Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdFrancisca Pauwels Laatst gewijzigd meer dan 5 jaar geleden
1
Winst, output en volmaakte mededinging
Hoofdstuk 9 Winst, output en volmaakte mededinging
2
Inhoud De output en prijs van de winstmaximaliserende onderneming
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs 1.2 Opbrengsten, kosten en winst 1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie Individueel aanbod van de competitieve onderneming 2.1 Gemiddelde en marginale opbrengsten voor de competitieve onderneming 2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn 2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
3
Inhoud Marktevenwicht bij volmaakte mededinging
3.1 Kenmerken van de competitieve marktvorm 3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn Het aanbod van Colombiaanse exporteurs op de wereldmarkt
4
De output en prijs van de winstmaximaliserende onderneming
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs 1.2 Opbrengsten, kosten en winst 1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
5
1. De output en prijs van de winstmaximaliserende onderneming
Output- en prijsbeslissing staat centraal hoeveel verkopen en tegen welke prijs? Winst = opbrengsten – kosten Outputbeslissing komt neer op inschatten van impact van gekozen outputniveau op opbrengsten en kosten Vereist kennis van vraag- en kostenfunctie Winstmaximaliserende onderneming in markt met volmaakte mededinging
6
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs
Hamvraag: welke output tegen welke prijs? Ondernemingsvraag: Onderneming kiest de optimale prijs, wat is de bijhorende output? Inverse ondernemingsvraag: output kiezen, welke prijs? Onderneming kiest optimale output, en verkoopt aan bijhorende prijs
7
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs
Helling ondernemingsvraag hangt af van grootte onderneming Bij monopolie: Ondernemingsvraag = marktvraag Steil dalend: geen goede substituten Meerdere ondernemingen Vlakker: minder snel dalend Zeer veel ondernemingen (volmaakte mededinging) Horizontaal Bij minste prijsdaling stapt consument over naar andere onderneming Prijsnemer: kan prijs niet beïnvloeden via outputkeuze
8
De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs 1.2 Opbrengsten, kosten en winst 1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
9
1.2 Opbrengsten, kosten en winst
Om haar winst te maximaliseren, moet onderneming goed begrip hebben van totale opbrengsten en kosten voor iedere mogelijke outputkeuze Opbrengsten Totale opbrengsten Hangen op dubbele wijze af van output: Outputstijging verhoogt de totale opbrengsten rechtstreeks bij gegeven prijs Outputstijging vermindert de opbrengsten onrechtstreeks, want verhoogde output raakt enkel verkocht door prijs te verlagen Bv.
10
1.2 Opbrengsten, kosten en winst
Gemiddelde opbrengsten Totale opbrengsten gedeeld door hoeveelheid input Gelijk aan prijs en volgen inverse ondernemingsvraag Marginale opbrengsten Meten wijziging in totale opbrengsten ten gevolge van zeer kleine wijziging in de hoeveelheid output Bij wijziging Bij zeer kleine wijziging
11
1.2 Opbrengsten, kosten en winst
Marginale opbrengsten Zijn per definitie gelijk aan afgeleide van totale opbrengsten naar output waarbij de negatieve afgeleide is van inverse ondernemingsvraag Zijn gelijk aan prijs waaraan extra output verkocht kan worden, minus omzetdaling op de totale output nodig om de extra output verkocht te krijgen Bv. Steeds lagere prijs nodig om bijkomende output te verkopen: MO zijn lager dan prijs en hebben sterker dalend verloop
12
Figuur 9.1: ondernemingsvraag, totale, gemiddelde en marginale opbrengsten
p, GO, MO 6 elastisch deel van de ondernemingsvraag MO p = GO 3 inelastisch deel van de ondernemingsvraag 300 600 q TO 900 T O 300 600 q
13
1.2 Opbrengsten, kosten en winst
Totale kostenfunctie Gemiddelde kosten Marginale kosten
14
