Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdGabriël van Veen Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Vakman ondernemer – Financieel Plan
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
2
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3
1. Het financiële plan 2. Belastingrecht en faillissementsrecht 3. Het ondernemingsplan en de pitch 4. Financiële administratie 5. Kostensoorten 6. Kostenstructuur 7. Verkoopprijs en resultaat plan
3
Inkomstenbelasting bij de eenmanszaak en vof
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Inkomstenbelasting bij de eenmanszaak en vof Voor de inkomstenbelasting ben je ondernemer als je ‘winst uit onderneming’ behaalt. Bij de beoordeling of je ondernemer bent, wordt op het volgende gelet: Maak je winst? Zo ja, hoeveel? Wat investeer je in je bedrijf? Voldoende om je onderneming te starten en een tijdje te laten draaien? Loop je ondernemersrisico? Draai jij voor het verlies op, als je opdrachtgevers niet betalen?
4
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Hoe zelfstandig is je onderneming? Kun je zelf bepalen hoe je je opdrachten uitvoert? Hoeveel tijd besteed je aan je werkzaamheden? Voldoende om je bedrijf rendabel te laten zijn? Hoeveel opdrachtgevers/klanten heb je? Streef je ernaar om meerdere opdrachtgevers te hebben? Minimaal 3? Hoe maak je je bedrijf naar buiten toe bekend? Heb je een website? Maak je reclame? Als je al deze vragen met ‘ja’ kunt beantwoorden, ben je ondernemer voor de Belastingdienst.
5
Die vrijstellingen worden ook wel aftrekposten genoemd.
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht De Belastingdienst biedt een aantal vrijstellingen voor ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen. Om onder de inkomstenbelasting te vallen, moet je een eenmanszaak, een vof of maatschap oprichten. Die vrijstellingen worden ook wel aftrekposten genoemd. Bij elkaar worden alle aftrekposten onder- nemersaftrek genoemd.
6
Ondernemersaftrek bestaat uit:
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Ondernemersaftrek bestaat uit: Zelfstandigenaftrek Meewerkaftrek Startersaftrek aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk stakingsaftrek mkb-winstvrijstelling startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
7
Voorwaarden ondernemersaftrek
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Voorwaarden ondernemersaftrek Je moet voldoen aan het urencriterium. Dit houdt in dat je meer dan 50% van je werktijd voor je eigen onderneming werkt. Deze eis geldt niet als je in de laatste vijf jaar geen ondernemer was. Daarnaast moet je minimaal 1225 uur voor jouw eigen bedrijf werken.
8
Dat hoeven niet allemaal uren te zijn die je voor klanten werkt.
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Dat hoeven niet allemaal uren te zijn die je voor klanten werkt. Ook het bijhouden van je administratie, netwerkbijeenkomsten bezoeken en het werven van nieuwe klanten tellen mee. Voor de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt dat je minimaal 800 uur per jaar besteedt aan je bedrijf. Het urencriterium geldt niet voor de stakingsaf- trek en de mkb-winstvrijstelling.
9
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Zelfstandigenaftrek Als je ondernemer bent, heb je naast eventuele andere vrijstellingen recht op zelfstandigenaftrek. Dit is een vast bedrag van € Bij de berekening in het voorbeeld hierna, maakt alleen al het opvoeren van zelfstandigenaftrek al een behoorlijk verschil. Daarnaast krijg je als starter ook nog eens startersaftrek. Dit is een verhoging van de zelfstandigenaftrek van €
10
Mkb-winstvrijstelling
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Mkb-winstvrijstelling De mkb-winstvrijstelling is onderdeel van de ondernemersaftrek. Het is een aftrekpost van 14% van je winst, na aftrek van de overige onderdelen van de ondernemersaftrek (zoals zelfstandigen-, starters- of meewerkaftrek). Om in aanmerking te komen voor de mkb-winstvrijstelling hoef je niet aan het urencriterium van 1225 uur per jaar te voldoen. Ook parttimerondernemers hebben er recht op.
