De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 2 Skelet en skeletspieren = bewegingsapparaat

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 2 Skelet en skeletspieren = bewegingsapparaat"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 2 Skelet en skeletspieren = bewegingsapparaat
De huid in beweging Hoofdstuk 2 Skelet en skeletspieren = bewegingsapparaat Skeletspieren = actieve deel bewegingsapparaat; skelet = passieve deel

2

3 Skelet paard

4

5 Functies skelet De huid in beweging Bescherming weke delen Beweging
Hoofdstuk 2 Skelet en spieren Functies skelet Bescherming weke delen Beweging Steun Bloedaanmaak Ca-metabolisme

6 Anatomie Skelet De huid in beweging 1. Beenderen:
Hoofdstuk 2 Skelet en spieren Anatomie Skelet 1. Beenderen: a. Pijp beenderen: opperarmbeen, dijbeen, ellepijp, etc. b. Platte beenderen: schedelbeenderen, schouderblad, etc. c. Korte beenderen: hand- en voetwortelbeentje, etc.

7 a. Pijpbeenderen De huid in beweging Ledematen Voortbeweging
Hoofdstuk 2 Skelet en spieren a. Pijpbeenderen Ledematen Voortbeweging Lang, rond Beenvlies (periost) Spongiosa en compacta weefsel Beenmerg ‘holte’ - jonge dieren (rood = aanmaak erytrocyten) - volwassen dieren (geel = opslag van vet) Beenmerg = bindweefsel met ertussen bloedvormende cellen; volwassen dieren maken alleen nog bloedcellen aan in de platte botten

8 Fout op p37 boek: schacht heet diafyse en niet metafyse!

9 Zoek de bijbehorende namen…
a. Pijpbeenderen

10 a. Pijpbeenderen De huid in beweging Epifyse Epifysairschijf Metafyse
Hoofdstuk 2 Skelet en spieren a. Pijpbeenderen Epifyse Epifysairschijf Metafyse Diafyse Kraakbeen Compacta Spongiosa Compacta = botweefsel van de schacht (massief en compact). Weefsel is heel sterk in de lengterichting, breuk van links of rechts is makkelijker; epifyse bestaat aan de buitenkant uit compacta en binnenin uit spongiosa (= zacht been)(talloze kleine balkjes van bot die alle kanten uit lopen cfr structuur spons goede ondersteuning van de compacta van de epifyse nodig bij de beweging van de gewrichten); kraakbeen dient als glijvlak voor de gewrichten en als stootkussen voor de pijpbeenderen onderling

11 Veel bldvtn want bot is actief weefsel (voortdurend afbraak en nieuw bot vorming); bij volwassen dier is groeischijf gesloten, louter botgroei vanuit periost.

12 Groeischijven paard

13 Opperarmbeen – 3 tot 3,5 jaar Schouderblad – 3 tot 3,5 jaar Spronggewricht – 3 tot 3,5 jaar Tibia (scheenbeen) – 3 tot 3,5 jaar Femur (dijbeen) – 3 tot 4 jaar Bekken – Heup tussen 18 maanden en 2 jaar, de rest ontwikkelt zich tot 5 jaar Wervelkolom – Vanaf 5,5 jaar

14 Er lopen 32 wervels over de rug van het paard
Hoe verder naar voren (richting het hoofd) hoe later de wervels sluiten: de atlas (1e halswervel) sluit op zijn vroegst dus pas rond de 6 jaar. Deze uitkomsten zijn gebaseerd op onderzoek bij kleine merries. Hoe groter je paard en hoe langer de hals, hoe langer het duurt voordat de groeischijven sluiten. Een hengst of ruin doet er sowieso 6 maanden langer over en het duurt ook langer voordat alle botstructuren volgroeid zijn. Wanneer we dus bijvoorbeeld kijken naar een warmbloed paard van 1.68m, dan zal zijn skelet zeker niet volgroeid zijn voor zijn 8e levensjaar.

15 Wanneer zadelmak maken?
Het (late) moment waarop de botstructuren van de wervelkolom volgroeid zijn, moet voor ons bepalend zijn voor de planning van het africhten van het paard. In tegenstelling tot andere ledematen waarbij de druk die uitgeoefend wordt op de botstructuur zo goed als loodrecht is, wordt de druk bij de wervelkolom als het ware op de ‘zijkant‘ van de wervels uitgeoefend. Dit maakt deze wervels veel vatbaarder voor ‘verschuivingen’, blokkades en blessures. Je hebt hierboven kunnen lezen dat de groeischijven in de hals van het paard pas rond zijn 6e levensjaar sluiten. Je kunt je dan vast wel voorstellen dat er enorm veel druk op deze wervels komt te staan wanneer je paard bijvoorbeeld gaat hangen aan het halster of wanneer je hem hardhandig corrigeert aan het halster (wat overigens nooit de bedoeling is). Hiermee verhoog je ook de kans op beschadigingen van de halswervels.