De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen
1.1 De vraagfunctie van de onderneming: de keuze van output versus prijs 1.2 Opbrengsten, kosten en winst 1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
15
1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
Hangt af van outputniveau Lage output: negatieve winst, kosten stijgen sneller dan opbrengsten Hogere output: winst stijgt mee Maximaal bij 200 eenheden (punt A) Voorbij punt A: winst daalt, opbrengsten nemen onvoldoende toe Outputregel beschrijft hoeveel output een winstmaximaliserende onderneming zal produceren Bij : verhoog q om de winst te verhogen Bij : verlaag q om de winst te verhogen
16
1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
De winstmaximaliserende onderneming kiest een outputniveau zodanig dat haar marginale opbrengsten gelijk zijn aan haar marginale kosten Voorbeeld punt A Snijpunt MO en MK
17
Figuur 9.2: de winstmaximaliserende hoeveelheid belegde broodjes
TO, TK, W D 900 TO TK A 200 B C W 150 200 250 q MO, MK, GO 6 vraagcurve = GO MK q 150 200 250 300 MO
18
Tabel 9.1: opbrengsten en kosten voor de broodjes-producent
output totale kosten winst marginale opbengsten (1) q (2) (3) (4) (5) (6) TO(q) TK(q) W(q) MO(q) 150 160 190 170 200 210 220 240 230 250 180 675 704 779 731 800 819 836 864 851 875 756 opbrengsten MK(q) 525 538 581 551 600 622 647 710 676 750 565 166 198 197 189 154 175 125 191 3 2,8 2,2 2,6 2 1,8 1,6 1,2 1,4 1 2,4 1,25 1,28 1,73 1,37 2,33 2,72 3,68 3,17 4,25 1,52
19
1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
Toepassing: bagelverkoper in Washington DC Volgen ondernemingen de regels van winstmaximalisatie? Werkelijke marginale opbrengst lager dan prijs ($1) Niet iedereen betaalt Niet elke dag voldoende kopers Verwachte marginale opbrengst = verwachte prijs x kans op verkoop laatste bagel = $0,86 x 0,38 = $0,33 Ligt dicht bij de marginale kost ($0,37) Bagelverkoper had winst nog klein beetje kunnen verhogen door minder te leveren In 38% van de gevallen was de levering volledig uitverkocht Had dus meer verkocht, maar ook meer verspilde voorraden
20
1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
Conclusie: Bagelverkoper maakt winstmaximaliserende outputbeslissingen Prijsbeslissing was iets minder accuraat Had 30% meer winst kunnen maken bij hogere prijs Hogere marge zou daling in vraag compenseren Scoorde goed voor zaken waarvoor hij veel informatie had (verkoopshistoriek van leveringen per klant)
21
1.3 Twee regels voor winstmaximalisatie
Sluitingsregel beschrijft of er wel moet geproduceerd worden ‘Shut-down’-rule: de winstmaximaliserende onderneming zal sluiten, indien de hoogst mogelijke winst in geval van productie kleiner is dan de winst in geval van sluiten. Op korte termijn zijn er vaste kosten in geval van sluiten is negatief: geen opbrengsten, wel kosten Kan dus optimaal zijn om op KT te produceren met verlies als
22
2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming
2.1 Gemiddelde en marginale opbrengsten voor de competitieve onderneming 2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn 2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
23
2.1 Gemiddelde en marginale opbrengsten voor de competitieve onderneming
Vraag van onderneming Dalend: hoe meer de onderneming produceert, des te lager prijs Veel substituten: vraag krijgt vlakker verloop Volmaakte mededinging: horizontaal, perfect elastisch, prijsnemer Totale opbrengsten Gemiddelde opbrengsten Marginale opbrengsten Zowel gemiddelde als marginale opbrengsten zijn onafhankelijk van output en gelijk aan gegeven prijs
24
Figuur 9.3: opbrengstenverloop en de outputkeuze bij volmaakte mededinging
MKKT p, GO, MO, MKKT , GVKKT GVKKT A B 4 GO = MO = p 2,45 30 37 q
25
2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming
2.1 Gemiddelde en marginale opbrengsten voor de competitieve onderneming 2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn 2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
