De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Klein Vaarbewijs II Les 6

Verwante presentaties


Presentatie over: "Klein Vaarbewijs II Les 6"— Transcript van de presentatie:

1 Klein Vaarbewijs II Les 6
28 Maart 2019

2 1 / 12e regel Hoe snel het water rijst of valt is afhankelijk van het tijdstip in het tij.  De twaalfdenregel ziet er als volgt uit: Het eerste uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal Het tweede uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. Het derde uur stijgt/daalt het water met 3/12 van het totaal. Het vierde uur stijgt daalt het water met 3/12 van het totaal. Het vijfde uur stijgt/daalt het water met 2/12 van het totaal. Het zesde uur stijgt/daalt het water met 1/12 van het totaal.

3

4 Weersatellieten, zeeschepen sensoren. Waarnemingen op vaste tijden.
Weersverwachting Basis voor weerkaart Weersatellieten, zeeschepen sensoren. Waarnemingen op vaste tijden. Luchtdruk, luchtvochtigheid, temperatuur allemaal zaken van belang voor de verwachting. Om het verloop te kunnen voorspellen is het belangrijk, de waarnemingen steeds herhaald worden, ten einde het verloop vast te stellen.

5 Luchtdruk

6 Luchtdruk en Wind De aarde wordt omgeven door een gasbel, de atmosfeer genaamd. De druk die deze kolom op het aardoppervlak uitoefent, wordt luchtdruk genoemd. De luchtdruk meten we met een barometer. Er zijn twee soorten barometers, de kwikbarometer en de aneroїde barometer. Kwik barometers zijn erg kwetsbaar en dus ongeschikt aan boord van schepen. De aneroїde barometer is nagenoeg niet kwetsbaar, eenvoudig af te lezen en ongevoelig voor het slingeren van een schip.

7 Barometer Langzaam veranderend standvastig weer Snel veranderend
wisselvallig weer Langzaam dalen geleidelijke verslechtering Langzaam stijgend geleidelijke verbetering Snel dalend spoedige verslechtering Snel stijgend kortstondige verbetering Na lage stand snel stijgend vaak nadering van een gebied met veel wind, windstoten of storm

8

9 Hoog en laag drukgebied

10 Wind Ontstaat doordat en luchtdruk verschil is op aarde in de atmosfeer: Heeft invloed op de golfhoogte Hoe hoog en steil de golven zijn hangt af van: De windsterkte De diepte van het water De windbaan (wind trekt aan op open stukken) De richting van de stroom t.o.v. de wind Wind tegen stroom in geeft hoge korte golven Wind met stroom mee geeft vlakke golven. Tijdens onweer kunnen rukwinden ontstaan uit alle richtingen. Opletten dus!!

11 Stuwing water

12 Zicht Evenals voor de wind, is er ook voor het zicht een tabel
Zicht minder dan 50 meter zeer dichte mist Zicht tot 200 meter dichte mist Zicht tot 500 meter mist Zicht tot 1000 meter mistig Zicht 1000 tot 2000 meter nevelig Zicht 2000 tot 3000 meter slecht zicht Zicht 3000 tot 10 kilometer matig zicht Zicht tot aan 20 kilometer vrij goed zicht Zicht 20 tot 30 kilometer helder zicht Zicht 30 kilometer of meer buitengewoon helder zicht

13 Voorbeelden

14 Windsnelheid wordt meestal uitgedrukt in meters per seconde (m/s), knopen (kts), kilometers per uur (km/h) of beaufort (schaal 1 t/m 12).

15 Een wolk is een verzameling water/ijsdruppeltjes op grote hoogte.
Wolken Een wolk is een verzameling water/ijsdruppeltjes op grote hoogte. Warme lucht bevat waterdamp. Koelt deze af dan worden op het dauwpunt water/ijsdruppeltjes gevormd. Gaan de luchtlagen op hoogte op en neer dan kunnen de ijskristallen aangroeien tot hagelstenen.

