De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Herhaling Jaar 1 periode 3.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Herhaling Jaar 1 periode 3."— Transcript van de presentatie:

1 Herhaling Jaar 1 periode 3

2 Reactievergelijking kloppend maken
Beginstof  reactieproduct Beginstof + beginstof  reactieproduct Beginstof  reactieproduct + reactieproduct

3 Regels Voor de pijl moeten even veel atomen per stof aanwezig zijn als na de pijl Tijdens een chemische reactie verdwijnen of ontstaan geen atomen De atomen worden alleen anders gerangschikt Je mag alleen coëfficiënt aanpassen

4 Voorbeeld kloppend maken
Na (s) + S (s)  Na2S (s) Voor de pijl Na de pijl Na = 1 Na = 2 S = 1 S = 1 2 Na (s) + S (s)  Na2S (s) Coëfficiënt

5 Verbrandingsreactie Verbranding is een reactie met zuurstof
Volledige verbranding Als er voldoende zuurstof aanwezig is Onvolledige verbranding Als er te weinig zuurstof aanwezig is

6 Volledige verbranding
Koolstofdioxide (CO2) komt vrij bij volledige verbrandingen van verbinding met koolstof (C) Water (H2O) komt vrij bij volledig verbranding van verbindingen met waterstof (H) Zwaveldioxide (SO2) komt vrij bij volledige verbranding van verbindingen met zwavel (S)

7 3 verschillende groepen stoffen
Moleculaire stoffen (niet metaal + niet metaal) Water Zouten (metaal + niet metaal) Keukenzout Metalen (metaal + metaal) Ijzer

8 pH Maat voor aantal H+ -ionen water in een oplossing aanwezig is

9 Hard water Hoeveelheid kalk opgelost in water
Hard water  veel kalk Zacht water  weinig kalk Verhitting  kalk slaat neer Graden Duitse Hardheid 7,1 mg per ˚dH per liter

10 Vanderwaalskrachten Aantrekkingskrachten tussen moleculen
Vanderwaalsbinding Breken bij hoger temperatuur Hoe groter de molecuulmassa, des te sterker is de vanderwaalsbinding tussen de moleculen, en des te hoger is het kookpunt van de stof Bij hogere temperatuur breken vanderwaalsbindingen.  bij kookpunt van een stof zijn alle bindingen verbroken.

11 Vanderwaalsbindingen
Cohesie: aantrekkingskrachten tussen dezelfde moleculen Adhesie: aantrekkingskrachten kussen verschillende moleculen

12 4.3 Waterstofbruggen Bindingen tussen moleculen
– OH of – NH groepen aanwezig Waterstofbruggen zijn sterker dan vanderwaalsbindingen Hoe meer – OH en/ of – NH groepen hoe meer waterstofbruggen en hoe hoger het kookpunt

13 Massa van een atoom De massa van een atoom is de som van je protonen en neutronen Atoom Aantal P Aantal N Aantal E Massa Waterstof 1 1,0 + 0,00055 = 1,0 u Zuurstof 8 8,0 + 8,0 + 0,0044 = 16,0 u Chloor 6 6,0 + 8,0 + 0,00033 = 14,0 u

14 Decimalen Bij optellen en aftrekken met decimalen Aantal decimalen
Je kijkt naar het aantal decimalen van je som Aantal decimalen Uitkomst = beginwaarde met het kleinst aantal decimalen 1,0 + 1,0 + 0,00055 = 2,0

15 Significantie Hoe nauwkeuriger het meetinstrument, des te nauwkeuriger is de gemeten waarde en des te groter is het aantal significante cijfers Bij delen en vermenigvuldigen rond je af op het laagst aantal significante cijfers van de getallen in de som 0,0108 0,0092 9,2 43,10 4,000

16 Relatieve atoommassa Gemiddelde massa van de isotopen
Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen maar met een verschillend aantal neutronen Grootheden relatieve atoommassa: Ar

17 Massa van ionen Een ion ontstaat doordat een atoom elektronen kwijt raakt of opneemt Massa van elektronen mag je verwaarlozen Dus de massa van een ion is gelijk aan de massa van een atoom

18 Hoeveelheid stof in mol
In scheikunde Grootheid hoeveelheid stof (n) Eenheid mol Een mol is een maat voor een bepaalde hoeveelheid moleculen 6,02·1023 In 1 mol suiker zitten net zo veel moleculen als 1 mol water Het gewicht is verschillend!!!

19 Molaire massa Molaire massa (M)  getalwaarde gelijk aan de molecuulmassa of atoommassa van de stof Molaire massa is in gram (g) Molecuulmassa of atoommassa is in u Hoe groot is de massa van 1 mol water? Hiervoor heb je de molecuulmassa van water nodig 2 * 1, ,00 = 18,02 u 1 mol water weeg 18,02 g

20 Van gram naar mol 1 mol water is 18,02 g
Hoeveel mol is dan 25,9 gram water? 𝑋= 1,000×25,9 18,02 =1,44 𝑚𝑜𝑙 Mol water 1,000 x Gram water 18,02 25,9

21 Van mol naar gram Hoeveel gram water komt overeen met 2,6 mol water
𝑋= 18,02×2,6 1,000 =47 𝑔𝑟𝑎𝑚 Mol water 1,000 2,6 Gram water 18,02 x

22 Berekenen H2O = 2*1, ,00 = 18,02 u De massa van de atoomsoort H in een water molecuul is dan 2*1,008 = 2,016 u De massa van de atoomsoort O in een water molecuul is dan 1 * 16,00 = 16,00 u In 18,02 u zit dus 2,016 u H en 16,00 u O

23 Massapercentage Massapercentage van een atoomsoort in een verbinding geeft aan hoeveel u van die atoomsoort voorkomt per 100 u van de verbinding In 18,02 u zit dus 2,016 u H en 16,00 u O We willen weten hoeveel u H in 100,0u water zit 𝑥= 2,016∗100 18,02 =11,19 𝑢 Dus 11,19% H in 100 u water Massa H2O (u) 18,02 100 Massa H (u) 2,016 x


Download ppt "Herhaling Jaar 1 periode 3."

Verwante presentaties


Ads door Google