26
2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn
Outputregel voor competitieve onderneming Twee snijpunten: A en B Enkel B is winstmaximaliserend: tot B blijven MO > MK Op 37ste broodje wordt geen winst gemaakt Sluitingsregel voor competitieve onderneming Linkerlid is variabele winst: houdt geen rekening met vaste kosten, die moeten sowieso betaald worden Als variabele winst negatief wordt, kan broodjeszaak beter sluiten
27
2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn
Sluitingsregel Als bij de variabele winst negatief is, en prijs kleiner dan gemiddelde variabele kosten Omgekeerd: productie is economisch verantwoord als prijs minstens gemiddelde variabele kosten dekt Variabele winst is dan positief Totale winst kan door vaste kosten negatief zijn Bedrijf kan dus beslissen om met verlies te produceren, om deel van vaste kosten te recupereren
28
2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn
Aan de hand van en kunnen we aanbodcurve afleiden Voor een marktprijs onder het minimum van de GVKKT-curve is het aanbod van de competitieve onderneming gelijk aan nul Voor prijzen gelijk of hoger dan het minimum van de GVKKT-curve volgt het aanbod het stijgende deel van de MKKT-curve
29
Figuur 9.4: aanbodcurve op korte termijn in een markt van volmaakte mededinging
p, MKKT , MKKT GVKKT 5 GVKKT 4 3 2,3 30 33 37 40 q
30
2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming
2.1 Gemiddelde en marginale opbrengsten voor de competitieve onderneming 2.2 Het aanbod van de individuele onderneming op korte termijn 2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
31
2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
Outputregel Sluitingsregel Identiek aan KT, op twee verschillen na Aanbod volgt MK-curve op LT: vlakker Op LT zijn er per definitie geen vaste kosten is gelijk aan 0 Onderneming zal sluiten als negatief is op LT Economische winst op LT
32
2.3 Het aanbod van de individuele onderneming op lange termijn
Langetermijnaanbodcurve Voor een marktprijs onder het minimum van de GKLT-curve is het aanbod van de competitieve onderneming gelijk aan nul. Voor prijzen gelijk of hoger dan het minimum van de GKLT-curve volgt het aanbod het stijgende deel van de lange termijn MKLT-curve.
33
Figuur 9.5: langetermijnaanbodcurve in een markt van volmaakte mededinging
p, MKLT , MKLT GKLT GKLT 3 20 q
34
3. Marktevenwicht bij volmaakte mededinging
3.1 Kenmerken van de competitieve marktvorm 3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
35
3.1 Kenmerken van de competitieve marktvorm
Prijsnemerschap Eerste kenmerk van perfect competitieve marktvorm Ondernemingsvraag is horizontaal/perfect elastisch Afwezigheid van marktmacht Realistisch in markten waar kopers finale gebruikers zijn Indicatoren: Aantal en grootte ondernemingen Marktatomisme Monopolie Oligopolie Type van producten Monopolistische mededinging Prijsinformatie Zoekkosten
36
3.1 Kenmerken van de competitieve marktvorm
Vrije toe- en uittreding Tweede kenmerk van perfect competitieve marktvorm Toetredingsbelemmeringen Technologisch Imiteerbaar Superieure technologie Schaalvoordelen Wettelijk Vestigingswet apotheken Patenten
37
3. Marktevenwicht bij volmaakte mededinging
3.1 Kenmerken van de competitieve marktvorm 3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
38
3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
Marktvraag als horizontale sommatie van individuele gevraagde hoeveelheden Met en elke consument heeft dezelfde vraag Consumenten verschillen, met 50 consumenten per type Type 1 Type 2 Marktvraag
39
Figuur 9.6: de marktvraagcurve als horizontale som van de individuele vraagcurves
p p 6 6 5 5 V 1 1 V V 2 1 1 5 6 8 10 qh V in 50 650 800 qh V in kilogram kilogram
40
3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