16 Geslachten van wolken: Stratus
Laaghangende grijze egale massa. (motregen of motsneeuw) De zon is mogelijks slecht te zien Hoogte onder 2000 meter

17 Middelbare gelaagde bewolking. Dus een wat hogere grijze deken
Altostratus Middelbare gelaagde bewolking. Dus een wat hogere grijze deken

18 Cirrostratus Hele hoge gelaagde bewolking. Lijken op vezelachtige krijtstrepen. (hele brede vliegtuigstrepen). Bestaan alleen uit ijskristallen. Hoogte boven 6000 meter.  

19 Mooiweerswolk/stapelwolk. Enkele wolken geen probleem.
Cumulus Mooiweerswolk/stapelwolk. Enkele wolken geen probleem. Bij opeenstapelen wel. Is erg onstabiel. Onderkant meestal plat en de bovenzijde bloemkoolachtig. Er komen ook vaak hele rijen van cumuluswolken achterelkaar voor. In dit geval kondigen cumuluswolken bijna altijd regen aan. Zo'n rij geeft direct de windrichting weer, zodat je die niet zelf hoeft te bepalen met je vinger in de lucht.

20 Altocumulus Middelbare stapelwolken, stapelwolken groeperen zich en worden onstabiel

21 Cumulonimbus Uitgebreide wolkenmassa. Zichtbare verticale ontwikkeling. Dikwijls zichtbaar als een aambeeld. Is enorm instabiel Bevat alle soorten van neerslag. Gaat gepaard met windstoten. De basis ligt onder de 2000 meter maar kan in hoogte gaan tot 8000 meter.

22 Zomer land koelt sneller af dan water.
Mist Ontstaat door afkoeling van warme lucht laag bij de grond. De afkoeling vind zo snel plaats dat er dicht bij de grond neveldruppels in de lucht ontstaan. Voorbeeld: Voorjaar warmere zuidwesten winden vanuit zee boven een koud landoppervlak. Zomer land koelt sneller af dan water.

23 Naast slootmist is er nog regenmist, die vormt zich als warme regendruppels door de koude lucht valt. Daarnaast is er nog grondmist. Die mist ontstaat als het volkomen windstil is. De afkoelende luchtlaag is dan slechts enkele meters dik.

24 Land en zeewind Zeewind door warm land waar de lucht opstijgt en lucht van zee aantrekt. Zeewind doordat in de nacht de zee warmer is dan het land en vanuit zee lucht omhoog gaat.

25 Luchtsoorten Doordat lucht kenmerken krijgt van een bepaald gebied heeft hij lang de eigenschappen van dat gebied.

26 lucht uit poolstreken droog en koud diep blauwe lucht
Arctische lucht lucht uit poolstreken droog en koud diep blauwe lucht

27 Polaire maritieme lucht
Uit NB uit NW is het vochtige lucht zomers een koude massa wisselvalig weer

28 Tropische lucht Atlantisch: vaak, nat, warm met zuidwestelijke winden
Afrikaanse droog stoffig warm sluierbewolking Continentale lucht uit de Balkan zomers zeer warm zuidoostenwind heiig met kans op warmte onweer

29 Fronten Scheiding tussen 2 luchtsoorten.
Veel verschil is sterk front/krachtig front Weinig verschil zwak front. Belangrijk is de herkomst van de luchtsoort en de leeftijd van de luchtsoort.

30 Warmtefront Warme lucht verdringt de koude lucht en valt er over heen. De vooraankondiging is vaar hoe cirrusbewolking. U ziet verder daling van de barometerstand, gepaard gaande met een krimpende wind. Het warmtefront is op de kaart zichtbaar door een lijn met halve bolletjes. De neerslag bestaat uit langdurige motregen.

31 Koufront De koude lucht kruipt als een wig onder warme lucht. U neemt een stijging van de barometerstand waar. De bewolking bestaat uit naderende cumulonimbus, de wind ruimt. Op de weerkaart ziet u een lijn met driehoekjes getekend. Na de passage van een koufront wordt het meestal koud met onstabiel weer en grote veranderingen in de wind of windstoten.

