Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdMarian Góra Laatst gewijzigd meer dan 5 jaar geleden
1
Hoe gaat de normering? Introductie voor examensecretarissen
Paul van der Molen 5 februari 2018
2
Programma Historische schets Het proces van de normering
Verschillen tussen vakken Normering tijdvak 2
3
Historische schets (1) Begin jaren ’70: centrale examens (zoals we ze nu kennen) Twee normeringstechnieken: 90 punts-schaal: cijfer = (aantal punten)/10 + 1 Voor de moderne vreemde talen: 50 punts-schaal 1994: eerste normhandhaving
4
Fluctuatie cijfers centraal examen eind jaren 90
5
Historische schets (2) 2000: Introductie N-term: cijfer = (procentuele score) x 9 + N Werken met referentie-examen (% onvoldoende van het referentie-examen = % onvoldoende actuele examen) Aanscherping uitslagregels CSE-eis gemiddeld 5,5 (2012) Kernvakkenregel (2013)
6
Introductie van de N-term
Uitgangspunt: (citaat uit ‘Regeling omzetting scores in cijfers’) Bij een 5,5 in het ene jaar hoort dezelfde prestatie van de kandidaat als bij een 5,5 in een ander jaar. Omdat het technisch onmogelijk is onze examens van jaar op jaar ‘precies even moeilijk’ te maken, zorgt de keuze van de N-term daarvoor. Het proces van normering is erop gericht, gegeven dit uitgangspunt, de juiste normeringsterm te bepalen.
7
cijfer=9∙ behaalde score maximale score +N
Hoe werkt de N-term? cijfer=9∙ behaalde score maximale score +N Bij maximale score cijfer 10, bij 0 scorepunten cijfer 1
8
Het proces
9
Hoe komt de N-term tot stand?
Technisch Aanname gelijke populaties Bijstelling als populatievaardigheid verandert Handwerk Aanpassing ivm onvolkomen vragen, tijdnood etc
10
Aanname gelijke vaardigheid populatie
Normeringen met grote groepen examenkandidaten Gelijk percentage onvoldoende
11
Verschillen tussen vakken
Gemiddelde examencijfers verschillen per vak (van 5,8 tot 7,1). Dat heeft te maken met de prestatie-eis zoals die in het referentie-examen is vastgelegd en de ontwikkeling van de vaardigheid van de leerlingen. Ook het percentage leerlingen met een 8,0 of hoger verschilt per vak (varieert van 1% tot 25%)
12
Normering tijdvak 2 Uitgangspunt:
Het examen tijdvak 2 is even moeilijk als het examen tijdvak 1. Voorlopige N-term N-term tijdvak 2 = N-term tijdvak 1 N-term tijdvak 2 is kleiner dan N-term tijdvak 1 Als in tijdvak 1 gecompenseerd is voor een fout in het examen.
13
Normering tijdvak 2 Moeilijkheidsgraad vaststellen: We kijken naar de groep herkansers die in tijdvak 1 een onvoldoende had. We vergelijken hun prestatie in tijdvak 1 en tijdvak 2. Scoren zij op tijdvak 2 slechter dan wij verwachten, dan concluderen we dat tijdvak 2 moeilijker is. De definitieve N-term tijdvak 2 wordt dan naar rato opgehoogd.
14
Normering tijdvak 2 N-term vaststellen:
Examen even moeilijk als tijdvak 1 N-term is gelijk aan voorlopige N-term Examen makkelijker dan tijdvak 1 Examen moeilijker dan tijdvak 1 N-term is hoger dan voorlopige N-term
15
We hebben elkaar nodig
16
vragen
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.