11
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
12
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Investeringsaftrek Als je in een boekjaar investeert in bedrijfsmiddelen, dan kun je in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. De bedrijfsmiddelen waarin je investeert, moeten dan wel in aanmerking komen voor investeringsaftrek. Het bedrag van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek hangt af van het geïnvesteerde bedrag in het boekjaar. De aftrek wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld. Het minimum investeringsbedrag is in 2017 € (exclusief btw). Je krijgt in dat geval een extra aftrekpost van 28% over het investeringsbedrag. Je hoeft niet te voldoen aan het urencriterium van 1225 uur. De kleinschaligheidsaftrek geldt ook voor bv’s.
13
Fiscale oudedagsreserve en lijfrenteaftrek
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Fiscale oudedagsreserve en lijfrenteaftrek Als ondernemer kun je een fiscale oudedagsreserve (FOR) opbouwen door jaarlijks een deel van je winst opzij te zetten. Over dat bedrag hoef je op dat moment geen belasting te betalen: je krijgt uitstel van belasting. Je mag in ,8% van de winst opzijzetten. Het bedrag dat je opzij mag zetten is wel aan een maximum gebonden. Voor 2017 geldt een maximum van €
14
Voorwaarde is dat je voldoet aan het urencriterium van 1225 uur.
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Je kunt (een deel van) je fiscale oudedagsreserve omzetten in lijfrente. De premie die je dan betaalt is aftrekbaar. Dat moet je dan wel weer corrigeren met de FOR die je aftrekt van je winst. Voorwaarde is dat je voldoet aan het urencriterium van 1225 uur. Daarnaast moet je aan het begin van het kalender- jaar de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. De FOR geldt niet voor bv’s.
15
De bv en de vennootschapsbelasting
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht De bv en de vennootschapsbelasting Een bv (en in sommige gevallen een stichting of vereniging) betaalt vennootschapsbelasting. De vennootschapsbelasting is een belasting over de winst. Over een winst tot € betaal je 20% vennootschapsbelasting in Daarboven betaal je 25% belasting.
16
Belasting over de winst van een bv vindt plaats in drie etappes.
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Belasting over de winst van een bv vindt plaats in drie etappes. De eigenaar van een bv bezit de aandelen van de bv. Hij wordt daarom wel directeur-groot- aandeelhouder of dga genoemd. Allereerst krijgt de directeur-grootaandeelhouder een salaris dat belast is met inkomstenbelasting. Aan de hoogte van dit salaris zijn minimumeisen gesteld. Dat wordt ook wel gebruikelijk loon genoemd en bedraagt minimaal € per jaar. Een lager loon is mogelijk in de startfase van de onderneming, bij parttime werk en bij structureel verlies. Hij of zij betaalt over het salaris uit de bv inkomstenbelasting.
17
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Rekenvoorbeeld De winst die na de heffing van vennootschapsbelasting resteert, kan (op een zelf te kiezen moment) worden uitgekeerd aan de dga die ook aandeelhouder is. Deze winstuitkering heet dividend en is bij de dga belast in de inkomstenbelasting tegen een belastingtarief van 25%.
18
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Rekenvoorbeeld
19
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Rekenvoorbeeld:
20
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
De modelovereenkomst Er zijn ondernemers die een lange tijd voor een en dezelfde opdracht- gever werken. Denk bijvoorbeeld aan zzp’ers die werken als timmerman in de bouw of IT'ers die een nieuw managementsysteem programmeren. Voor deze ondernemers is het verstandig om met de deregulering beoordeling arbeids- relaties (DBA) of de zogenoemde modelovereenkomsten te werken. De DBA is in de plaats gekomen van de VAR-verklaring.
21
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Met de DBA legt de opdrachtnemer (zzp’er) samen met de opdrachtgever vast dat er geen dienstbetrekking is. De Belastingdienst gaat hierbij uit van de definitie van een dienstbetrekking.
22
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
23
Factuurvereisten: Wet op de omzetbelasting
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Factuurvereisten: Wet op de omzetbelasting Volgens de Wet op de omzetbelasting moet een geldige factuur de volgende gegevens bevatten: uniek factuurnummer, waardoor deze makkelijk terug te vinden is in de boekhouding datum waarop de factuur is uitgeschreven dag waarop de levering heeft plaatsgevonden naam, adres en woonplaats van de afnemer omschrijving van de geleverde goederen of verrichte diensten bedrag van de factuur (nettovergoeding) bedrag van de btw (= belasting over de toegevoegde waarde) totaalbedrag van de factuur inclusief btw
24
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Btw-aangifte Een onderneming doet per jaar, kwartaal of maand aangifte omzetbelasting, ook wel btw genoemd. Meestal doe je per kwartaal aangifte. Dat houdt in dat je de btw van de verkoopfacturen van dat kwartaal moet aangeven bij de Belastingdienst op een digitaal formulier. Ook de btw van de inkoopfacturen van dat kwartaal moet je op datzelfde formulier aangeven.