32

33 Arctische lucht Deze uit de Poolstreken afkomstige lucht bereikt Nederland alleen in de winter met noorden of noordoostenwinden. Meestal komt dan strenge vorst voor met goed zicht, diep blauwe luchten, soms begeleid door stapelwolken met of zonder buien. Polaire lucht Deze lucht is afkomstig van breedten tussen 50 graden en 65 graden noorderbreedte en heeft zich boven de Oceaan gevormd (maritieme lucht) en is dus vochtig. In de zomer bestaat deze lucht meestal uit koude massa. Ze wordt met overwegend noordwestelijke winden aangevoerd. In de regel is het zicht goed, zijn er stapelwolken en is het wisselvallig weer met buien.

34 Tropische lucht Deze lucht kan op diverse plaatsen worden gevormd. Op de Atlantische Oceaan wordt deze luchtsoort aangetroffen tussen de 30 en 40 graden noorderbreedte, waar zich vrijwel steeds een gebied met hoge luchtdruk bevindt (het Azorenhoog). Deze maritieme tropische lucht, die veel waterdamp bevat, is vrijwel altijd warme massa en zal ons land met overwegend zuidwestelijke winden bereiken. Een ander gebied waarin tropische lucht zich ophoudt, ligt boven het noorden van Afrika. De Continentaal tropische lucht uit dat gebied wordt met zuidelijke winden aangevoerd en is vrijwel altijd zeer droog. Ook boven het Europese continent wordt tropische lucht gevormd die met oostelijke winden aangevoerd kan worden.

35 Hoge bewolking tussen 8 en 10 kilometer Middelbare bewolking tussen 5 en 8 kilometer Lage bewolking onder de 5 kilometer.   Hoge wolken bestaan voor het grootste deel uit ijskristallen, gewoon omdat de temperatuur op die hoogte erg laag is.

36 Wolken Eerder hebben we al gezien hoe de wolken ontstaan. Waterdamp wordt door opstijging gecondenseerd en er ontstaan waterdruppels. Deze onzichtbare waterdruppels worden wolken genoemd.

37 Hoge wolken Cirrus, cirrostratus, cirrocumulus

38 Altostratus, altocumulus

39 Lage wolken Stratocumulus, Cumulus, Stratus.

40 Cirrus is te herkennen aan de zeer dunne structuur en wit van kleur
Cirrus is te herkennen aan de zeer dunne structuur en wit van kleur. Vaak betreft het strepen aan de lucht, waartussen nog veel ruimte is voor blauwe plekken.

41 Cirrostratus Deze bewolking geeft vaak kringen om de zon en de maand
Cirrostratus Deze bewolking geeft vaak kringen om de zon en de maand. Toenemende kans op neerslag en wind als de bewolking snel dikker wordt en de zon steeds slechter te zien is.

42 Cirrocumulus De cirrus krijgt de vorm van heel kleine pluisjes
Cirrocumulus De cirrus krijgt de vorm van heel kleine pluisjes. Minuscuul kleine stapelwolkjes op zeer grote wolken.

43 Altostratus De cirrostratus verdicht nog verder.

44 Altocumulus De bekende schapenwolken schuiven over.

45 Stratocumulus Langgerekte wolken met soms (overdag) enkele blauwe plekken er tussen.

46 Cumulus, De mooie Hollandse stapelwolk
Cumulus, De mooie Hollandse stapelwolk. Afzonderlijke koepelvormige wolken waarvan de basis vrijwel horizontaal is. In de wolk zien we vaak veel donkere delen. De wolk is scherp begrensd door waarneming van witte randen. De stapelwolken lossen tegen de avond meestal weer op.

47 Stratus, De egaal grijze wolk, waarbij het nevelig of mistig kan zijn.

48 Cumulonimbus Uitgebreide wolkenmassa. Zichtbare verticale ontwikkeling. Dikwijls zichtbaar als een aambeeld. Is enorm instabiel Bevat alle soorten van neerslag. Gaat gepaard met windstoten. De basis ligt onder de 2000 meter maar kan in hoogte gaan tot 8000 meter.

49 Fronten Scheiding tussen 2 luchtsoorten.
Veel verschil is sterk front/krachtig front Weinig verschil zwak front. Belangrijk is de herkomst van de luchtsoort en de leeftijd van de luchtsoort.