16 b. Platte beenderen Schouderblad, schedel, bekken, ribben Bescherming
Groot, breed, plat Spieraanhechting Aanmaak bloedcellen Kern van spongiosa (met erin het merg) en buitenkant compacta

17 Overige beenderen Wervels, hand- en voetwortelbeentjes, sesambeentjes
Vorm divers, vaak kubus Sesambeen = verdichtingen in de pezen van grote spieren waar deze over gewrichten lopen bv knieschijf

18 Botverbindingen 1. Onbeweeglijk: schedel, bekken (synostose) fontanel
2. Weinig beweeglijk: (synchondrose) - rib- borstbeen (kraakbeen) - wervels (tussenwervelschijf) p.39

19 3. beweeglijk, (synsarcose)
Schoudergewricht bij gebrek aan sleutelbeen! (spieren ter compensatie) 4. Gewrichten (di-artrose) 3. Voorpoot is geheel aan romp vastgemaakt door dikke bundels spieren  hangmat. Beweeglijkheid +/- net zo groot als van een gewricht

20 Gewrichten Contact oppervlak van 2 botten in gewricht is zo groot mogelijk  druk wordt verdeeld

21 Gewrichten (di-arthrose)
Laagje kraakbeen voor o.a. vorm aanpassing, glad Gewrichtskapsel = synoviaalvlies en -vocht Gewrichtsbanden (collateraalbanden) (Spieren) 5 soorten: obv beweging die ze toelaten Kogelgewricht (vrij beweegbaar  heup, atlas icm draaier) Scharniergewricht (1-richting  vingerkootjes, elleboog, knie) Rolgewricht (torsie radius tov ulna) Zadelgewricht (2-richtingen loodrecht op elkaar duim bij mens) Straffegewricht (middenvoetsbeentjes) P40=41; synoviaalvocht smeert het gewricht + voeding voor kraakbeen; knie en heupgewricht ook banden IN het gewricht

22 Skelet indeling naar functie
Schedel Wervelkolom Borstkas Schoudergordel Voorpoot Bekkengordel Achterpoot

23 Anatomische termen van de positie van het dier.

24 Schedel Hersenschedelbeenderen: omgeven hersenen
Aangezichtsbeenderen: omgeven mond- en neusholte (snuit) Platte beenderen Relatief licht gewicht  schedel zeer wendbaar Huisvesten oren, ogen, reukzintuig Sinussen (holten in schedelbeenderen bv sinus frontalis) Foramen occipitale magnum: ruggemerg (opening in achterhoofdsbeen)

25 Maxillare, nasale, zygomaticus, frontale, parietale, occipitale, temporale, mandibulare, protuberantia occipitalis extena Latijnse termen!!

26 Schedelvormen Brachycephaal Metacephaal Dolichocephaal P43.

27 BOS operatie Inkorten neusvleugels

28 Aangezichtsbeenderen
Begin van luchtweg en spijsverteringskanaal Onderkaak heeft gewricht met overige schedelbeenderen

29 Wervelkolom 7 cervicale vertebrae (halswervels)
13 thoracale vertebrae (borstwervels) 7 lumbale vertebrae (lendewervels) 3 sacrale vertebrae (heiligbeenwervels) Ongeveer 20 caudale vertebrae (staartwervels) Eq: /6- 5 vergroeid/18-21

30 De huid in beweging C1-7 T1-13 L1-7 S1-3 Ca1-20
Hoofdstuk 2 Skelet en spieren C1-7 T1-13 L1-7 S1-3 Ca1-20

31 Een giraffe heeft 30 cervicale wervels meer dan een muis
Quizzzzz Een giraffe heeft 30 cervicale wervels meer dan een muis Het is de keuze van een eigenaar of hij de staart van zijn Boxer of Trekpaard laat couperen Er bestaan katten die zonder staart worden geboren Het skelet van een paard bestaat uit meer dan 200 botten. p44

32 Wervelkolom (vervolg)
Per gewricht weinig beweeglijk; door de vele gewrichten als geheel wel beweeglijk Draagt het lichaam Beschermt ruggenmerg

33 Wervel(s) = vertebra(e)
Wervellichaam Wervelboog Tussenwervelschijf Atlas ‘ja’ Axis = Draaier ‘nee’ Dens (epistrofei)

34 Wervel(s) = vertebra(e)
Heiligbeen (sacrum): 3 samengestelde wervels  heel sterk Nekband (ligamentum nuchae): achterhoofdsknobbel t/m thoracale wervels; ondersteunt en ontlast de nekspieren bij omhooghouden hoofd Dikke bindweefselstreng

