De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Literaire Begrippen.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Literaire Begrippen."— Transcript van de presentatie:

1 Literaire Begrippen

2 Wat wordt bedoeld met het thema van een boek?
Het thema is het grondmotief De kortste aanduiding van het centrale probleem waar het verhaal over gaat.

3 Wat zijn motieven? Motieven zijn steeds terugkerende elementen in een verhaal Er zijn twee soorten motieven: a. Abstracte motieven b. Leidmotieven Abstacte ongrijpbare begrippen Bijvoorbeeld: onmacht, liefde, eenzaamheid, oorlog, dood, lot, toeval Terugkerende tastbare zaken met een symbolische betekenis Bijvoorbeeld: een dobbelsteen = toeval roos = liefde water = leven boom = leven

4 Hoe vind je het thema? Door te letten op: A. de motieven
B. de titel – deze zegt vaak waar het boek over gaat, de meeste titels hebben zowel een letterlijke als figuurlijke betekenis C. Het motto een motto is een citaat of tekstfragment van een gedicht of lied dat voorin het boek staat. De meeste boeken hebben geen motto. kijk uit! Een motto is niet hetzelfde als een ‘opdracht’

5 Welke soorten perspectief zijn er?
a. Ik-perspectief b. Hij/Zij of Personaal persp. c. Alwetend of Auctoriaal persp. Ik-figuur Beschrijft wat hij meemaakt of heeft meegemaakt De ik-figuur is ook de ik-verteller Voorbeeld: dagboek Door de ogen van een hij/zij figuur maak je de gebeurtenissen mee Een personale verteller De alwetende verteller neemt niet deel aan de handeling. Hij levert commentaar op de gebeurtenissen Auctor = schrijver

6 Wat wordt verstaan onder Ruimte/Décor?
A. de plaats van handeling & B. het weer/ het seizoen/ de sfeer (triest of vrolijk) C. Verleden of toekomst DUS: niet alleen de plaats maar ook de ambiente!

7 Wat is de functie van ruimte in een verhaal?
Ruimte zorgt voor: a. sfeer & b. ondersteunt de spanning of gebeurtenissen

8 Welke vier soorten ruimte/décor zijn er?
A. De Functionele ruimte B. De Decoratieve ruimte C. De Begeleidende ruimte/ Karakteristieke ruimte D. de Contrasterende ruimte

9 a. De functionele ruimte
De plaats van handeling is van GROOT belang De ruimte heeft een functie Bijvoorbeeld: horrorverhaal op een kerkhof, het onweert

10 b. De decoratieve ruimte
De ruimte heeft geen enkel belang in het verhaal De ruimte is functieloos en is er alleen maar ter decoratie. De ruimte is beschrijvend voor een verhaal

11 c. De begeleidende of karakteristieke ruimte
De ruimte ondersteunt de handeling van het personage Bijvoorbeeld: een geliefde wordt begraven en het regent heel hard met grijze wolken Een verliefd paartje huppelt door een bloemenweide en de zon schijnt

12 d. De contrasterende ruimte
De plaats van handeling staat in contrast/tegenstelling met de handeling Bijvoorbeeld: Twee mensen trouwen en het begint te stormen

13 Waarom is tijd belangrijk in een verhaal?
Door met tijd te spelen wordt een verhaal spannender

14 Wat is het verschil tussen chronologische tijd en niet-chronologische tijd?
De gebeurtenissen spelen zich af in de volgorde waarin ze zich hebben afgespeeld Chronos = tijd Eerst – toen – toen – ten slotte De gebeurtenissen staan niet in de tijdsvolgorde waarin ze zich hebben afgespeeld Einde – flashback – begin - einde

15 Wat is een …. Flashback: Onderbreking van de chronologie door terug te gaan in de tijd Flashforward: Onderbreking van de chronolgie door vooruit te kijken

16 Tijdverdichting: De schrijver heeft stukken tijd samengevat in een paar woorden omdat ze voor het verhaal niet belangrijk zijn Tijdsprong: De schrijver slaat stukken tijd over Tijdvertraging: Gebeurtenissen duren langer dan normal, dit gebeurt bij belangrijke gebeurtenissen

17 Nog twee begrippen die met tijd te maken hebben
Vertelde tijd: Geeft aan hoe lang de gebeurtenissen hebben geduurd: uren, dagen, maanden, jaren Historische tijd: Geeft aan in welke tijd/periode het verhaal zich afspeelt

18 Wat zijn personages? (Hoofdfiguren)/karakters Round Characters
(Bijfiguren)/types Flat Characters Maakt een ontwikkeling door Je komt veel te weten over het personage Je weet wat ze voelen en denken Ze veranderen vaak in het verhaal Je kent ze oppervlakkig Je kent het uiterlijk en een karaktertrek Het personage ontwikkelt zich niet

19 Is een hoofdfiguur altijd een karakter en de bijfiguur een type?
Nee, meestal wel, maar het is niet altijd zo

20 Waarom zijn personages belangrijk?
De lezer identificeert zich met personages De lezer vindt personages goede karakters of niet

21 Opbouw/Structuur Hoe is een roman opgebouwd?
In delen De meeste delen hebben een titel Verklaar wat de functie van de delen is Titels verwijzen naar: Het onderwerp Perspectief Jaartal

22 Op welke manieren kan een roman beginnen?
1. Informatief 2. Niet-informatief Vertelling begint bij het begin De schrijver vertelt over de personages De schrijver vertelt over wat er aan voorafging De lezer begrijpt daardoor wat er gebeurt Het verhaal start zonder inleiding of sfeerschepping De lezer weet niet wat er vooraf is gebeurd, dat komt later via flashbacks De lezer zit meteen middenin de spanning, het verhaal 3. Beginnen bij het eind van het verhaal

23 Op welke manieren kan een verhaal eindigen?
Open einde Gesloten Einde De auteur geeft geen antwoord op de vragen die gedurende het verhaal aan bod komen De lezer moet zelf het einde bedenken De auteur geeft antwoord op de vragen die gedurende het verhaal aan bod komen De lezer weet hoe het verhaal afloopt

24 Wat is het verschil tussen een Roman en een Novelle?


Download ppt "Literaire Begrippen."

Verwante presentaties


Ads door Google