50 Een frontvlak is de overgangszone tussen twee luchtsoorten
Een frontvlak is de overgangszone tussen twee luchtsoorten. De snijlijn van een frontvlak met het aardoppervlak heet front. Zijn de verschillen in temperatuur aan weerszijden van het front groot, dan spreken we van een krachtig of sterk front, in het tegenovergestelde geval betreft het een zwak front.

51 Er is eigenlijk geen verschil tussen het ontstaan van een koufront of een warmtefront, want waar de een is, is de andere. Of een front de eigenschappen van een kou- of van een warmtefront heeft, hangt af van welke luchtsoort de andere gaat verdringen.

52 Karakteristieke verschijnselen bij het overtrekken van een koufront
Voor het front In het front Achter het front Wolken* bedekt met een laag wolken- dek, stratus en stratocumulus nimbostratus, cumulus, deels ook cumulonimbus ingebed opklaringen, losse cumulus, cumulonimbus en stratocumulus Weersverschijnselen mogelijk mistvelden, regen begint flinke regen, soms met onweer, later buien nog slechts enkele buien, vlagerige wind Wind richting en sterkte vrijwel constant krachtige toename, toenemend vlagerig, richting klapt om ruimend, soms tot 180º, kracht tijdelijk afnemend, zeer vlagerig Temperatuur iets dalend sterk dalend Vochtigheid hoog Zicht matig tot slecht, mistvelden Matig, in neerslag slecht snelle verbetering tot zeer goed Luchtdruk geleidelijk sterker dalend Matig tot sterk stijgend

53

54

55 U vertrekt om 12.00 uur van de boei PH.
MARKERMEER. U vertrekt om uur van de boei PH. Er is geen wind en er staat een onbekende stroom. Uw snelheid door het water is 4 zeemijl/ uur en de kompaskoers 003°. Om uur peilt u op het stuurkompas boei MN1/GZ2 op 279° en het licht op Marken op 222°. Wat is uw positie om uur ? Wat is de richting en snelheid in zeemijlen per uur van de “onbekende” stroom? 1e peiling: 2e peiling; Koers: KP = KK = 003 Dev = Dev= 3 MK = MK = 006 Var = Var= - 2 WP = WK = 005 “Stroom” gaat in 70 graad richting 1,18 mijl/uur

56 De wind is NW kracht 4 Beaufort. U schat uw drift op 6°.
TEXEL: Om uur passeert u met uw zeiljacht de havenhoofden van Den Helder. U vaart exact in de lichtenlijn 191°. U zet koers naar boei T12 voor de haven van Oudeschild. De wind is NW kracht 4 Beaufort. U schat uw drift op 6°. Uw vaart door het water is 5 kn. (zeemijl per uur). Er staat een stroom van 260° / 1,2 kn. 1. Welke kompaskoers moet u sturen? 2. Wat is uw snelheid over de grond? 1. Welke kompaskoers moet u sturen? Antw. +10 Graad = 42 Graad sturen ! 2. Wat is uw snelheid over de grond? Antw. 4,6 mijl per uur

57 GETIJ; In de hydrografische kaart voor de Oosterschelde staan de volgende getijgegevens vermeld: Hoogten boven reductievlak gem. HW springtij 3,7 m doodtij 3,0 m gem.LW springtij 0,3 m doodtij 0,6 m U wilt in de haven van Burghsluis aanleggen. In de kaart ziet u bij de haven het dieptecijfer 26 dm. Het is 2 dagen na maanstand EK. Uw schip steekt 1,5 m diep. Hoeveel water zal er nog onder de kiel van uw schip staan als u bij LW passeert? 1,7 meter

58 Reductievlak LAT is NAP-110cm en op dat moment is de rijzing 20 dm, wat is de waterstand ten opzichte van NAP? A. NAP+ 90 cm B. NAP+ 130 cm c. NAP- 90cm A. NAP+ 90 cm


Download ppt "Klein Vaarbewijs II Les 6"

Verwante presentaties


Ads door Google