35 Tussenwervelschijf Tussen elke 2 wervellichamen
Stevige bindweefselring (annulus fibrosus): verbindt de wervels met elkaar Zachte binnenkant (nucleus pulposus): stootkussen (vangt schokken op)

36 Borstkas Ribben (hoeveel??) Borstbeen = sternum met proc. xyphoideus
Lange spinaaluitsteeksels, ribben direct (9 paar draagribben) of indirect (4 paar ademribben; kunnen makkelijker bewegen) vast aan borstbeen

37 Kissing spines Eq: Spinaaluitstekels komen tegen elkaar  beschadiging en irritatie (aanleg, leeftijd inrijden, ruiter, zadel, training)

38 Schoudergordel Schouderblad: verbindt voorpoot aan romp (Sleutelbeen)

39 Latijnse namen?! Voorpoten Dragen 60% van het gewicht Voortbeweging!
Opperarmbeen Onderarm: Spaakbeen en ellepijp Handwortelbeentjes Middenhandsbeentjes Tenen Latijnse namen?!

40 Voorpoot: welke gewrichten heeft het en door welke botten worden deze gewrichten gevormd?
Hond vs paard

41 ellebooggewricht Humerus met 2 epicondylen en een trochlea Olecranon = proximale uiteinde van de ulna Olecranon bevat een uitstekende punt: processus anconeus Ulna bevat thv proximale radius 2 knobbels: laterale en mediale processus coronoïdeus

42 Duitse herder, duitse dog, basset! Pijnlijke elleboog, 4 – 5 mnd oud
Ontstaan van kreupelheid aan de voorpoten (LPC of LPA, elleboog displasie) door afbreken stukje bot bij ellebooggewricht. a. humerus b. radius c. ulna d. processus anconeus e. processus coronoideus Duitse herder, duitse dog, basset! Pijnlijke elleboog, 4 – 5 mnd oud

43 Radius curve syndroom

44 Radius en ulna

45 Polsgewricht Radius/ulna  metacarpaalbeentjes 7 botjes
Verdeeld over 2 rijen  eigenlijk 3 verschillende gewrichten

46 Voorvoet Achtervoet 5 metacarpaalbeentjes
Tenen zijn genummerd! 5 metacarpaalbeentjes 4 of 5 digiti (duim is bijklauwtje) p.50: term wolfsklauw en hubertusklauw worden door elkaar gebruikt maar nooit bij een voorpoot Achtervoet 4 metatarsaalbeentjes 4 digiti Soms (dubbele) wolfsklauw/hubertusklauw (5e teen)

47 De kootjes (falanges zijn genummerd van proximaal naar distaal.
De eerste teen bij de hond en kat heeft maar 2 kootjes (falanges)

48 Latijnse namen?! Achterpoot Lijkt veel op voorpoot
Hangt via bekken vast aan wervelkolom Dijbeen Scheenbeen en kuitbeen Voetwortelbeentjes Middenvoetsbeentjes Tenen Latijnse namen?!

49 Hoe heten hier de gewrichten en welke botten zijn betrokken?
Hond vs paard Hoe heten hier de gewrichten en welke botten zijn betrokken?

50 Bekken 2 helften met elk 3 botten: Darmbeen = os ilium
Zitbeen = os ischium Schaambeen = os pubis Botten met elkaar vergroeid. Symfysis pelvis verbindt li + re Bekkenbanden  sacrum

51

52 Heup dysplasie (HD) Slechte ontwikkeling heupkom en kop femur (bv doordat kop niet diep genoeg in de kom zit) Geeft op den duur arthrose - Bij snel groeiende hond, vooral grote rassen - Kreupelheid, pijnlijkheid - Risico bij te snel groeien of te dik

53 Symfysis pelvis; dunne kraakbeen verbinding die bij vrouwelijke dieren kan uitrekken tijdens de geboorte.

54 Femur Caput femoris = kop Collum femoris = hals Diafyse
2 femur (epi)condylen

55 Kniegewricht

56 Schuifladetest Of TPLO en TTA (verzagingen van het scheenbeen  standverandering)

57 Sprong-/enkelgewricht
Tibia en fibula  metatarsaalbeentjes 7 botjes verdeel over 2 rijen: 1 heel groot botje = hak (aanhechting achillespees)


Download ppt "Hoofdstuk 2 Skelet en skeletspieren = bewegingsapparaat"

Verwante presentaties


Ads door Google