Marktaanbod en het competitieve evenwicht op korte termijn Aanbod wanneer aantal ondernemingen gegeven is Som van aangeboden hoeveelheden individuele producenten Competitieve evenwicht wordt op KT beschreven door 2 voorwaarden Uit winstmaximalisatie door de individuele onderneming volgt dat de prijs gelijk is aan de marginale kosten op de korte termijn Uit het prijsmechanisme volgt een prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn
41
Figuur 9.7: individueel aanbod, marktaanbod en het kortetermijnmarktevenwicht
p, MKKT , AKT (n = 80) p MKKT GVKKT 5 GVKKT 3,4 E 2,3 V 30 35 40 q 2 000 2 800 q 2 400 3 200
42
3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
Marktaanbod op LT: identieke ondernemingen Aanbod individuele onderneming is elastischer Aantal ondernemingen is niet langer gegeven Evenwichtsvoorwaarde van vrije toetreding: Toetreding zolang er positieve winsten zijn Uittreding bij verliezen Competitieve evenwicht op LT beschreven door 3 voorwaarden Uit winstmaximalisatie door de individuele onderneming volgt dat de prijs gelijk is aan de marginale kosten op lange termijn Uit het prijsmechanisme volgt een prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn Uit vrije toetreding volgt dat de prijs gelijk is aan het minimum van de gemiddelde kosten op lange termijn, zodat geen economische winst meer wordt gemaakt Marktaanbod op LT volledig horizontaal
43
Figuur 9.8: het marktevenwicht op de lange termijn: identieke ondernemingen
ALT (n = 50) ALT (n = 100) ALT (n = 150) MKLT , GKLT MKLT p 5,3 GKLT 3,4 3 3 ALT V 20 37 q 1 000 1 850 3 000 q 2 000
44
3.2 De marktvraag, het marktaanbod en het marktevenwicht op korte termijn
Marktaanbod op LT: heterogene ondernemingen Identieke ondernemingen = niet realistisch Bv. broodjesverkoper type 1 produceert aan lagere gemiddelde en variabele kosten dan type 2 Marktaanbodcurve op LT niet perfect horizontaal, maar stijgend Belangrijke implicaties Marginale toetreder (type 2) maakt geen winst Inframarginale toetreder (type 1) maakt wel winst Efficiënte ondernemingen halen economische rente binnen omdat ze schaarse (efficiëntere) technologie gebruiken Efficiëntste ondernemingen treden eerst toe. Naarmate marktvraag stijgt, betreden minder efficiënte bedrijven de markt
45
Figuur 9.9: het marktevenwicht op de lange termijn: heterogene ondernemingen
MKLT p GKLT GKLT MKLT MKLT GKLT GKLT E ALT 3,6 3,6 3,6 3 3 economische voor lagekosten- onderneming V 20 q 25 q 1 000 2 700 q
46
4. Het aanbod van Colombiaanse exporteurs op de wereldmarkt
Das, Roberts & Tybout (2007) Schommelingen peso = schommelingen exportvraag (= buitenlandse vraag naar Colombiaanse producten) Twee beslissingen Exporteren of niet? (= extensieve marge) Hoeveel produceren? (= intensieve marge) Drie industrieën: chemische basisproducten, leerproducten, textiel Model houdt rekening met drie zaken Bedrijven treden toe tot exportmarkt als ze op LT verwachten dat p > GK Eens toegetreden blijven ze actief zolang p > VK Exportproductie volgt regel dat MO = MK
47
Figuur 9.10: outputbeslissingen van Colombiaanse exporteurs na een depreciatie van de peso
MK, GK, GO MK, GK, GO MKLT GKLT MKLT GKLT p1 GO1 = V1 p1 GO1 = V1 p0 GO0 = V0 p0 GO0 = V0 q q1 q q0 q1 q
48
4. Het aanbod van Colombiaanse exporteurs op de wereldmarkt
Producenten reageren verschillend op stijgende exportvraag Producenten die nog niet exporteerden, kunnen exporteren niet exporteren (omdat hun gemiddelde kosten te hoog blijven) Producenten die wel al exporteerden, zullen productie sterk opdrijven als hun marginale kosten een relatief vlak verloop hebben productie in beperkte mate opdrijven als hun marginale kosten een steil verloop hebben Bevindingen
49
Tabel 9.2: aantal ondernemingen en totale export na een depreciatie van de peso
chemische leerproducten geweven textiel basisproducten groei na 10 jaar van: aantal producenten 4% 14% 37% exportontvangsten 14% 68% 107%
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.