u mee bezig bent Geef uw kind de gelegenheid om zelf te praten Stel regelmatig open vragen Reageer positief op de uitingen van uw kind, ook al is de uiting niet correct Probeer een echt gesprek op gang te brengen Leer uw kind woorden die passen bij wat er op dat moment gebeurt Gebruik voorwerpen en plaatjes, gebruik gebaren of doe iets voor Kinderen zijn graag actief en willen meehelpen; maak hiervan gebruik Speel (taal) spelletjes met uw kind, zing liedjes en zeg rijmpjes op Lees een prentenboek meerdere keren voor Vertel uw kind waar u mee bezig bent: breng zoveel mogelijk onder woorden wat u denkt of doet, ook als u denkt dat uw kind het nog niet allemaal begrijpt. Als een onderwerp regelmatig terugkeert leert uw kind er steeds meer bij. Geef uw kind de gelegenheid om zelf te praten: trek tijd uit om met uw kind te praten. Hierdoor leren ze spelenderwijs veel woorden en zinnen actief gebruiken. Laat zien dat u goed luistert, zo moedigt u het kind aan om door te praten. Stel regelmatig open vragen: bij open vragen moet uw kind meer nadenken en een wat langer antwoord geven dan bij eenvoudige, gesloten vragen. Een gesloten vraag is: kan een spin vliegen? Een open vraag is: waarom maakt de spin een web? Waarom-vragen en hoe-vragen zijn over het algemeen open vragen. Let er wel op dat de vragen die u stelt niet te makkelijk of moeilijk zijn. Reageer positief op de uitingen van uw kind, ook al is de uiting niet correct: Alle kinderen maken fouten in hun taal. Dit zijn eigenlijk niet eens echte fouten te noemen, maar zijn gewoon een noodzakelijk onderdeel van het leerproces. Wijs het kind daarom niet uitgebreid op fouten, maar verbeter onopvallend door de zin bijvoorbeeld goed te herhalen. Een kind moet zich namelijk ook veilig voelen om zich te durven uiten. Probeer een echt gesprek op gang te brengen: als u een gesprekje voert met meerdere kinderen, laat de kinderen dan ook op elkaar reageren, zodat ze ook echt met elkaar in gesprek gaan. Leer uw kind woorden die passen bij wat er op dat moment gebeurt:Gebruik woorden uit de omgeving van het kind, uit het prentenboek dat u voorleest of over de dingen die het kind bezighouden. Leer uw kind geen losse woorden aan, maar zorg dat het altijd van enige betekenis is. Kinderen leren steeds in fases iets bij. Gebruik daarom bij peuters geen baby woorden meer (bijv het geluid van een auto) maar benoem de woorden gewoon. Gebruik voorwerpen en plaatjes, gebruik gebaren of doe iets voor: als u een nieuw woord gebruikt ondersteun dit dan zoveel mogelijk met een plaatje of voorwerp. Wijs het aan en zeg tegelijkertijd het woord. Na verloop van tijd kan een kind zelf de juiste plaatjes bij woorden aanwijzen en nog iets later kan het kind uit zichzelf de woorden benoemen. Kinderen zijn graag actief en willen meehelpen; maak hiervan gebruik: betrek uw kind zoveel mogelijk bij alles wat u doet terwijl u vertelt wat u doet. Geef het kind bijv eenvoudige opdrachtjes als u eten aan het koken bent. Met ‘doe’ opdrachten leert het kind spelenderwijs veel woorden. Speel (taal) spelletjes met uw kind, zing liedjes en zeg rijmpjes op: Ook bij taalspelletjes leer een kind veel woorden. Bijv: wat is er allemaal rood in de kamer? Of wat is er allemaal vierkant in de kamer? Speel ook spelletjes om beurtwisselingen te oefenen, bijv lotto, memory, legpuzzels etc.. Kinderliedjes en rijmpjes zijn altijd goed om te doen. Ook al zullen ze in het begin nog niet alles begrijpen, dat komt later vanzelf wel Lees een prentenboek meerdere keren voor: een prentenboek mag best iets te moeilijk zijn in het begin. Bekijk het dan bijv een week lang bijna iedere dag (zolang een kind het nog leuk vindt) Uw kind gaat dan steeds meer ervan begrijpen en onthouden. Bij wat oudere kinderen kunt u ook heel goed over het verhaal napraten en laat het kind bijv zelf bedenken hoe het verhaal af zou kunnen lopen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.