25
Dat zijn dus uitgaven voor je onderneming.
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Het verschil tussen de btw op de verkoopfacturen en de btw op de inkoop- facturen moet je afdragen of betalen aan de Belastingdienst. Dat zijn dus uitgaven voor je onderneming.
26
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Voorfinancieren btw Het kan ook voorkomen dat het verschil tussen de btw op verkoopfacturen en de btw op inkoopfacturen negatief is. Dat is het geval als de btw van je inkoop- facturen hoger is dan de btw op je verkoopfacturen. In dat geval ontvang je het verschil van de Belastingdienst op je bankrekening een paar weken of maanden na afloop van het kwartaal.
27
Kleineondernemersregeling
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Kleineondernemersregeling Als je af te dragen btw in een jaar minder is dan € hoef je dat bedrag niet af te dragen aan de Belastingdienst. Dat bedrag tel je dan op bij je winst. Als je tussen de € en € btw moet afdragen, krijg je korting. Dat kortings- bedrag tel je ook op bij je winst. Deze regeling geldt alleen voor natuurlijke personen, zoals eenmanszaken, vof’s en maatschappen, en niet voor rechts- personen, zoals bv’s.
28
Faillissement en surseance van betaling
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Faillissement en surseance van betaling Als ondernemer kun je in de financiële problemen komen. Wat moet je doen als je jouw schuldeisers niet meer kunt betalen? Je hoopt er natuurlijk nooit mee te maken te krijgen, maar je moet wel weten wat er gebeurt bij een faillissement.
29
Wet schuldsanering natuurlijke personen Surseance van betaling
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Faillissement Wet schuldsanering natuurlijke personen Surseance van betaling
30
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
De Faillissementswet beschermt de schuldeisers van ondernemers die hun schulden niet meer kunnen betalen. Er zijn drie voorwaarden voor een faillissement: 1. de ondernemer heeft minstens twee schulden niet betaald en één daarvan moet direct opeisbaar zijn 2. de ondernemer heeft minstens twee schuldeisers 3. de ondernemer is gestopt met betalen
31
Volgorde waarop schuldeisers geld krijgen:
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Volgorde waarop schuldeisers geld krijgen:
32
Een faillissement bestaat uit verschillende fasen:
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Een faillissement bestaat uit verschillende fasen: Faillietverklaring Veiligstellen Opheffing wegens gebrek aan baten Verificatie Afwikkeling
33
Privé of zakelijk failliet
Hoofdstuk 2 Belastingrecht Faillietverklaring Het begint met de faillietverklaring door de rechter. De persoon of het bedrijf dat door de rechter failliet is verklaard, de failliet, heeft dan niets meer te zeggen over het vermogen. Privé of zakelijk failliet Zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon kunnen failliet gaan. Bij een eenmanszaak of vof gaan natuurlijke personen failliet, omdat ze aansprakelijk zijn met hun privévermogen. Als het gaat om een rechtspersoon, dan gaat de rechtspersoon failliet en blijft het privévermogen van de ondernemer meestal buiten het faillissement.
34
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Veiligstellen Daarna maakt de curator een overzicht van de bezittingen en schulden van de failliet en stelt ze veilig. Hij stelt een uitdelingslijst op. Dit is een lijst waarin staat wie de schuldeisers zijn en welke vorderingen zij hebben op de schuldenaar. De curator controleert of de vorderingen van de schuldeisers juist zijn. Sommige zaken vallen buiten het faillissement als iemand privé failliet is: Alle zaken zijn namelijk nodig voor het dagelijks levensonderhoud van de ondernemer die privé failliet is gegaan, en eventueel zijn gezin. Uit de opbrengsten van de boedel worden eerst de boedelschulden betaald en dan pas de faillissementsschulden.
35
Opheffing wegens gebrek aan baten
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Opheffing wegens gebrek aan baten Als er op dat moment niet genoeg baten zijn, kan het faillissement eindigen door gebrek aan mogelijke opbrengsten van de verkoop van de boedel van de schuldenaar.
36
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Verificatie De curator controleert of de vorderingen juist zijn. Dit noem je verificatie. Als een curator verwacht uit te kunnen keren, dan houdt hij ook een verificatievergadering. Deze verificatie doet hij aan de hand van de administratie van de onderneming. Tijdens de verificatievergadering bespreekt de curator met de schuldeisers alle eisen. Deze eisen zal hij weigeren of accepteren. Deze vergadering wordt geleid door de rechter-commissaris. Na deze vergadering is bekend wat de totale eisen zijn. Als de opbrengsten van de verkoop zijn uitgedeeld, is het faillissement geëindigd. Een vennootschap houdt dan op te bestaan. Voor een privépersoon geldt dat niet. Na een faillissement blijven de schulden in dat geval bestaan.
37
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Verificatie Daarna mag de failliet een akkoord aanbieden aan de schuldeisers. Als zij met dat aanbod akkoord gaan, eindigt het faillissement. Bij een akkoord krijgen de schuldeisers een afgesproken percentage of bedrag. De rest van de schuld wordt kwijtgescholden. Er zijn twee voorwaarden om te komen tot een akkoord: Meer dan de helft van de schuldeisers moet het eens zijn met het akkoord en zij moeten meer dan de helft van de schulden vertegenwoordigen. De rechtbank moet het akkoord goedkeuren. Dit noem je homologatie.
38
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Afwikkeling Als het akkoord niet goedgekeurd is of als er geen akkoord is aangeboden, dan is er een staat van insolventie. Dit betekent dat de failliete ondernemer de schuld niet kan betalen. De curator gaat dan het faillissement afronden. Hij verkoopt de boedel en verdeelt de opbrengst onder de schuldeisers. Als de boedel van de ondernemer is verkocht, stelt de curator een slotuitdelingslijst op. Daarin staat wie welke bedragen heeft ontvangen. Het faillissement eindigt dan op het moment dat een rechter-commissaris deze lijst goedkeurt. Bij goedkeuring wordt de slotuitdelingslijst bindend. De schuldeisers kunnen zich dan niet meer verzetten tegen de voorgestelde verdeling van de verkoopopbrengsten.
39
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht
Afwikkeling De beëindiging van een faillissement kan op verschillende manieren tot stand komen: Er is een akkoord gesloten tussen de schuldeisers en de ondernemer. De schuldeisers krijgen een afgesproken bedrag. De rest van de schuld wordt kwijtgescholden. Het faillissement wordt uitgevoerd. De slotuitdelingslijst is goedgekeurd en de opbrengst is naar de schuldeisers gegaan. De ondernemer moet de schuld tot de laatste cent afbetalen. Een gebrek aan baten. Een uitspraak van de rechter. Het faillissement wordt meestal beëindigd door een gebrek aan baten.
40
Wet schuldsanering natuurlijke personen
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Wet schuldsanering natuurlijke personen Als een natuurlijk persoon failliet gaat, kan hij nog heel lang schulden hebben. Hij kan daarom via de Wet schuldsanering natuurlijke personen, de Wsnp, schuldsanering aanvragen. Iemand die gebruikmaakt van schuldsanering noem je een saniet. Een wettelijke schuldsanering duurt meestal drie jaar. Tijdens deze drie jaar moet de saniet leven van het absolute sociale minimum.
41
Surseance van betaling
Hoofdstuk 2 Belastingrecht en faillissementsrecht Surseance van betaling Als je als ondernemer in de financiële problemen komt, hoef je niet meteen failliet te gaan. Je kunt bij de rechtbank ook surseance van betaling aanvragen. Dit betekent uitstel van betaling. Als je uitstel krijgt hoeven schuldeisers in een afgesproken periode niet betaald te worden. Anders dan bij een faillissement wordt er bij een surseance van betaling geen beslag gelegd op het vermogen van de schuldenaar. Een ander belangrijk verschil is dat surseance alleen door de schuldenaar kan worden aangevraagd, niet door schuldeisers. Surseance van betaling geldt alleen voor concurrente schuldeisers. Je krijgt dus geen uitstel om belasting te betalen. Surseance wordt vaak gebruikt om tot een akkoord te komen.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.